Operation Manual
109
3
Opnamen maken
Aanpassing van de algehele helderheid van de opname.
Met deze functie kunt u opzettelijk over- of onderbelichte opnamen maken.
1
Selecteer [Belicht. corr.] in het menu [A Opnemen] met de
vierwegbesturing (23).
2
Selecteer de LW-waarde met de vierwegbesturing (45).
Kies een positieve (+) waarde voor lichte opnamen. Kies een negatieve (–)
waarde voor donkere opnamen.
U kunt een belichtingscorrectiewaarde kiezen tussen –2,0 en +2,0 LW in
stappen van 1/3 LW.
Hiermee wordt het dynamische bereik vergroot en wordt voorkomen dat zich
heldere en donkere gebieden voordoen. Met [Hooglichtcor.] wijzigt u de heldere
gebieden als het beeld te helder is en met [Schaduwcorrectie] wijzigt u de
donkere gebieden als het beeld te donker is.
1
Selecteer [Inst, D-range] in het menu [A Opnemen] met de
vierwegbesturing (23).
2
Druk op de vierwegbesturing (5).
Het scherm [Inst. D-range] verschijnt.
3
Gebruik de vierwegbesturing
(23) om [Hooglichtcor.] of
[Schaduwcorrectie] te
selecteren.
De belichting instellen (Belichtingscorrectie)
• Als een histogram wordt weergegeven in de foto-opnamestand of
weergavestand, kunt u controleren of de belichting correct is (p.33).
• In sommige opnamestanden kan Belicht. corr. niet worden geselecteerd.
Zie “Beschikbare functies voor elke opnamefunctie” (p.228) voor details.
De instelling van de belichtingscorrectie opslaan 1p.127
De helderheid corrigeren (Instelling D-Range)
MENU
Inst, D-range
Hooglichtcor.
Schaduwcorrectie










