Operation Manual

2:6
D
E
C
B
F
A
C
B
A
Voorbereidingen
De tweelingnaald inrijgen
Vervang de normale naald door een tweelingnaald.
Zorg ervoor dat de naaivoet en de naald zich in de
hoogste stand bevinden.
1. Schuif het garen op de garenpen en zet deze
vast met een passende garenschijf. Breng de
extra garenpen omhoog. Schuif een grote
garenschijf en een vilten onderlegger op de pen.
Schuif tweede naaigaren op de garenpen.
Let op: Houd de draad met beide handen vast om te
voorkomen dat de draad slap hangt tijdens het inrijgen.
Zo bent u ervan verzekerd dat de draad in de juiste
positie ligt voor de inrijgbaan.
2. Trek de draden van voren naar achteren
door de draadgeleider (A). Zorg ervoor dat
de draden op hun plaats klikken. Trek de
draden dan onder de spoelgeleider voor het
opspoelen (B) op de voorspanningsschijf (C).
3. Rijg de draad omlaag door de rechter inrijggleuf
en dan omhoog door de linker inrijggleuf. Zorg
ervoor dat u de ene draad langs de linkerkant
en de andere draad langs de rechterkant van
spanningsschijf (F) leidt.
4. Breng de draden vanaf de rechterkant in de
draadhefboom (D) en omlaag in de linker
inrijggleuf. Zorg ervoor dat één draad door de
draadgeleider bij de naald (E) gaat en de andere
draad aan de buitenkant daarvan. Zorg er ook
voor dat de draden niet in elkaar draaien.
5. Rijg de draad door de naalden.
Let op: Activeer “tweelingnaald” en selecteer de juiste
tweelingnaaldbreedte in het instellingenmenu. Hierdoor
wordt de breedte van alle steken voor die naaldgrootte
beperkt om schade aan de steekvoet en naald te
voorkomen.
Draadsensor
Als de bovendraad breekt of de onderdraad op is,
stopt de machine en verschijnt er een pop-up op het
scherm.
Als de bovendraad breekt: rijg de machine opnieuw
in en druk op OK in de pop-up. Als de on derdraad
op is: vervang het spoeltje door een volle en ga
verder met naaien.