Operation Manual

26
NL BE
Let erop dat de netspanning met de op
het typeaanduidingplaatje vermelde ge-
gevens overeenstemt.
Sluit het apparaat zoveel mogelk slechts
op één stopcontact met beschermings-
inrichting voor een correcte stroom
(FI-schakelaar) met een gemeten stroom
van niet meer dan 30 mA aan.
Controleer telkens vóór gebruik het
apparaat en de netaansluitleiding met
stekker op beschadigingen. Vermd
aanrakingen van het lichaam met on-
derdelen, die met de aarde verbonden
zn (bvoorbeeld metalen omheinin-
gen, metalen palen).
De koppeling van het verlengsnoer
moet tegen spatwater beschermd zn,
uit rubber bestaan of met rubber be-
kleed zn. Maak uitsluitend gebruik
van verlengsnoeren, die voor het
gebruik in de open lucht bestemd zn
en dienovereenkomstig geïdenticeerd
zn. De dwarsdoorsnede van het ver-
lengsnoer moet minstens 2,5 mm² bedra-
gen. Rol een kabelhaspel vóór gebruik
steeds volledig af. Controleer de kabel
op beschadigingen.
Houd de kabel op een veilige afstand
van de actieradius en breng de kabel in
principe achter de met de bediening be-
laste persoon.
Om het verlengsnoer aan te brengen,
dient u van de daarvoor bestemde
snoerontlasting gebruik te maken.
Draag het apparaat niet b de kabel.
Gebruik de kabel niet om de stekker uit
het stopcontact te trekken. Bescherm de
kabel tegen hitte, olie en scherpe kanten.
Beschadigde kabels, koppeling en stek-
ker of aansluitleidingen, die niet aan
de voorschriften beantwoorden, mogen
niet gebruikt worden. Trek in geval van
beschadiging van de voedingskabel on-
middellk de stekker uit het stopcontact.
Raak in geen geval de netkabel aan,
zo lang de netstekker niet uit het stop-
contact is verwderd.
Als het netsnoer van dit apparaat
beschadigd wordt, moet het door de
fabrikant of door zn klantenservice-
afdeling of door een gelkwaardig
gekwaliceerde persoon vervangen
worden om gevaren te vermden.
Gebruik het apparaat niet als de
schakelaar niet kan worden in- of uit-
geschakeld. Beschadigde schakelaars
moeten b ons servicepunt (kk op
pagina 35) worden vervangen.
Controleer telkens vóór gebruik de ne-
taansluitleiding en de verlengkabel op
schade en veroudering. Gebruik het
apparaat niet als de kabel beschadigd
of versleten is.
Montageinstructies








Pak het apparaat uit en controleer, of het
compleet is:
A
5 motorgedeelte van de bladbla-
zer met buis
2 Loofzuiger-motordeel
18 Tweedelige buis
22 Vlakke sproeier
1 Draagriem
3 + 4 Montagemateriaal