Operation Manual

114
5
Functiereferentie
De kleur van het onderwerp is afhankelijk van de lichtbron. Het wit van een onderwerp zal bij
daglicht bijvoorbeeld anders zijn dan bij lamplicht. In camera’s die met film werken, wordt dit
opgevangen door een andere film te gebruiken of filters te monteren. Bij digitale camera’s
wordt dit opgevangen met instelling van de witbalans. De standaardinstelling is F (Auto).
* De kleurtemperatuur (K) is een benadering en vormt geen indicatie van de exacte kleuren.
* De witbalans wordt aangepast op basis van vooraf voor de camera ingestelde waarden,
als u kiest voor een van de instellingen G (Daglicht), H (Schaduw), ^ (Bewolkt),
J (Neonlicht), I (Lamplicht) of b (Flitser).
Stel [Witbalans] in het functiemenu in. (p.104)
Witbalans instellen
F
Auto Past de witbalans automatisch aan. (Circa 4000 tot 8000K)
G
Daglicht Voor het maken van opnamen bij zonlicht. (Circa 5200K)
H
Schaduw Voor het maken van opnamen in de schaduw. (Circa 8000K)
^
Bewolkt Voor het maken van opnamen op bewolkte dagen. (Circa 6000K)
J
Neonlicht
Voor het maken van opnamen bij neonlicht. U kunt kiezen uit W (wit)
(circa 4200K), N (neutraal wit) (circa 5000K), en D (daglicht). (Circa 6500K)
I
Lamplicht Voor het maken van opnamen bij elektrisch licht of ander lamplicht. (Circa 2850K)
b
Flitser Voor het maken van opnamen met de ingebouwde flitser. (Circa 5400K)
K
Handmatig
Gebruik deze functie voor het maken van opnamen waarbij u de witbalans
handmatig wilt aanpassen.
Zie p.115 voor handmatige aanpassing.
De witbalans kan niet worden gewijzigd in de Picture-functie en de stand H (p.47).
OK
OK
OK
OK
Witbalans
Witbalans
Auto
Auto
Witbalans
Auto
e
_
kb411
.
book
Page
114
Monday
,
February
5
,
2007
2:21
PM