Operation Manual
6/10 Gehele of gedeeltelijke reproductie of vertaling verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Peugeot Motocycles
FR
GB
DE
IT
ES
NL
GR
SE
PT
FI
DK
BEDIENINGEN
1. Knop toeter
2. Knop stadslicht/koplamp
De knop stadslicht/koplamp beschikt over 3 functies
:
A.Groot licht
B.Dimlichten
C.Knipperen met groot licht. (Passeren)
3. Knop knipperlichten
Druk op de knop om aan te geven dat u van richting
verandert (C) :
• Ofwel naar rechts.
• Ofwel naar links.
Druk, om het knipperen te onderbreken, nogmaals op de
knop. (C)
4. Startknop
FUNCTIES VAN DE
SLEUTELSCHAKELAAR
A. De motor is uitgeschakeld. Het elektrische circuit is
uitgeschakeld. De sleutel kan verwijderd worden.
B. Het elektrische circuit is ingeschakeld. De motor kan gestart
worden. De sleutel kan niet verwijderd worden.
C. Het elektrische circuit is uitgeschakeld. Het stuur staat naar
links. De stuurinrichting kan geblokkeerd worden. De sleutel
kan verwijderd worden.
D. Door de sleutel in deze stand te zetten kunt u het zadel
openen met behulp van een kabelsysteem.
CONTROLES VÓÓR GEBRUIK
De gebruiker dient zelf te controleren of het voertuig zich in
goede staat bevindt. Bepaalde beveiligingen kunnen
beschadigingen of slijtage vertonen, zelfs als het voertuig niet
gebruikt wordt. Het langdurig blootstaan aan slechte
weersomstandigheden kan bijvoorbeeld leiden tot een oxidati
e
van het remsysteem of het dalen van de banddruk hetgeen
ernstige gevolgen kan hebben. Naast een eenvoudige visuele
controle is het dus van groot belang de volgende
punten vóór
elk gebruik te controleren.
Deze controles nemen slechts weinig tijd in
beslag maar dragen op doelmatige wijze aan het
behoud van een correcte werkstaat van het
voertuig voor een betrouwbaar en tevens veilig
gebruik.
Indien een onderdeel in de lijst van te controleren punten niet
op correcte wijze werkt, dient u het door uw erkende dealer te
laten controleren en indien nodig te laten repareren alvorens
het voertuig te gebruiken.
CONTROLE VÓÓR VERTREK
• Controleer het brandstofpeil.
• Controleer het motoroliepeil.
• Controleer de werking van de verlichting, de knipperlichten,
de toeter en het stoplicht.
• Controleer de slijtage en de staat van de banden.
• Controleer de bandenspanning.
• Controleer de goede werking van de gashendel.
• Controleer de soepele werking van de middenstandaard.
• Controleer de afstelling van de achteruitkijkspiegels.
• Controleer de werking en de slag van de remhendels.
Indien een remhendel een slappe indruk geeft bij
het bedienen ervan :
•Bij een hydraulische hendel is het noodzakelijk
deze onmiddellijk door een erkende dealer te
laten controleren.
•Bij een mechanische hendel dient u de spanning
bij te stellen door de stelmoer van de
bedieningshendel aan te draaien.
PASSING
9
10
11
B
A
2
3
1
C
8
4
P
U
S
H
I
G
N
I
T
I
O
N
B
A
D
C
OPEN
1
NOTICE_KISBEE_06A.mif Page 6 Dimanche, 18. avril 2010 5:
38 17










