Operating Instructions
Table Of Contents
- Inhoud
- Voor Gebruik
- Voorbereiding
- Basiskennis
- Gevorderd (Opname van beelden)
- Over de LCD-monitor
- Beelden maken met de ingebouwde flits
- Close-up’s maken
- Opnamen maken met de zelfontspanner
- Belichtingscompensatie
- Beelden maken die met de scène die opgenomen wordt overeenkomen (Scènefunctie)
- Bewegende beelden
- Nuttige functies op reisbestemmingen
- Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
- Tekst Invoeren
- Geavanceerd (Terugspelen)
- Aansluiten op andere apparatuur
- Overige

Basiskennis
- 32 -
[OPNAME] functie: ·
Het maken van beelden met uw favoriete
instellingen
(Normale beeldfunctie)
Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van
het object.
U kunt beelden maken in grote vrijheid door verschillende instellingen in [OPNAME] menu
te veranderen.
∫ Om de belichting af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te
donker eruit ziet (P50)
∫ Om de kleuren af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te rood
eruit ziet (P72)
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!] en druk
vervolgens op [MODE].
A [MODE] knop
B [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
Op 3/4 drukken om [NORMALE
FOTO]te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• Om de instelling te veranderen wanneer u
beelden maakt, naar “Het functiemenu
[OPNAME] gebruiken” (P70) verwijzen.
C [MENU/SET] knop
Richt de AF-zone op het punt waar u op
wilt scherpstellen.
De ontspanknop tot de helft indrukken
om scherp te stellen.
• De focusaanduiding (groen) gaat branden
wanneer er op het onderwerp scherpgesteld is.
•
Het focusbereik is 50 cm (Breed)/70 cm (Tele) tot
¶
.
• Als er beelden gemaakt moeten worden op een
nog dichter bereik, “Close-up’s maken” (P48)
raadplegen.
Druk de tot de helft ingedrukte
ontspanknop helemaal in om het beeld
te maken.
• De kaartaanduiding wordt (P15) rood als er
opnamen met het ingebouwde geheugen (of de
kaart) worden gemaakt.










