Operation Manual

B
A
4:4
Doorstikken - nr. 1
U kunt de rechte steek naaien met 19 verschillende naaldposities,
zodat u bij het doorstikken de naaivoet altijd langs de stofkant
kunt leiden. De breedte voor het doorstikken bepaalt u door de
naaldpositie.
Gebruik de geleidemarkeringen op de steekplaat of de geleider voor
doorstikken als u verder van de kant van de stof wilt doorstikken. U
steekt de geleider voor doorstikken in opening A en zet die vast met
schroef B.
Rijgsteek - nr. 17
Met steek 17 kunt u rijgen. Wanneer u op het pedaal drukt, naait de
naaimachine één steek. Druk voor elke steek opnieuw op het pedaal.
Uw naaimachine heeft 19 naaldposities die kunnen worden aangepast
met het naaldpositiesymbool en de functieveldtoetsen (5).
Verzink de transporteur en ontkoppel het IDT.
Leg de stof onder de naaivoet.
Naai één steek en verplaats de benodigde hoeveelheid stof naar
achteren. Blijf doorgaan met steek voor steek naaien totdat u klaar
bent met rijgen.
Tip: Dunne stoffen kunt u makkelijker rijgen met lange rechte
steken (6 mm). Gebruik hiervoor steek nr. 1 en laat de machine uw
stof doorvoeren.
Rimpelen met rechte steek - nr. 1
U kunt een rechte steek gebruiken om mouwen, manchetten, rokken
of volants te rimpelen. Voor nette en gelijkmatige plooien kunt u beter
twee of drie rijen rimpelsteken naaien.
Stel uw steeklengte in op 6,0 mm. Verlaag de bovenspanning tot 3.
Markeer de eerste rimpellijn op de goede kant van de stof. Naai
langs deze lijn. Laat aan het begin en het eind van de naad 10 tot 13
cm garen over.
Naai nog één of twee rijen steken en gebruik daarbij de naaivoet als
geleider.
Rimpel de stof door aan de onderdraad te trekken totdat u de
gewenste mate van rimpeling krijgt.
Verdeel de rimpels gelijkmatig en knoop de gareneinden aan elkaar
om de rimpels vast te zetten.