Operating Instructions

- 53 -
Basiskennis
¢1 De instellingen die geselecteerd kunnen worden kunnen geselecteerd worden verschillen
van wanneer er andere [OPNAME] functies gebruikt worden.
¢2 Vaststellen op [AUTO] tijdens opname van bewegend beeld.
¢3 Vaststellen op [
Ø] wanneer er een gezicht niet herkend wordt tijdens de opname van een
bewegend beeld
¢4 Vaststellen op [OFF] als de Scènedetectie op [ ], [ ], of [ ] gezet is.
¢5 Vaststellen op [MODE1] tijdens opname van bewegend beeld.
De volgende functies kunt u niet gebruiken.
[FLITS INSTEL.]/[AUTO BRACKET]/[ASP. BRACKET]/Witbalans, fijnafstelling/
[AF/AE VERGR.]/[MULTI BELICHT.]/[DIG. ZOOM]/[STAPSG. ZOOM]/[KORTE SLUITERT.]/
[HISTOGRAM]/[HIGHLIGHT]
[OPT. ZOEKER] en [CONVERSIE] in het [OPNAME] functiemenu, en de andere items in het
[SET-UP] menu, kunnen ingesteld worden in een functie zoals de Programma AE functie. Wat
ingesteld wordt, zal teruggevonden worden in de Intelligente automatische functie.