Operation Manual

16
1
Voorbereidingen
De camera aanzetten
Plaats de batterijen in de camera. Gebruik twee batterijen van het type AA alkaline,
AA lithium, AA Ni-MH of AA nikkel/mangaan of één batterij van het type CR-V3.
1 Open de batterijklep.
Schuif de batterijklep in de door de pijl aangegeven richting en til de klep
omhoog .
2 Plaats de batterijen volgens de poolaanduidingen (+) en (–) in
het batterijcompartiment.
3 Sluit de batterijklep en schuif de klep weer op zijn plaats tot
deze vastklikt.
De batterijen in de camera plaatsen
Als u van plan bent de camera langdurig continu te gebruiken, wordt gebruik van de
(optionele) netvoedingsadapter D-AC5 aanbevolen. (blz.18)
De volgende typen batterijen zijn niet oplaadbaar: AA alkaline, AA lithium, AA nikkel/
mangaan en CR-V3.
Open de batterijklep niet en verwijder de batterijen niet wanneer de camera aan staat.
Als u de camera langere tijd niet denkt te gebruiken, verwijder dan de batterijen. Als dit
niet gebeurt, kunnen de batterijen gaan lekken.
De foutmelding “Battery depleted” (Batterij leeg) verschijnt wanneer u de camera voor
het eerst inschakelt of nadat u de batterijen hebt vervangen wanneer de batterijen lange
tijd niet in de camera zijn geplaatst. Dit is echter geen fout. Wacht even en schakel de
camera opnieuw in. Nu zal de camera op de normale wijze worden ingeschakeld. Als dit
gebeurt, bestaat de kans dat de datum en tijd, opnamepixels en andere instellingen zijn
teruggezet op de fabriekswaarden. Stel de verschillende instellingen opnieuw in
volgens procedures in “De opnamefuncties instellen” (blz.65 tot en met 65) en “Camera-
instellingen” (blz.116 tot en met 129).
Plaats de batterijen op de juiste wijze. Als de batterijen verkeerd zijn geplaatst, kunnen
er storingen optreden of werkt de camera niet. Maak ook de contactpunten van de
batterijen zorgvuldig schoon.
(bij gebruik van een CR-V3 batterij)
22
1
1
2
(bij gebruik van AA-batterijen)
1
2