Operation Manual

1
2
3
4
5
6
7
8
Reeksen
Het alfabet gebruiken
1. U kunt de cursor met de pijltoetsen links
en rechts op het wiel naar de plaats op het
stekengebied (2) brengen waarop u een letter
wilt toevoegen.
2. Gebruik de pijltoets omlaag om door de
reeksopdrachten (3) naar het alfabet (4) te
gaan. Selecteer een letter met de pijltoetsen
en druk op OK om de letter in te voegen. De
letter wordt op de plaats van de cursor in het
stekengebied gezet.
Let op: De geselecteerde letter van het alfabet wordt
gemarkeerd.
Tekenset en lettertype selecteren
Druk op F1 om de tekenset (7) op hoofdletters
of kleine letters, normale of speciale letters en
symbolen te zetten.
Druk op F2 om van lettertype te veranderen (8).
Tekst en steken aanpassen
U kunt de gewenste steek spiegelen, de lengte (6)
en breedte (5) ervan aanpassen of de dichtheid
en de steekpositie veranderen. De aanpassingen
werken hetzelfde als in de naaimodus. Zie pagina
3:2 - 3:4.
Wanneer u een waarde hebt veranderd, worden de
cijfers op het graÀ sch display gemarkeerd om aan
te geven dat het niet de standaardwaarde is.
Let op: De aanpassingen hebben alleen invloed op de
steek bij de cursorpositie. Als u terugkeert naar de
naaimodus, hebben alle aanpassingen die daar zijn
gemaakt invloed op de hele reeks en worden ze niet
opgeslagen.
Een steek of letter uit een reeks verwijderen
Als u een steek wilt verwijderen, brengt u de
cursor naar die steek en drukt u op de toets
“verwijderen”.
Breng de cursor links naast de eerste positie en
druk op de toets “wissen” om de hele reeks van het
stekengebied te verwijderen.
4:2