Operation Manual

3:3
1
2
5
3
4
Druk op de alternatieventoets om de
steekpositie en -dichtheid te bekijken
Naaien
Steken aanpassen
Uw machine stelt de beste instellingen in voor
iedere geselecteerde steek. U kunt uw eigen
aanpassingen maken aan de geselecteerde steek.
De instelling heeft alleen invloed op de geselecteerde
steek. Uw veranderde instellingen worden teruggezet
op standaard wanneer u een andere steek selecteert.
De veranderde instellingen worden niet automatisch
opgeslagen wanneer u de machine uitzet.
De ingestelde steekbreedte en de steeklengte
zijn te zien naast de pictogrammen voor iedere
DDQSDVVLQJ:DQQHHUXSUREHHUWGHPLQLPXPRI
maximuminstellingen voor breedte en lengte te
overschrijden, klinkt er een waarschuwingsgeluid.
Let op: De cijfers worden gemarkeerd wanneer de
instelling wordt veranderd.
Steekbreedte (1)
9HUJURRWRIYHUNOHLQGHVWHHNEUHHGWHPHWHQ
Steeklengte (2)
9HUJURRWRIYHUNOHLQGHVWHHNOHQJWHPHWHQ$OV
u een zigzagsteek of een decoratieve steek verlengt,
ZRUGWGHKHOHVWHHNODQJHU$OVXHHQFRUGRQVWHHN
verlengt waarvan de dichtheid kan worden
aangepast, wordt de hele steek langer, maar blijft
de dichtheid hetzelfde.
Steekpositie (3)
Druk op de alternatieventoets om de steekpositie
WH]LHQLQSODDWVYDQGHVWHHNEUHHGWH*HEUXLNGH
WRHWVHQHQRPGHVWHHNQDDUOLQNVRIQDDUUHFKWV
te verplaatsen.
Let op: Dit is alleen mogelijk wanneer u een steek
gebruikt die smaller dan 9 mm is. U kunt de steekbreedte
verminderen om de steek indien nodig smaller te maken.
Steekdichtheid (4)
Druk bij cordonsteken op de alternatieventoets om
de dichtheid te zien in plaats van de steeklengte.
1XZRUGWPHWGHWRHWVHQHQYDQGHVWHHNOHQJWH
de dichtheid aangepast. De dichtheid heeft geen
invloed op de werkelijke lengte van de hele steek.
Let op: Dit wordt vaak gebruikt bij speciaal garen en
wanneer voor een minder dichte cordonsteek wordt
gekozen. Als u een knoopsgat hebt geselecteerd, toont
KHWJUDÀVFKGLVSOD\VWDQGDDUGGHGLFKWKHLGVLQVWHOOLQJLQ
plaats van de steeklengte.
Draadspanning (5)
9RRUPRRLHHQGXXU]DPHVWHNHQPRHWXFRQWUROHUHQ
of de bovendraadspanning goed is afgesteld; voor
algemeen naaien wil dat dus zeggen dat de draden
WXVVHQGHVWRÁDJHQYHUNQRSHQ
$OVGHRQGHUGUDDG]LFKWEDDULVRSGHERYHQNDQW
van de stof, is de bovendraadspanning te hoog.
9HUODDJGHERYHQGUDDGVSDQQLQJ
$OVGHERYHQGUDDG]LFKWEDDULVRSGHRQGHUNDQW
van de stof, is de bovendraadspanning te laag.
9HUKRRJGHERYHQGUDDGVSDQQLQJ
9RRUGHFRUDWLHYHVWHNHQHQNQRRSVJDWHQPRHWGH
bovendraad zichtbaar zijn aan de onderkant van de
stof.
Voor 4.2: Uw naaimachine stelt elektronisch een
draadspanning in voor de geselecteerde steek. Zie
pagina 2:16 voor instructies voor het handmatig
veranderen van de instelling.
Voor 3.2: 'UXNRSGHLQIRWRHWV*HEUXLNGH
aanbevolen draadspanningsinstelling die op het
JUDÀVFKGLVSOD\VWDDW'UDDLDDQGHJHQXPPHUGH
draadspanningsknop om de spanning in te stellen.