Operation Manual
152
5
Bewerken en afdrukken
5
Druk op de knop 4.
De uitgesneden opname wordt onder een nieuwe bestandsnaam opgeslagen.
De resolutie wordt automatisch geselecteerd op basis van de grootte van de
bijgesneden afbeelding. De opname wordt opgeslagen met hetzelfde
kwaliteitsniveau als het origineel.
Opnamen worden zo verwerkt dat de grootte wordt gereduceerd van gezichten
die tijdens het opnemen werden gedetecteerd met de functie Gezichtsherkenning
(p.74), zodat deze kleiner lijken.
1
Activeer de stand Q en kies met de vierwegbesturing (45)
de opname die u wilt bewerken.
2
Selecteer k (Klein-gezichtfilter) in het weergavepalet met de
vierwegbesturing (2345).
3
Druk op de knop 4.
Er worden gezichtsdetectiekaders weergegeven voor gezichten die kunnen
worden verwerkt.
Ga verder met stap 6 als er slechts één gezichtsherkenningskader is.
4
Selecteer met de
vierwegbesturing (2345) een
gezicht dat u wilt verwerken.
Een groen kader geeft het gezicht aan dat
moet worden verwerkt.
5
Druk op de knop 4.
6
Gebruik de vierwegbesturing
(45) om de reductieverhouding
te wijzigen.
F Circa 5 %
G Circa 7 %
H Circa 10 %
Opnamen zodanig verwerken dat gezichten
kleiner lijken
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OKMENU
MENU
MENU
Stop
Stop
Stop










