Operating Instructions
Table Of Contents
- Inhoud
- Voor Gebruik
- Voorbereiding
- Basiskennis
- Gevorderd (Opname van beelden)
- Over de LCD-monitor
- Beelden maken met de ingebouwde flits
- Close-up’s maken
- Opnamen maken met de zelfontspanner
- Belichtingscompensatie
- Beelden maken die met de scène die opgenomen wordt overeenkomen (Scènefunctie)
- Bewegende beelden
- Nuttige functies op reisbestemmingen
- Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
- Tekst Invoeren
- Geavanceerd (Terugspelen)
- Aansluiten op andere apparatuur
- Overige

- 39 -
Basiskennis
Schakelen van de [AFSPELEN] functie
1
Druk op [MODE] tijdens afspelen.
2 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[NORMAAL AFSP.] (P37)
Alle beelden worden teruggespeeld.
[DIASHOW] (P80)
De beelden worden teruggespeeld in opeenvolging.
[FAVORIET AFSP.] (P83)
¢
Uw favoriete beelden worden teruggespeeld.
¢ [FAVORIET AFSP.] wordt niet afgebeeld wanneer [FAVORIETEN] niet ingesteld is.










