Operation Manual

2:10
OK
1
91012 14131516 17
18 19 20 21 22 23 24
8
25 26 27
2
3
4
5
6
7
11
Voorbereidingen
Toetsen voor quilt expression
4.2
Naald omhoog/omlaag met indicator (1)
Druk op deze toets om de naald omhoog of omlaag te
bewegen. De instelling van de naaldstoppositie wordt
tegelijkertijd veranderd. Wanneer “naald omlaag” is
ingeschakeld, is het pictogram verlicht, stopt de naald in
de stof en komt de naaivoet omhoog tot draaihoogte.
Natuurlijk kunt u ook het voetpedaal gebruiken om de
naald omhoog of omlaag te brengen.
Steek opnieuw beginnen (2)
Wanneer u in het midden van een steek bent gestopt met
naaien, drukt u op “opnieuw beginnen” om weer vanaf
het begin van de steek verder te naaien zonder eventuele
voorgaande instellingen opnieuw te hoeven uitvoeren.
Als u op de toets “steek opnieuw beginnen” drukt tijdens
het naaien wordt de steek afgemaakt, waarna de machine
stopt.
Snelheidsregeling (3)
Druk op de snelheidstoets om langzamer te naaien. Een
SLFWRJUDPRSKHWJUDÀVFKGLVSOD\JHHIWDDQKRHODQJ]DDP
uw naaimachine zal naaien. Houd de snelheidstoets lang
ingedrukt en gebruik het wiel (16) om de naaisnelheid te
veranderen.
Let op: U kunt geen hogere snelheid dan de standaardsnelheid
selecteren.
Draden afsnijden met indicator (4)
Druk op de toets wanneer u niet naait; de naaimachine
snijdt dan de boven- en onderdraad af en brengt de
naaivoet en naald omhoog.
Om de draad af te snijden voordat de naald naar de
startpositie van de volgende steek gaat, drukt u tijdens
het naaien op de toets “draden afsnijden”. De draad-
afsnijdindicator gaat branden.
Achteruitnaaien (7) met indicator (5)
Druk voordat u begint te naaien op de toets als u
permanent achteruit wilt naaien. De achteruitnaai-
indicator (5) gaat branden en de machine naait
achteruit totdat u opnieuw op de toets drukt.
Als u tijdens het naaien op de toets drukt, naait de
naaimachine achteruit zolang u de toets ingedrukt
houdt. De achteruitnaai-indicator is verlicht
wanneer de achteruitnaaitoets is ingedrukt.
De achteruitnaaitoets wordt ook gebruikt bij
het naaien van knoopsgaten, geprogrammeerde
afhechtingen, stopsteken en tapse cordonsteken om
tussen delen van de steken heen en weer te gaan.
Indicator geprogrammeerd afhechten (6)
De indicator voor het geprogrammeerd afhechten
gaat branden om aan te geven dat er één of
meerdere afhechtopties zijn geactiveerd. De
indicator blijft branden totdat de afhechtopties niet
meer worden gebruikt.
Onmiddellijk afhechten (8)
Als u op de afhechttoets drukt tijdens het naaien,
naait uw machine enkele afhechtsteken en stopt
automatisch.
Afwisselen tussen naaivoet omhoog en extra
hoog (9)
Brengt de naaivoet omhoog en zet de naald in
de hoogste stand. Druk nogmaals op de toets; de
naaivoet gaat omhoog tot de extra hoge stand.