Operation Manual

56
NL BE
een vochtige omgeving of op
een nat gazon. Werk alleen in
daglicht of op een goed ver-
lichte plek.
Werk niet met het apparaat als
u moe of niet geconcentreerd
bent of na de inname van al-
cohol of geneesmiddelen. Las
steeds tdig een werkpauze in.
Ga verstandig te werk.
Let er tdens het werken op dat
u stevig staat, vooral wanneer
u op een helling staat. Werk op
een helling steeds in dwarsrich-
ting, nooit omhoog of omlaag.
Ga altd uiterst voorzichtig te
werken wanneer u op een hel-
ling de maairichting verandert.
Werk niet op te steile hellingen.
Beweeg het apparaat altd
in staptempo. Ga altd uiterst
voorzichtig te werk wanneer u
het apparaat omkeert, naar u
toe trekt of achteruit beweegt.
Schakel het apparaat voorzich-
tig en volgens de instructies
van de gebruiksaanwzing in.
Bewaar voldoende afstand tus-
sen uw voeten en de roterende
messen.
Houd het apparaat tdens
het opstarten niet gekanteld,
behalve als dit nodig is b het
opstarten in hoog gras. Doe in
dat geval het apparaat kantelen
door op de grpstang te druk-
ken zodat de voorwielen van
het apparaat enigszins worden
opgetild. Controleer altd of uw
beiden handen zich in de juiste
werkpositie bevinden voordat u
het apparaat weer op de grond
neerzet.
Werk nooit zonder de grasop-
vangbak of zonder stootbeveili-
ging. Blf altd uit de buurt van
de uitworp-opening.
Start de motor niet op terwl u
voor de uitworpschacht staat.
Let op! De messen blven na-
lopen. Er bestaat een risico
op verwondingen.
Hef het apparaat niet op of
transporteer het niet terwl de
motor nog draait. Schakel het
apparaat uit voordat u het voor
transport kantelt, voordat u het
over andere ondergronden
dan gazon rdt en voordat u
het heen en terug naar het te
maaien gazon rdt.
Houd de grasuitworp-opening
altd schoon en vr. Verwder
het maaiafval pas wanneer het
apparaat stilstaat.
Laat het apparaat nooit zonder
toezicht achter op uw werkplek.
Werk niet met een beschadigd,
onvolledig of zonder toestem-
ming van de fabrikant omge-
bouwd apparaat. Gebruik het
apparaat nooit wanneer de
veiligheidsvoorzieningen of
-panelen zoals de stootbeveili-
ging en/of de grasopvangbak
beschadigd zn of ontbreken.
Overbelast het apparaat niet.
Werk uitsluitend binnen het
vermelde vermogensbereik en
verander de instellingen van de
motor niet. Gebruik apparaten
met een laag vermogen niet
voor zware werkzaamheden.