Operation Manual

8:9
20A
B
C
D
E
F
Borduurmodus – bewerken
Meer opties (20)
Raster (A)
Druk op het rasterpictogram (A) om een raster op
het borduurgebied in/uit te schakelen. Het raster
wordt gebruikt als richtlijn bij het combineren
of plaatsen van motieven. De afstand tussen de
rasterlijnen is gelijk aan 20 mm. Als u inzoomt op
het borduurmotief, neemt de afstand tussen deze
lijnen af tot 10 mm en 5 mm, aangegeven met
lichtere lijnen.
Achtergrondkleur (B)
Druk op het pictogram voor de achtergrondkleur
(B) om de actieve achtergrondkleur van het bor-
duurveld te veranderen. Er verschijnt een venster
waarin u uit 64 verschillende kleuren kunt kiezen.
Achtergrondstof (C)
Druk op het pictogram voor de achtergrondstof
(C) om de achtergrondstof in/uit te schakelen.
Wanneer dit is ingeschakeld, verschijnt er een
stofachtergrond van het borduurveld. Gebruik het
pictogram voor de achtergrondkleur (B) om de
kleur van de stof te veranderen.
Driedimensionale weergave (D)
Druk op het pictogram voor driedimensionale
weergave (D) om een driedimensionale weergave
van de borduurmotieven in het borduurgebied aan
of uit te schakelen.
De borduurmotieven worden standaard
tweedimensionaal weergegeven in het
borduurveld. In tweedimensionale weergave
worden de borduurmotieven sneller op het
scherm geladen en zijn de kleurblokken in het
borduurmotief beter te zien. De instelling van de
weergave blijft ook geselecteerd wanneer u uw
machine uitzet.
Naar de parkeerpositie (E)
Druk op het pictogram voor de parkeerpositie
(E) om de borduurarm naar de parkeerpositie te
brengen om de borduureenheid op te bergen.
De ring moet eerst worden verwijderd om schade
te voorkomen.
Huidige status herstellen (F)
Druk op 'huidige status herstellen' (F) om
automatisch van 'borduurmotief bewerken' naar
'borduren' te gaan. Wanneer het motief opnieuw is
geladen, start u te borduren waar u was gestopt.
Als een motief naar 'borduurmotief bewerken'
wordt geladen wanneer u de huidige status
herstelt, wordt dat verwijderd.