Operation Manual

8:10
A
B
C
D
E
F
Borduurmodus - bewerken
Meer opties (24)
Raster (A)
Druk op het rasterpictogram (A) om een raster op
het borduurgebied in/uit te schakelen. Het raster
wordt gebruikt als richtlijn bij het combineren
of plaatsen van motieven. De afstand tussen de
rasterlijnen is gelijk aan 20 mm. Als u inzoomt op
het borduurmotief, neemt de afstand tussen deze
lijnen af tot 10 mm en 5 mm, aangegeven met
lichtere lijnen.
Achtergrondkleur (B)
Druk op het pictogram voor de
achtergrondkleur (B) om de actieve
achtergrondkleur in het borduurgebied te
veranderen. Er verschijnt een venster waarin u uit
64 verschillende kleuren kunt kiezen.
Achtergrondstof (C)
Druk op het achtergrondstof-pictogram (C)
om de achtergrond in/uit te schakelen. Als er
een stofstructuur is geactiveerd, wordt deze
weergegeven in het borduurgebied. Gebruik het
pictogram voor achtergrondkleur (B) om de kleur
van de stof te veranderen.
Naar de parkeerpositie (D)
Druk op het pictogram voor de parkeerpositie (E)
om de borduurarm naar de parkeerpositie te
brengen om de borduureenheid op te bergen.
De ring moet eerst worden verwijderd om schade te
voorkomen.
Driedimensionale weergave (E)
Druk op het pictogram voor driedimensionale
weergave (D) om een driedimensionale weergave
van de borduurmotieven in het borduurgebied in of
uit te schakelen.
Standaard worden de borduurmotieven
weergegeven in tweedimensionale weergave in
het borduurgebied. In tweedimensionale weergave
worden de borduurmotieven sneller op het
scherm geladen en zijn de kleurblokken in het
borduurmotief beter te zien. De weergave-instelling
blijft ook geselecteerd wanneer u de machine uitzet.
Huidige status herstellen (F)
Druk op “huidige status herstellen” (F) om
automatisch van Borduurmotief bewerken naar
Borduren te gaan. Wanneer het motief opnieuw is
geladen, start u te borduren waar u was gestopt.
Als een borduurmotief naar Borduurmotief
bewerken wordt geladen wanneer u de huidige
status herstelt, wordt dat verwijderd.