Operation Manual
1
10 11 12 14 13 15 16 17 18
19 20 21 22 23 24 25
9
26 27 28
2
3
4
5
6
7
8
Voorbereidingen
Toetsen
Naald omhoog/omlaag met indicator (1)
Druk op deze toets om de naald omhoog of omlaag
te bewegen. De instelling van de naaldstoppositie
wordt tegelijkertijd veranderd. Wanneer “naald
omlaag” is ingeschakeld, is het pictogram verlicht,
stopt de naald in de stof en komt de naaivoet
omhoog tot draaihoogte.
Natuurlijk kunt u ook het voetpedaal gebruiken
om de naald omhoog of omlaag te brengen.
Steek opnieuw beginnen (2)
Wanneer u in het midden van een steek bent
gestopt met naaien, drukt u op 'steek opnieuw
beginnen' om weer vanaf het begin van de steek
verder te naaien zonder eventuele voorgaande
instellingen opnieuw te hoeven uitvoeren.
Als u op de toets “steek opnieuw beginnen” drukt
tijdens het naaien wordt de steek afgemaakt,
waarna de machine stopt.
Snelheidsregeling (3)
Druk op de snelheidstoets om langzamer te naaien.
Een pictogram op het graÀ sch display geeft aan
hoe langzaam uw naaimachine zal naaien. Houd
de snelheidstoets lang ingedrukt en gebruik het
wiel (15) om de naaisnelheid te veranderen.
Let op: U kunt geen hogere snelheid dan de
standaardsnelheid selecteren.
Draden afsnijden met indicator (4)
Druk op de toets wanneer u niet naait; de
naaimachine snijdt dan de boven- en onderdraad af
en brengt de naaivoet en naald omhoog.
Om de draad af te snijden voordat de naald naar
de startpositie van de volgende steek gaat, drukt u
tijdens het naaien op de toets “draden afsnijden”.
De draad-afsnijdindicator gaat branden.
Start/stop (5)
Druk op deze toets om de machine te starten en te
stoppen zonder het voetpedaal te gebruiken. Druk
eenmaal op de toets om te starten en nogmaals om
te stoppen.
Achteruitnaaien (8) met indicator (6)
Druk voordat u begint te naaien op de toets als u
permanent achteruit wilt naaien. De achteruitnaai-
indicator (6) gaat branden en de machine naait
achteruit totdat u opnieuw op de toets drukt.
Als u tijdens het naaien op de toets drukt, naait de
naaimachine achteruit zolang u de toets ingedrukt
houdt. De achteruitnaai-indicator is verlicht
wanneer de achteruitnaaitoets is ingedrukt.
De achteruitnaaitoets wordt ook gebruikt bij
het naaien van knoopsgaten, geprogrammeerde
afhechtingen, stopsteken en tapse cordonsteken om
tussen delen van de steken heen en weer te gaan.
Indicator geprogrammeerd afhechten (7)
De indicator voor het geprogrammeerd afhechten
gaat branden om aan te geven dat er één of
meerdere afhechtopties zijn geactiveerd. De
indicator blijft branden totdat de afhechtopties niet
meer worden gebruikt.
Onmiddellijk afhechten (9)
Als u op de afhechttoets drukt tijdens het naaien,
naait uw machine enkele afhechtsteken en stopt
automatisch.
Afwisselen tussen naaivoet omhoog en extra
hoog (10)
Brengt de naaivoet omhoog en zet de naald in
de hoogste stand. Druk nogmaals op de toets; de
naaivoet gaat omhoog tot de extra hoge stand.
2:12