Operating Instructions
273
11. Gebruik van de Wi-Fi-functie
1 Selecteer het menu. (P53)
2 Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding. (P287)
3 Selecteer de PC waarmee u verbinding wilt maken.
•
Als de PC waarmee u verbinding wilt maken niet weergegeven wordt, selecteer dan
[Handmatige invoer] en voer de computernaam van de PC in (naam van NetBIOS voor
Apple Mac computers).
4 Selecteer de map waarnaar u de beelden wilt versturen.
5 Kijk de verzonden instellingen na en selecteer [Inst.].
•
Om de verzonden instelling te veranderen, drukt u op [DISP.]. (P295)
6 Opnamen maken.
•
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u op [Wi-Fi]. (P250)
U kunt de instellingen niet veranderen terwijl u beelden verzendt. Wacht tot het verzenden
klaar is.
(U kunt de verbinding ook beëindigen door de volgende handelingen uit te voeren:
> [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi-functie] > [Ja])
Versturen van een beeld telkens wanneer een opname gemaakt wordt
([Afbeeldingen versturen tijdens opname])
> [Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi-functie] > [Nieuwe verbinding] >
[Afbeeldingen versturen tijdens opname] > [PC]
MENU
MENU










