Operating Instructions

- 147 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Het object verlichten maakt het makkelijker scherp te stellen wanneer u bij weinig licht aan
het opnemen bent en scherp wilt stellen, wat moeilijk is bij weinig licht.
Toepasbare functies:
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
U kunt de flitsinstelling schakelen.
Toepasbare functies:
[]/[ˆ]/[]/[Š]/[]
Aantekening
Ga naar P67 voor meer informatie.
[AF ASS. LAMP]
[OFF]: De AF-lamp gaat niet aan.
[ON]: Wanneer u foto’s maakt op donkere plaatsen, brandt de AF assistentielamp
terwijl de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. (Er worden bredere AF-zones
afgebeeld afhankelijk van de opnameomstandigheden.)
Aantekening
Het effectieve bereik van de AF-assistentielamp is 1,5 m.
Wanneer u de AF-lamp A niet wenst te gebruiken (b.v. wanneer u opnamen
maakt van dieren op een donkere plek), de [AF ASS. LAMP] op [OFF] zetten. In
dit geval zal het moeilijker worden scherp te stellen.
In de volgende gevallen, is [AF ASS. LAMP] vastgesteld op [OFF].
In [ZELFPORTRET], [LANDSCHAP], [NACHTL. SCHAP], [ZONSONDERG.],
[VUURWERK] en [LUCHTFOTO] in de scènefunctie
Wanneer [CONVERSIE] ingesteld is op [ ]
[FLITS]