Operating Instructions
Table Of Contents
- Inhoud
- Voor Gebruik
- Voorbereiding
- Basiskennis
- Gevorderd (Opname van beelden)
- Over de LCD-monitor
- Beelden maken met de ingebouwde flits
- Close-up’s maken
- Opnamen maken met de zelfontspanner
- Belichtingscompensatie
- Beelden maken die met de scène die opgenomen wordt overeenkomen (Scènefunctie)
- Bewegende beelden
- Nuttige functies op reisbestemmingen
- Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
- Tekst Invoeren
- Geavanceerd (Terugspelen)
- Aansluiten op andere apparatuur
- Overige

- 37 -
Basiskennis
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden terugspelen ([NORMAAL AFSP.])
• Snelheid van beeld verder/terug spoelen verandert afhankelijk van de afspeelstatus.
∫ Snel vooruit spoelen/Snel achteruit spoelen
Houd 2/1 ingedrukt tijdens het terugspelen.
• Het bestandsnummer A en het beeldnummer B
wijzigen alleen elk afzonderlijk. 2/1 loslaten zodra het
nummer van het gewenste terug te spelen beeld
verschijnt om het beeld terug te spelen.
• Als u op 2/1 blijft drukken, neemt het aantal verder
gespoelde/teruggespoelde beelden toe.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar A
[(].
• Het Normaal afspelen is automatisch ingesteld in
de volgende gevallen.
– Waneer de functie geschakeld werd van de
[OPNAME] naar [AFSPELEN].
– Wanneer het toestel aangezet werd terwijl de
[OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar op
[(] stond.
Op 2/1 drukken om het beeld te kiezen.
2: De vorige opname terugspelen
1: De volgende opname terugspelen
2: Snel achteruit
1: Snel vooruit
B
A










