Operating Instructions
11. Gebruik van de Wi-Fi-functie
262
∫ Bedien de smartphone
1 Verbinding met een smartphone maken. (P254)
2 Selecteer [ ].
3 Selecteer [Geogr. labell.].
4 Selecteer een icoon.
•
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik:
Let op de privacy en gelijkaardige rechten, enz., van het onderwerp wanneer u deze
functie gebruikt. U gebruikt deze voor eigen risico.
• Op de smartphone kunt u tevens het verwervingsinterval van locatie-informatie instellen en de
overdrachtstatus controleren van locatie-informatie.
Raadpleeg [Help] in het “Image App”-menu voor details.
In deze gevallen niet beschikbaar:
•
De locatie-informatie kan niet geschreven worden in de volgende situaties of op de volgende
beelden:
–
Beelden die opgenomen zijn nadat de locatie-informatie naar de camera verzonden was
– Films die opgenomen zijn in [AVCHD]
– Beelden waar al locatie-informatie op geschreven is
– Beelden die beveiligd worden door [Beveiligen]
– Als er onvoldoende ruimte op de kaart over is
– Als de schrijfbeveiligingsschakelaar van de kaart op [LOCK] gezet is
– Beelden die met andere apparatuur opgenomen zijn
Opnemen locatie-informatie starten/stoppen.
Versturen en schrijven van locatie-informatie.
• Volg de berichten op het scherm op om de smartphone te bedienen.
• Beelden met locatie-informatie worden aangegeven met [ ].










