Operation Manual
137
8
Bijlage
Niet scherp-
gesteld op
onderwerp
Onderwerp waarop moeilijk
kan worden scherpgesteld
Onderwerpen waarop moeilijk automatisch kan
worden scherpgesteld: objecten met weinig
contrast (blauwe lucht, witte muren, enz.),
donkere objecten, objecten met fijngedetailleerde
patronen, snel bewegende objecten,
landschappen door een raam of net, enz. Stel
scherp op een ander object op dezelfde afstand
(houd de ontspanknop tot halverwege
ingedrukt), richt opnieuw op het onderwerp en
druk de ontspanknop helemaal in. U kunt ook
de handmatige scherpstelfunctie gebruiken.
Onderwerp bevindt zich niet
in scherpstelzone
Plaats onderwerp in scherpstelkader
(scherpstelzone) in midden van LCD-monitor.
Als het onderwerp buiten de scherpstelzone valt,
richt u de camera op het onderwerp en
vergrendelt u de scherpstelling (houd de
ontspanknop tot halverwege ingedrukt).
Kader het beeld vervolgens opnieuw uit en druk
de ontspanknop helemaal in.
Onderwerp is te dichtbij Stel scherpstelfunctie in op q (macro) of
r (supermacro). (blz.72)
Scherpstelfunctie is
ingesteld op q (macro) of
r (supermacro)
Normale opnamen worden niet scherp
weergegeven als de scherpstelfunctie is
ingesteld op q (macro) of r (supermacro).
Flitser gaat
niet af
Flitsfunctie is uitgeschakeld Stel de flitsfunctie in op automatisch of b.
(blz.75)
Opnamefunctie is ingesteld
op C, serieopnamen,
supermacro, oneindig/
landschap J (museum),
(sport) of N
(onderwaterfilmopname)
Bij deze functies werkt de flitser niet. U kunt
de instelling flitser-uit opheffen voor de functies
J (museum) en (sport).
Probleem Oorzaak Oplossing










