Operating Instructions
3.1 Aanpassen van uw toestel (Persoonlijke programmering)
152 Bedieningshandleiding
3.1 Aanpassen van uw toestel (Persoonlijke
programmering)
3.1.1 Aanpassen van uw toestel (Persoonlijke
programmering)
Toetsen en funkties kunt u naar uw wens aanpassen. U kunt bijvoorbeeld naar eigen wensen de
initiële instellingen of toetsfunkties wijzigen.
Een PIN-code aan uw toestel toewijzen (PIN [Persoonlijk
Identificatie Nummer]-code)
Aan elk toestel kunt u een wachtwoord toewijzen.
Voor de volgende funkties is een PIN-code nodig.
1. Gesprekscontrole (Live Call Screening [LCS])
2. Voorkomen dat anderen uw persoonlijke directory en gesprekslog zien (Directory en
Gesprekslog blokkeren)
3. Uw toestelinstellingen gebruiken op andere toestellen (Meegaand Toestel)
4. Afstandsbediening (Meegaande COS)
5. Toestelblokkering wissen
Instellen
— Een PIN-code aan uw toestel toewijzen (PIN [Persoonlijk Identificatie Nummer]-code)
• Als u achter een ander bureau en met een ander toestel gaat werken, zie "1.10.1 Dezelfde
instellingen gebruiken van uw vorige toestel (Meegaand Toestel)".
PT/SLT/HS
Hoorn van
Voer in 799.
1
Voer in 1.
Voer het PIN-code
in (max. 10 cijfers).
PIN-code
#
Voer in #.
#
Voer in #.
Hoorn van
Voer dezelfde PIN-code
in (max. 10 cijfers).
7 9 9
B-toon
de haak.
dezelfde
PIN-code
de haak.
PIN: Persoonlijk Identificatie Nummer










