Operating Instructions
8. Stabilisator, zoom en flitser
210
Toepasbare modi:
Regel de helderheid van de flitser als de beelden die met de flitser gemaakt zijn over- of
onderbelicht zijn.
1 Selecteer het menu. (P57)
2 Druk op 2/1 om de flitsoutput in te stellen en druk vervolgens op [MENU/SET].
•
U kunt van [j3 EV] tot [i3 EV] in stappen van 1/3 EV instellen.
• Selecteer [n0] om terug te keren naar de oorspronkelijke flitser-output.
• [i] of [j] wordt in de flitsericoon op het beeldscherm weergegeven als het flitsniveau
bijgesteld wordt.
• Het kan alleen ingesteld worden als [Draadloos] in [Flitser] op [OFF] gezet is en [Flitser functie]
op [TTL] gezet is. (P206, 212)
• De [Flitser instel.]-instelling is ook van toepassing op een externe flitser (optioneel). (P324)
Toepasbare modi:
De camera optimaliseert het flitsen automatisch voor de waarde van de
belichtingscompensatie.
Selecteer het menu. (P57)
Instellingen: [ON]/[OFF]
•
Raadpleeg P161 voor details over de belichtingscompensatie.
• De [Auto. belichtingscomp.]-instelling is ook van toepassing op een externe flitser (optioneel).
(P324)
De flitsoutput aanpassen
> [Opname] > [Flitser] > [Flitser instel.]
Synchroniseren van de flitser-output met de belichtingscompensatie
> [Opname] > [Flitser] > [Auto. belichtingscomp.]
MENU
MENU










