Operating Instructions
- 253 -
Overige
• Is er nog ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart?
> De onnodige beelden wissen om het beschikbare geheugen te vergroten. (P46)
• Misschien bent u korte tijd niet in staat om opnames te maken wanneer u dit toestel net
ingeschakeld heeft of wanneer u een kaart met grote capaciteit gebruikt.
• Het beeld kan witachtig worden als er vuil zoals vingerafdrukken op de lens zit.
> Wanneer deze vuil is, het oppervlak van de lens voorzichtig afvegen met zachte en droge doek.
• Is de binnenkant van de lens beslagen?
> Er is condensatie. Raadpleeg
“Wanneer de binnenkant van de lens beslagen is (condensatie
heeft)
” op P8 om te weten wat u moet doen.
> Controleer de instelling van de belichtingscompensatie. (P71)
• Instellen van de [Korte sluitert.] hogere snelheid zou het beeld donkerder kunnen maken.
> Stel de [Korte sluitert.] (P109) in op langzamere snelheid.
> Zet Auto Bracket (P72) of [Burstfunctie] (P111) van het [Opname] menu op [OFF].
• Het focusbereik varieert afhankelijk van de opnamefunctie.
> Stel op de juiste functie in voor de afstand naar het onderwerp.
• Het onderwerp ligt buiten het focusbereik van het toestel. (P37)
• Er is camerabeweging (golfstoring) of het onderwerp beweegt enigszins. (P30)
> De sluitertijd wordt langzamer wanneer beelden gemaakt worden op donkere plaatsen, houd
daarom het toestel stevig vast met beide handen om de beelden te maken. (P30)
> Wanneer u beelden maakt met een langzame sluitertijd, de zelfontspanner gebruiken. (P70)
Opnemen
Heet beeld kan niet opgenomen worden.
Het opgenomen beeld is witachtig.
Het beeld is te licht of te donker.
Er worden in één keer meervoudige beelden opgenomen.
Het object is niet goed scherp.
Het opgenomen beeld is wazig.
De optische beeldstabilisator is niet doeltreffend.










