Operating Instructions
3. Opnamemodussen
88
Als u de sluitertijd instelt, zal de camera de lensopeningwaarde voor de helderheid van het
onderwerp automatisch optimaliseren.
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
1
Stel de functieknop in op [ ].
2
Draai aan de bedieningsknop om de
sluitertijd in te stellen.
A Sluitertijd
B Belichtingsmeter
• Elke keer dat u op de cursorknop 3 drukt wordt er
tussen Sluitertijdinstelling en Belichtingscompensatie
geschakeld.
• Draai aan de bedieningsknop om de belichtingsmeter weer te geven. De ongeschikte zones
van het bereik worden rood weergegeven.
• Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood
knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
• Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
In deze gevallen niet beschikbaar:
•
Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitersnelheid die geselecteerd kan worden 1/50 van
een seconde. (P203)
• Als de elektronische voorste gordijnsluiter gebruikt wordt, kunnen sluitertijden van meer dan
1/500 van een seconde niet ingesteld worden.
• Als de elektronische sluiter gebruikt wordt, kunnen sluitertijden van meer dan 1 seconde niet
ingesteld worden.
Sluiter-Prioriteit AE-modus
Sluitertijd:
Langzaam
Sluitertijd:
Snel
Het wordt gemakkelijker om
beweging uit te drukken.
Het wordt gemakkelijker om de
beweging te bevriezen.
F
F
60
8.0 5.6 4.0
250 500125
1
000
SS
SS
SSSS
250
250
250
B
A










