Operating Instructions

3.1 Aanpassen van uw toestel (Persoonlijke programmering)
162 Bedieningshandleiding
3.1 Aanpassen van uw toestel (Persoonlijke
programmering)
3.1.1 Aanpassen van uw toestel (Persoonlijke programmering)
Toetsen en funkties kunt u naar uw wens aanpassen. U kunt bijvoorbeeld naar eigen wensen de initiële
instellingen of toetsfunkties wijzigen.
Een PIN-code aan uw toestel toewijzen (PIN [Persoonlijk Identificatie Nummer]-code)
Een PIN-code aan uw toestel toewijzen (PIN [Persoonlijk Identificatie
Nummer]-code)
Aan elk toestel kunt u een wachtwoord toewijzen.
Voor de volgende funkties is een PIN-code nodig.
1. Gesprekscontrole (Live Call Screening [LCS])
2. Voorkomen dat anderen uw persoonlijke directory en gesprekslog zien (Directory en Gesprekslog
blokkeren)
3. Uw toestelinstellingen gebruiken op andere toestellen (Meegaand Toestel)
4. Afstandsbediening (Meegaande COS)
5. Toestelblokkering wissen
Instellen
Als u achter een ander bureau en met een ander toestel gaat werken, zie "1.10.1 Dezelfde
instellingen gebruiken van uw vorige toestel (Meegaand Toestel)".
PT/SLT/HS
Hoorn van
Voer in
799
.
1
Voer in
1
.
Voer het
PIN-code
in (max. 10 cijfers).
PIN-code
#
Voer in
#
.
#
Voer in
#
.
Hoorn van
Voer
dezelfde PIN-code
in (max. 10 cijfers).
7 9 9
B-toon
de haak.
dezelfde
PIN-code
de haak.
PIN: Persoonlijk Identificatie Nummer