Operating Instructions
Table Of Contents
- Inhoud
- Voor Gebruik
- Voorbereiding
- Basiskennis
- Gevorderd (Opname van beelden)
- Over de LCD-monitor
- Beelden maken met de ingebouwde flits
- Close-up’s maken
- Opnamen maken met de zelfontspanner
- Belichtingscompensatie
- Beelden maken die met de scène die opgenomen wordt overeenkomen (Scènefunctie)
- Bewegende beelden
- Nuttige functies op reisbestemmingen
- Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
- Tekst Invoeren
- Geavanceerd (Terugspelen)
- Aansluiten op andere apparatuur
- Overige

- 83 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie: ¸
Selecteren van Beelden en deze Terugspelen
([FAVORIET AFSP.])
U kunt de beelden terugspelen die u ingesteld heeft als [FAVORIETEN] (P91) (Alleen
wanneer [FAVORIETEN] ingesteldis op [ON] en er beelden zijn die ingesteld zijn op
[FAVORIETEN]).
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [(] en druk
vervolgens op [MODE].
Op 3/4 drukken om [FAVORIET AFSP.] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Aantekening
• U kunt alleen [ROTEREN], [PRINT INST.] of [BEVEILIGEN] in het [AFSPELEN] menu
gebruiken.










