Operating instructions

48
(see Note 1) (see Note 2)
Scannen met de invoereenheid
4
a
Alle documenten worden met een bestandsnummer in het
geheugen opgeslagen.
Vervolgens kiest het toestel het faxnummer.
Scannen vanaf de glasplaat
4
b
Wanneer er een origineel op de glasplaat wordt gelegd,
verschijnt nevenstaand venster.
(1) Druk op of om het papierformaat van het origineel
op glasplaat in te stellen en druk op om het
document in het geheugen op te slaan.
(2) Druk op "1" op "JA" te kiezen wanneer er een ander
origineel moet worden opgeslagen.
Druk op "2" om "NEE" te kiezen wanneer er geen andere
originelen zijn. (Zie opmerking 2)
Wanneer u voor "JA" heeft gekozen, stelt u het
papierformaat van het origineel in en drukt u op
.
Wanneer u voor "NEE" heeft gekozen, begint het toestel
met het kiezen van het faxnummer.
OPMERKING
1. Als u eerst een speciaal nummer moet vormen om een buitenlijn te krijgen, vorm dat dan eerst, druk vervolgens
op om een pauze in te voegen (weergegeven door een "-") en vorm pas dan het eigenlijke
telefoonnummer.
Vb: 9 PAUZE 555 1234
2. Het toestel begint met het kiezen van het faxnummer wanneer er gedurende 60 seconden geen activiteit is.
OPSLAAN BER. NR.=002
PAG.=001 05%
* KIEZEN * NO.002
5551234
ORIGINEL=LETTER
DRUK OP STARTTOETS
START
OPSLAAN BER. NR.=002
PAG.=001 05%
VOLGENDE ORIGINEEL ?
1:JA 2:NEE
START
* KIEZEN * NO.002
5551234
PAUZE
Documenten verzenden