Operation Manual

3:7
Naaien
Naaitechnieken
Handwerk-quiltsteken
Een quilt bestaat meestal uit drie lagen, twee lagen stof met
een laag quiltvoering ertussen.
1. Rijg de quilttop vast aan de voering en de achterkant.
2. Rijg de naald in met onzichtbaar (nylon) garen.
Gebruik rayon- of katoenen garen in een afstekende of
bijpassende kleur in de spoel.
3. Klik de voet vast die door de machine wordt
aanbevolen.
4. Schakel het IDT
™
systeem in.
5. Wanneer u de steek naait, hoort u alleen de
onderdraad te zien. Verhoog de bovendraadspanning
naar behoefte voor het gewenste effect.
Let op: Gebruik naald maat 90 en dunne, zachte katoenen
onderdraad bij het naaien van quiltsteken met een handgemaakt
uiterlijk. Het is mogelijk dat u de draadspanning moet aanpassen
afhankelijk van de gebruikte stof, garen en tussenvulling. Voer
HHQSDDUWHVWHQXLWRSHHQSURHÁDSMHYDQGHVWRIGLHXJDDW
gebruiken en controleer de spanning.
Aanbevolen steken voor een quilt met een
andgemaakt uiterlijk
Steek
4.2
53 54 55 56 57 58 244 245 246 247 248 249 250 251 252 253 254
3.5
44 45 46 47 48 49 – – – – – – – – – – –
Stoppen
Door een gaatje of scheurtje te stoppen voordat het groter
wordt, kunt u een kledingstuk redden. Kies een dunne
draad in een kleur die zo dicht mogelijk bij de kleur van
uw kledingstuk in de buurt komt.
1. Leg uw kledingstuk met versteviging onder de
naaivoet.
2. Selecteer een stopsteek.
3. Begin te naaien boven het gaatje en naai eroverheen.
4. Wanneer u over het gat hebt genaaid, drukt u op de
achteruitnaaitoets om de lengte van de steek in te
stellen.
Uw naaimachine maakt de steek automatisch af.
5. Standaard staat de machine ingesteld om dezelfde
grootte te herhalen tot een stopvierkantje, u kunt
gewoon door blijven naaien. Het herhalingspictogram
is gemarkeerd om aan te geven dat “herhalen” is
ingeschakeld.
Druk op F1 om “herhalen” uit te schakelen.