Operation Manual
14 van 62
5. Aansluiten
Voor betere oriëntatie vouwt u de linker binnenkant van de kaft met de tekeningen
open, om de locaties van de beschreven aansluitingen te vinden.
OPMERKING!
De opgenomen apparaten maken mogelijk geen deel uit van de leve-
ring! Alle genoemde aansluitingen zijn optioneel en niet noodzakelijker-
wijs bij uw PC voorhanden.
5.1. Kabelverbindingen maken
Let op de volgende tips om uw PC naar behoren en veilig aan te sluiten:
• Plaats de kabels zodanig dat niemand erop kan stappen of erover kan struikelen.
• Plaats geen voorwerpen op de kabel, omdat die anders beschadigd kan raken.
• Laat geen grote krachten, bijvoorbeeld van de zijkant, op plugverbindingen
werken. Dit leidt anders tot schade aan en in uw apparaat.
• Gebruik bij het aansluiten van kabels en stekkers geen geweld en let op de cor-
recte oriëntatie van de stekkers.
• Wanneer u een aansluitkabel van uw apparaat losmaakt, trek hem dan aan de
stekker eruit, niet aan de kabel.
• Voorkom kortsluiting en kabelbreuk door de kabel niet plat te drukken of sterk
te buigen.
• Sluit randapparatuur zoals toetsenbord, muis, monitor, enz. alleen aan wanneer
de PC is uitgeschakeld, om beschadigingen aan de PC of de apparaten te voor-
komen. Sommige apparaten kunnen ook worden aangesloten als de computer
aan staat.
Dit is meestal het geval met apparaten met een USB-aansluiting. Volg in ieder
geval de instructies op van de bijbehorende gebruikershandleiding.
• Houd minstens één meter afstand van hoogfrequente en magnetische storings-
bronnen (TV-toestel, luidsprekers, mobiele telefoon, DECT-telefoons, enz.) om
functionele storingen en gegevensverlies te voorkomen.
• Let erop, dat in verbinding met deze PC uitsluitend afgeschermde kabels van
korter dan 3 meter voor de externe interfaces gebruikt mogen worden. Gebruik
in het geval van printerkabels alleen dubbel afgeschermde kabels.
• Verwissel de meegeleverde kabels niet. Gebruik uitsluitend de bij de levering in-
begrepen kabels, omdat die in onze laboratoria uitgebreid zijn onderzocht.
• Gebruik voor de aansluiting van uw randapparatuur eveneens uitsluitend de
met de apparaten meegeleverde aansluitkabels.
• Zorg ervoor dat alle verbindingskabels met de daarbij behorende randapparatu-
ur zijn verbonden, om storende straling te voorkomen. Verwijder de niet beno-
digde kabels.
• Aan de PC mogen alleen apparaten worden aangesloten die voldoen aan de
norm EN60950 "Veiligheid van computersystemen" of de norm EN60065 "Veilig-
heidseisen - audio-, video- en soortgelijke elektronische apparatuur".