Operating Instructions

89
3. Opnamemodussen
Als u de sluitertijd instelt, zal de camera de lensopeningwaarde voor de helderheid van het
onderwerp automatisch optimaliseren.
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
1
Stel de functieknop in op [ ].
2
Draai de functieknop achterop om de
sluitertijd in te stellen.
A Sluitertijd
B Belichtingsmeter
Deze zal schakelen tussen instellingswerking van
sluitertijd en Belichtingcompensatie, elke keer dat de
functieknop achterop ingedrukt wordt.
Draai aan de modusknop op de achterkant om de belichtingsmeter weer te geven. De
ongeschikte zones van het bereik worden rood weergegeven.
Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood
knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
In deze gevallen niet beschikbaar:
Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitersnelheid die geselecteerd kan worden 1/50 van
een seconde. (P209)
Als de elektronische voorste gordijnsluiter gebruikt wordt, kunnen sluitertijden van meer dan
1/500 van een seconde niet ingesteld worden.
Als de elektronische sluiter gebruikt wordt, kunnen sluitertijden van meer dan 1 seconde niet
ingesteld worden.
Sluiter-Prioriteit AE-modus
Sluitertijd:
Langzaam
Sluitertijd:
Snel
Het wordt gemakkelijker om
beweging uit te drukken.
Het wordt gemakkelijker om de
beweging te bevriezen.
SS
SS
SSSS
F
F
250
250
250
60
11 8.0 5.6 4.0
250 500125
B
A