Operating Instructions
- 138 -
GPS/Sensor
∫ Voorbeeld van handmatig bijstellen van de hoogte
(door meting van de hoogte vanaf de grond tot het dak van een gebouw)
1 Zet [ON] in [Aanpassen] in [Hoogtemeter] op de grond A en
zet de hoogtemeter op 0 m.
2 Verplaats u van grond A naar dak B.
3 Controleer de hoogte die gemeten wordt op dak B.
A Grond
B Dak
C Hoogte gebouw
(relatieve hoogte)
• Als [Aanpassen] op [GPS] gezet is, kan de hoogte voor en na de opname wisselen al naargelang
het tijdstip waarop de GPS-gegevens ontvangen werden.
• Afstelling is niet mogelijk wanneer de gemeten waarde het displaybereik overschrijdt. Er zal [----]
afgebeeld worden.
• De relatieve hoogte kan met negatieve cijfers weergegeven worden, ook al is de hoogte boven het
zeepeil, afhankelijk van de waarde die bijgesteld werd met [Aanpassen] in [Hoogtemeter].
• Na de bijstelling kunnen nog steeds fouten van enkele meters optreden. Lees voor informatie over
het handhaven van de bijgestelde nauwkeurigheid
“Over de gemeten hoogte en atmosfeerdruk”
(P143).










