$type.subName
Wissel- en gelijkstroomkabels aansluiten
Bevestigen op DIN-rail
Voer de montage uit in de hieronder aangegeven volgorde. Haak (b) moet onder-
aan komen.
1
Plaats de haken (a) op de DIN-rail (
A
).
2
Trek de hendel omlaag en houd deze daarbij vast (
B
).
3
Zet haak (b) vast aan de DIN-rail (
C
).
Haak (a)
A
B
C
Haak (b)
De voedingseenheid en camera installeren
Belangrijk:
● Registreer de camera bij het hoofdmonitorstation voordat u de installatie uitvoert. ( ommezijde)
● Niet aan het plafond bevestigen.
● Niet installeren op plaatsen die rechtstreeks zijn blootgesteld aan water of regen.
● Maak gaten in de muur voor de kabels en bedrading. Panasonic is niet aansprakelijk voor
problemen naar aanleiding van het maken van gaten in muren.
● Maak de gaten die u in de muur maakt, waterdicht.
● Gebruik de veiligheidskabel die aan de camera vastzit om te voorkomen dat de camera
kan vallen.
● Trekkracht per schroef 294 N {30 k
g
f} of meer. Als aan dit criterium niet wordt voldaan,
moet u extra maatregelen treffen om de sterkte te vergroten.
● Gebruik geen slagschroevendraaier. (Dit kan leiden tot beschadigde schroeven of te strak
aandraaien.)
1-62, 4-chome, Minoshima, Hakata-ku, Fukuoka 812-8531, Japan
http://www.panasonic.net/
© Panasonic System Networks Co., Ltd. 2013
PNQW3995ZA PC1113MT1113
Bij gebruik van de warmtesensor
De sensorbereikkapjes gebruiken De hoek van de warmtesensor wijzigen
Als er objecten zijn die de warmtesensor niet mag detecteren, kunt u het detectiegebied kleiner
maken door de sensorbereikkapjes aan te brengen.
De warmtesensor op de camera heeft een hendeltje waarmee u de sensor in twee ver-
schillende standen kunt zetten.
■ Soorten sensorbereikkapjes en detectiegebied
Naast het kapje dat standaard reeds op de camera is aangebracht, zijn er nog vier soorten
kapjes (kapje 1 tot 4). Met elk kapje wordt een ander gebied afgeschermd voor detectie.
De kapjes kunnen worden aangebracht in stappen van 45 graden. Zie de uitleg hierna en
bevestig het juiste kapje in de juiste hoek.
● Het detectiegebied is een indicatieve waarde wanneer de instelling
[Gevoeligheid warmtesensor] (
"De gevoeligheid van de warmtesensor wijzigen",
hieronder rechts) is ingesteld op [Normaal]. (Afhankelijk van de omgevingstemperatuur
op de installatielocatie van de camera.)
(Voorbeeld 1) Wanneer er rechts in het zichtbare gebied een
object is dat niet mag worden gedetecteerd
(huis van de buren, de straat enzovoort).
Breng een van de kapjes 1 tot 3 aan zoals rechts
getoond voor het gebied dat niet mag worden
gedetecteerd.
(Voorbeeld 2) Wanneer er linksboven in het zichtbare
gebied een object is dat niet mag worden
gedetecteerd (auto’s op straat enzovoort).
■ De sensorbereikkapjes verwijderen en aanbrengen
Verwijderen: Gebruik voor het verwijderen het dikke uiteinde van de verwijderingstool van
het kapje (accessoire).
Aanbrengen:
Draai het uitstekende deel op het kapje
naar boven of in een hoek van 45 gra-
den volgens het type kapje of de richting
en bevestig het kapje op de camera
zoals rechts getoond.
Breng een van de kapjes 1 tot 3 aan zoals
hierboven getoond voor het gebied dat niet
mag worden gedetecteerd.
① ② ③
Bij gebruik van bewegingsdetectie
Het detectiegebied van de bewegingssensor wijzigen
Wijzig op de hoofdmonitor de instelling [Bereik bewegingsdetectie] voor de camera.
● Door aan te geven waar u geen detectie wilt (keuze uit 12 blokken zoals hieronder getoond)
kunt u het detectiegebied verjnen.
De instelling wijzigen (voorbeeld: video-intercomsysteem VL-SWD501EX-serie)
Gebruik de instellingen van de hoofdmonitor, selecteer [Verbonden apparaten] → [Camera] →
cameranummer → [Instellingen sensor] → [Bereik bewegingsdetectie] → de delen waar geen
detectie moet plaatsvinden (keuze uit 12 blokken) en raak vervolgens [Configureren] aan.
(Voorbeeld) U controleert of de bewegingsdetectie goed werkt en ziet dat er
boven in beeld auto’s rijden die niet mogen worden gedetecteerd.
Selecteer in het scherm voor het detectiebereik het gebied waar de straat zich bevindt en
waar geen detectie mag plaatsvinden.
Gevoeligheid en detectiegebied van de sensor aanpassen
Opmerking:
● Wanneer [Hoge gevoeligheid] is geselecteerd, is het waarschijnlijker dat wind of objecten
buiten het zichtbare deel tot detectie zal/zullen leiden. (Gebruik deze instelling alleen als
dit voor de installatieomgeving absoluut noodzakelijk is.)
Wijzig op de hoofdmonitor de instelling [Gevoeligheid warmtesensor] voor de camera.
(
Het detectiegebied van de warmtesensor hangt af van de geselecteerde gevoeligheid.
)
■ Gevoeligheid en detectiegebied van de warmtesensor
Het hieronder getoonde detectiegebied is een indicatie. (Afhankelijk van de omgevings-
temperatuur en de installatielocatie.)
Hoge gevoeligheid:
Lage gevoeligheid:
Normaal (standaardinstelling):
■ Stand van hendel en detectiegebied
Het hieronder getoonde detectiegebied is een indicatie. (Afhankelijk van de omgevings-
temperatuur en de installatielocatie.)
Bij aanschaf:
Met hendel omhoog:
De gevoeligheid van de warmtesensor wijzigen
Gebruik de instellingen van de hoofdmonitor, selecteer [Verbonden apparaten] →
[Camera] → cameranummer → [Instellingen sensor] → [Gevoeligheid warmtesensor]
→ de gevoeligheid (keuze uit 4 niveaus).
De instelling wijzigen (voorbeeld: video-intercomsysteem VL-SWD501EX-serie)
Zeer lage gevoeligheid:
Omgevingstemperatuur: 20 °C
Type kapje
Detectiegebied bij benadering (van bovenaf gezien)
20 ºC 0 ºC 30 ºC
Standaard (beves-
tigd aan camera)
Kapje 1
(Voorbeeld) Kapje 1 (Voorbeeld) Kapje 1 (Voorbeeld) Kapje 1
Kapje 2
(Voorbeeld) Kapje 3 (Voorbeeld) Kapje 3 (Voorbeeld) Kapje 3
Kapje 3
Wanneer u één
zijde wilt uitslui-
ten van detectie
Kapje 4
Wanneer u beide
zijden wilt uitslui-
ten van detectie
● Het detectiegebied draait mee met de hoek van het sensorbereikkapje.
In gebieden met een "X" vindt geen
detectie plaats.
Configureren
>>>>>>Bereik bewegingsdetectie
Raak de gebieden aan waarin u
geen bewegingsdetectie wilt.
De gevoeligheid van de bewegingssensor wijzigen
Wijzig op de hoofdmonitor de instelling [Gevoeligheid bewegingsdetectie] voor de camera.
(Door de gevoeligheid in te stellen kunt u aangeven bij hoeveel beweging detectie moet
plaatsvinden.)
■ Gevoeligheid bewegingsdetectie (4 niveaus)
● Hoge gevoeligheid
● Normaal (standaardinstelling)
● Lage gevoeligheid
● Zeer lage gevoeligheid
Gebruik de instellingen van de hoofdmonitor, selecteer [Verbonden apparaten] → [Camera]
→ cameranummer → [Instellingen sensor] → [Gevoeligheid bewegingsdetectie] → de
gevoeligheid (keuze uit 4 niveaus).
De instelling wijzigen (voorbeeld: video-intercomsysteem VL-SWD501EX-serie)
Als u kleine veranderingen in de beweging wilt detec-
teren, selecteert u [Hoge gevoeligheid]. Selecteer
[Lage gevoeligheid] of [Zeer lage gevoeligheid] als u
alleen opvallende bewegingen wilt detecteren.
Detectiegebied
Ongeveer 5 m
Ongeveer 5 m
Ongeveer 5 m
Ongeveer 5 m
Ongeveer 6 m
Ongeveer 6 m
Ongeveer 6 m
Ongeveer 6 m
Ongeveer 4 m
Ongeveer 4 m
Ongeveer 4 m
Ongeveer 4 m
Detectiegebied
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
Detectiegebied
Uitsteeksel
Ongeveer 6 m
Ongeveer 5 m
Ongeveer 4 m
Ongeveer 3 m
Detectiegebied
Detectiegebied
Detectiegebied
Detectiegebied
Van bovenaf gezien
Van bovenaf gezien
Van bovenaf gezien
Van bovenaf gezien
Hendel
Bij aanschaf:
Met hendel omhoog:
Zichtbaar deel
Detectiegebied
Zichtbaar deel
Detectiegebied
Detectie door sensoren controleren
Raak in het hoofdmenu van de hoofdmonitor achtereenvolgens aan: →
→ [Verbonden apparaten] → [Camera] → cameranummer → [Instellingen sensor] →
[Sensoren controleren] → tik op elk type sensor ter bevestiging.
U moet de sensor op de
camera activeren binnen
ongeveer 20 minuten.
Druk op om de handeling te beëindigen.
1
2
3
Controleer op de hoofdmonitor of de detectie door de warmtesensor en de bewegingssensor goed verloopt.
● De hier beschreven procedure is gebaseerd op een hoofdmonitor uit de VL-SWD501EX-serie.
Zie de Bedieningsinstructies van het video-intercomsysteem voor meer informatie.
● Wanneer de sensoren iets detecteren
–
De LED-lampjes en het indicatielampje van de
camera gaan knipperen.
–
Het beeld op de hoofdmonitor verandert zoals
rechts getoond volgens het type sensor dat in
stap 1 is geselecteerd.
Opmerking:
● Na bevestiging van de sensor gaat de camera na ongeveer 20 minuten automatisch uit. Als u
20 minuten laat verstrijken, moet u opnieuw beginnen.
● U kunt de bovenstaande procedure ook gebruiken om een (in de handel verkrijgbare) externe
sensor te controleren, als u deze gebruikt.
Wanneer de detectie niet goed verloopt of wanneer foute detectie plaatsvindt
■ Wanneer de detectie niet goed ver-
loopt
Zie "Gevoeligheid en detectiegebied van
de sensor aanpassen" (
rechts) en
pas aan zoals hieronder uitgelegd.
Warmtesensor:
● Wijzig de instelling
[Gevoeligheid warmtesensor] (verhoog de
gevoeligheid).
Bewegingsdetectie:
● Wijzig de instelling
[Gevoeligheid bewegingsdetectie]
(verhoog de gevoeligheid).
■ Wanneer foute detectie plaatsvindt
Zie "Gevoeligheid en detectiegebied van de
sensor aanpassen" (
rechts) en pas aan
zoals hieronder uitgelegd.
Warmtesensor:
● Gebruik de sensorbereikkapjes.
● Wijzig de hoek van de warmtesensor.
● Wijzig de instelling
[Gevoeligheid warmtesensor] (verlaag de
gevoeligheid).
Bewegingsdetectie:
● Wijzig de instelling
[Gevoeligheid bewegingsdetectie] (verlaag
de gevoeligheid).
● Wijzig de instelling
[Bereik bewegingsdetectie] (pas het bereik
aan).
Het detectiebeeld testen
Hiermee controleert u of de beelden goed zijn opgenomen vóór en na activering van een sensor.
● De hier beschreven procedure is gebaseerd op een hoofdmonitor uit de VL-SWD501EX-serie.
Zie de Bedieningsinstructies van het video-intercomsysteem voor meer informatie.
Raak in het hoofdmenu van de hoofdmonitor achtereenvolgens aan: →
→ [Verbonden apparaten] → [Camera] → cameranummer → [Instellingen sensor] →
[Opnametest].
U moet de sensor op de
camera activeren binnen
ongeveer 20 minuten.
Raak na afloop van de opname [Resultaat]
aan en controleer de opgenomen beelden
(A-D).
Druk op om de handeling te beëindigen.
● Op de hoofdmonitor verschijnt een
scherm zoals rechts getoond en er
worden (maximaal 4 stilstaande)
beelden van het moment van detectie
bewaard.
● Raak een beeld (
A
-
D
) aan om het
weer te geven op het hele scherm.
● Als u nog een keer een opnametest
wilt uitvoeren, raak dan
aan in
het rechts getoonde scherm en raak
[Opnieuw testen] aan wanneer het
scherm van stap 3 wordt weergegeven.
Bij gebruik van de standaardinstelling:
A: beeld van 1 seconde vóór detectie.
B t/m D: beelden van het moment van detec-
tie tot ongeveer 2 seconden na detectie.
Met de instelling [Opname vóór detectie]
kunt u beelden bewaren van maximaal
2 seconden voorafgaand aan de detec-
tie. (
Bedieningsinstructies van het
video-intercomsysteem)
Ongeveer 1 seconde lang wordt de naam
van de sensor weergegeven. Wanneer de
sensor opnieuw wordt geactiveerd, wordt
de naam weergegeven.
■ Controle met een onderwerp dat wel
moet worden gedetecteerd
Controleer of de sensor wordt geactiveerd op de
plaats waar beweging moet worden gedetecteerd.
Voer deze controle uit met mensen die zich bewegen
in de richting waarin de detectie moet plaatsvinden.
■ Controle met een onderwerp dat niet
moet worden gedetecteerd
Controleer of de sensor niet wordt geactiveerd door
onderwerpen die niet mogen worden gedetecteerd,
zoals mensen of auto’s die bewegen op straat.
● De camera wacht tot de sensoren worden geactiveerd en het live-beeld van de camera
wordt weergegeven.
Bewegingsdetectie:
Warmtesensor:
Warmtesensor
1
1
Bewegingsdetectie
Gebied waarin beweging is
gedetecteerd (geel aangegeven)
Weergegeven wanneer opname is voltooid
Live-beeld
(Voorbeeld) Wanneer de warmtesensor
iets detecteert
1
Opnieuw testen
Resultaat
Warmtesensor
1
Resultaat
①
②
③
④
1
4
3
1
5
Naam van sensor die iets heeft gedetecteerd
Lees het weergegeven bericht en raak [Volgende] aan.
● De camera wacht tot de sensoren worden geactiveerd.
2
De voedingseenheid installeren
■ De installatielocatie
● Het apparaat moet worden geïnstalleerd in een elektriciteitspaneel of -kast.
● Los van de apparatuur moet een gemakkelijk bereikbare hoofdschakelaar worden geïnstalleerd.
- Het externe uitschakelsysteem moet gecerticeerd zijn, en een kruipweg/
veiligheidsafstand hebben van minimaal 3 mm.
■ Voorzorgsmaatregelen voor bedrading
● Schakel de voeding met de hoofdschakelaar uit voordat u werkt aan de bedrading.
● Sluit wissel- of gelijkspanningskabels altijd aan op de juiste terminals. Wanneer de
elektriciteitssnoeren onjuist worden aangesloten, kan de voedingseenheid worden beschadigd.
● Voorkom dat voedingskabels loskomen en voorkom elektrische schokken door de
voedingskabels stevig vast te zetten met kabelbinders (accessoire) en door de
kabelafdekking aan te brengen.
Sluit de voedingseenheid (accessoire) en de wissel- en gelijkstroomkabels (in de
handel verkrijgbaar) aan.
De camera installeren (vervolg)
Bij aansluiting van een externe sensor
Open de afdekking aan de achterzijde en sluit de gelijkstroomkabel aan.
Steek de gelijkstroomkabel door het waterbe-
stendig rubber en sluit de kabel aan.
2-1 Open de afdekking. 2-2 Strip de gelijkstroomkabel.
2-3 Verwijder het waterbestendig rubber (A) van de camera en breng het aan op de
gelijkstroomkabel.
2-4 Draai de schroeven (
B) los, steek de draden
van de gelijkstroomkabel in de terminals (geen
polariteit) en draai de schroeven vast.
● Aanbevolen momentwaarde:
0,8 N·m {8,2 k
g
f·cm}
● Breng het waterbestendig rubber dat nu
aan de kabel vastzit weer aan op zijn
oorspronkelijke plaats.
2
3
12 mm
32 mm
● Houd de terminalknoppen met de punt van een schroevendraaier ingedrukt en
steek de draden in de terminals.
Sluit de draden aan op de externe invoerterminal.
● Zie "De externe invoerterminal" op de ommezijde en sluit de draden correct aan.
3-1 Strip de draden.
● Zie 2-2 van stap 2 voor het strippen van
draden.
3-2 Verwijder het waterbestendig rubber (
C)
van de camera en breng het aan op de
draden.
● Zie de tekening in 2-3 van stap 2.
3-3 Sluit de draden aan op de terminals (
D), breng het
waterbestendig rubber weer aan en zet het vast op
zijn oorspronkelijke plaats.
4
Sluit de afdekking (vastklikken).
5
● Breng na bevestiging van de
4 schroeven (accessoire) de
schroefdopjes weer aan.
● Aanbevolen momentwaarde:
1,2 N·m {12,2 k
g
f·cm}
Schroeven
(accessoire)
Schroefdopjes
(accessoire)
Bevestig de camera aan de muurmon-
tagebeugel en zet de camera vast.
Pas de hoek van de camera aan.
6
Van onderaf gezien
● Aanbevolen momentwaarde voor
schroef
A
,
B
: 0,7 N·m {7,1 k
g
f·cm}
Hoek links/rechts aanpassen:
1. Draai schroef A los en regel de hoek
bij naar links of rechts.
2. Draai schroef
A aan.
1. Houd de camera in één hand vast en
draai schroef
B los om de hoek naar
boven of onder aan te passen.
2. Draai schroef
B aan.
Hoek boven/onder aanpassen:
Schakel de camera in, bekijk het beeld van de camera en controleer het zichtbare deel en
het geluid van de camera. (
Bedieningsinstructies van het video-intercomsysteem)
● Als het deel dat u ziet niet goed is, kunt u de camera in een andere hoek zetten en het
resultaat opnieuw bekijken.
● Als een submonitor deel uitmaakt van uw video-intercomsysteem, ga dan daarmee naar
de plaats waar de camera is geïnstalleerd en controleer tijdens het bijregelen van de
camerahoek het beeld op de submonitor.
7
● Bevestig de veiligheidskabel aan de muur,
zodat de camera geen mensen kan raken
als de camera per ongeluk loskomt van de
muur.
● Ga niet aan de camera hangen.
Bevestig de veiligheidskabel aan de
muur nadat u de hoek hebt bijgeregeld.
8
9
Test de werking van de sensor en het opnemen van beeld. ( rechts)
Beweeg het lipje
omhoog om de af-
dekking te openen
Waterbestendig rubber
Afdekking
Het is moeilijk om de schroef aan te draai-
en wanneer de camera vooruit wijst. Ga op
de rechts getoonde manier te werk om de
schroef aan te draaien nadat u de camera
naar links of rechts hebt gedraaid.
Schroeven aandraaien
Van onderaf
gezien
Draai deze schroef los
en beweeg de camera
naar links of rechts
Schroef A
Schroef B
Sluitring (accessoire)
Veiligheidskabel
Bevestigingsschroef
(in de handel
verkrijgbaar)
B
A
D
C
Configureren
>>>>>>Bereik bewegingsdetectie
Raak de gebieden aan waarin u
geen bewegingsdetectie wilt.
Bevestig de muurmontagebeugel aan de muur met daarin een opening voor
de kabeltoegang en dicht de beugel af.
1-1 Zet de muurmontagebeugel vast.
De camera installeren
1
1-2 Dicht de beugel rondom
(behalve het onderste
deel) af met een waterbe-
stendige afdichting.
● Bevestig de muurmontagebeugel met het teken "
UP" naar boven en dicht af zoals
hier getoond. Alle openingen moeten goed worden gevuld.
(Als de beugel niet goed waterdicht wordt gemaakt, kan er water in komen, wat kan
leiden tot brand of elektrische schokken.)
Bevestigingsschroeven
(in de handel verkrijgbaar) × 4
Verticale, vlakke muur
46 mm
83,5 mm
Opening voor
kabeltoegang
Gelijkstroomkabel
Waterbestendige
afdichting
Muurmontage-
beugel
De beugel heeft aan de onder-
zijde een opening waardoor
water kan weglopen. Dit deel
niet afdichten.
LET OP
Steek de kabels stevig en zo ver
mogelijk in de terminals.
Als de kabels niet volledig naar
binnen zijn geschoven, kan er
warmteontwikkeling plaatsvinden.
1
Strip de wissel- en gelijkstroomkabels als volgt:
7 mm
45 mm
<Wisselstroomkabel>
<Gelijkstroomkabel>
25 mm
7 mm
2
Verwijder de schroeven (
B
) en verwijder ver-
volgens de kabelafdekking (
A
).
3
Steek de wisselstroom- en de gelijkstroom-
kabel in respectievelijk de ingang voor wis-
selstroom en de uitgang voor gelijkstroom
die u vindt aan respectievelijk de bovenzijde
en de onderzijde van de voedingseenheid.
Zet de draden vervolgens vast door de
schroeven aan te draaien.
● Aanbevolen momentwaarde:
– Lichtnetterminal: 0,4 N·m {4,1 k
g
f·cm}
–
Gelijkstroomterminal: 0,45 N·m {4,6 k
g
f·cm}
220-240 V AC
Wisselstroomkabel
*1
Gelijkstroomkabel
24 V DC
Schroeven
*1
Kabelbinders (accessoire)
<Vooraanzicht>
4
Zet de wissel- en gelijkstroomkabels (dubbel
gecoat deel) met de kabelbinders (acces-
soire) vast aan de voedingseenheid.
5
Breng de kabelafdekking (
A
) weer aan.
Uitgang gelijkstroom
Opening voor
kabelbinder wis-
selstroomkabel
Ingang wisselstroom
<Bovenaanzicht>
<Onderaanzicht>
Opening voor
kabelbinder
gelijkstroomkabel
*1 Zorg ervoor dat er geen gestripte draden
buiten het product komen.
Kabelafdekking (
A
)
Schroeven (
B
)
Voedingseenheid (met verwijderde
kabelafdekking)