Operation Manual

71
4
Opnamen maken
De opnamefuncties instellen
Scherpstelinstelling
De scherpstelinstelling selecteren
= Autofocusfunctie
De camera stelt scherp op het onderwerp in het AF-veld
wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt.
Gebruik deze functie wanneer de afstand tot het onderwerp
meer dan 35 cm bedraagt.
q
Macrofunctie
Deze functie wordt gebruikt wanneer de afstand tot
het onderwerp ca. 12 – 40 cm is. De camera stelt scherp op
het onderwerp in het AF-veld wanneer de ontspanknop tot
halverwege wordt ingedrukt.
r
Super Macro-functie
Deze functie wordt gebruikt wanneer de afstand tot
het onderwerp ca. 6 – 15 cm is. De camera stelt scherp op
het onderwerp in het AF-veld wanneer de ontspanknop tot
halverwege wordt ingedrukt.
Panoramafunctie
Deze functie wordt gebruikt voor het maken van opnamen
waarop de onderwerpen zowel dichtbij als ver weg zijn, of
wanneer moeilijk kan worden scherpgesteld op het onderwerp.
U kunt de scherpstelling van een onderwerp binnen de volgende
bereiken aanpassen.
Bij het maken van foto’s:
ca. 2,3 m –
(volledige groothoekstand),
ca. 9,3 m –
(volledige telestand)
Bij het maken van video-opnamen:
ca. 0,9 m –
(volledige groothoekstand),
ca. 3,7 m –
(volledige telestand)
s
Oneindig-functie
Deze functie wordt gebruikt voor het fotograferen van objecten
in de verte.
z
Handmatig
scherpstellen
De scherpstelling wordt handmatig aangepast met
de vierwegbesturing.
De scherpstelinstelling opslaan 1blz.99
Vierwegbesturing
OK-knop