Operating Instructions

319
11. Verpersoonlijken van de camera-instellingen
Configureren van de instelling van de functieknoppen vanuit het beeldscherm
met opname-informatie op de monitor
Het aanraken van [Fn] op het beeldscherm met opname-informatie op de monitor (P44)
stelt u ook in staat het scherm weer te geven in stap
3.
Gebruik van de functieknoppen met aanraakhandelingen
[Fn6], [Fn7], [Fn8], [Fn9] en [Fn10] worden gebruikt door de functieknoppen aan te raken.
1 Raak [ ] aan.
2 Raak [Fn6], [Fn7], [Fn8], [Fn9] of [Fn10] aan.
De toegeschreven functie zal werken.
Sommige functies kunnen niet gebruikt worden, afhankelijk van de modus of het weergegeven
beeldscherm.
Als [Focus instellen] ingesteld is, is het mogelijk om het beeldscherm voor de instelling van of
de AF-zone of MF Assist weer te geven.
Als [1 opname RAW+JPG] ingesteld is, zullen het RAW-bestand en een fijn JPEG-beeld
slechts één keer gelijktijdig opgenomen worden. Na de opname wordt het toestel weer op de
oorspronkelijke kwaliteit gezet.
Als [Spotmeting 1 opname] ingesteld is, zal slechts één keer een opname gemaakt worden
waarbij [Meetfunctie] op [ ] (spot) staat. Na de opname wordt het toestel weer op de
oorspronkelijke Metering Mode gezet.
De werking van de cursorknop, [MENU/SET] en de bedieningsknop zijn uitgeschakeld als
[Cursortoets vergrend.] ingesteld is. Druk opnieuw op de functieknop om ze in te schakelen.
Als [Terug naar standaard] ingesteld is, zullen de instellingen van de functieknoppen weer op
de fabrieksinstelling gezet worden.
In deze gevallen niet beschikbaar:
[Fn4] kan in de volgende gevallen niet gebruikt worden.
Intelligent Auto modus
Intelligent Auto Plus modus
Creative Control modus
Wanneer u [Multi-belicht.] gebruikt
[Fn1] kan niet gebruikt worden tijdens Time Lapse Shooting.
[Fn6], [Fn7], [Fn8], [Fn9] en [Fn10] kunnen niet gebruikt worden wanneer de zoeker in gebruik is.
Fn7Fn7Fn7
Fn6
Fn8
Fn9
Fn10