Operating Instructions
- 69 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
∫ Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties.
(±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ¥: Scènefunctie begininstelling)
¢1 [ ] wordt afgebeeld. [ ], [ ], [ ] of [ ] is ingesteld afhankelijk van het type
onderwerp en helderheid.
¢2 [EXPRESSIEF]/[RETRO]/[PUUR]/[ELEGANT]/[ZWART/WIT]/[SILHOUET]/[KLANT]
¢3 [HOGE DYNAMIEK]/[DYNAMIEK]/[DYNAMISCH] ( )
¢4 [SPELDENPRIK]/[ZANDSTRAAL]
• De flitsinstellingen kunnen veranderen als de opnamefunctie verander wordt. Stel de
flitsinstelling opnieuw in indien nodig.
• De flitsinstelling blijft opgeslagen memorised ook als u de camera uit zet. De flitsinstelling voor
de scènefunctie wordt weer op de oorspronkelijke instelling gezet als u de scènefunctie wijzigt.
• De flits zal niet geactiveerd worden wanneer u bewegend beeld opneemt.
‡ ˆ ‰ ‹ Š Œ ‡ ˆ ‰ ‹ Š Œ
ñ
±
¢1
————± / —————¥
±±±±— ±
1 ¥ — ± ——±
±±±±— ±
2 ———¥±±
±±±——±
3 ———±¥±
±±±——±
: ±¥±——±
—————±
; ±¥±——±
¢2
—————± í ¥ — ± ——±
¢3
———± — ± ï —————¥
¢4
± — ± ——± 9 ¥ — ± ——±
* ±¥±——± ô —————¥
+
±¥±——± ——¥ ———
0 ±¥±——± 5 —————¥
, —————¥ 4 —————¥
—————¥
6 ——¥ ——±
- ¥ — ± ——± 8 ¥ — ± ——±
. ———¥ — ± 7 —————¥










