Operating Instructions
Table Of Contents
- Inhoud
- Voor Gebruik
- Voorbereiding
- Basiskennis
- Gevorderd (Opname van beelden)
- Over de LCD-monitor
- Beelden maken met de ingebouwde flits
- Close-up’s maken
- Opnamen maken met de zelfontspanner
- Belichtingscompensatie
- Beelden maken die met de scène die opgenomen wordt overeenkomen (Scènefunctie)
- Bewegende beelden
- Nuttige functies op reisbestemmingen
- Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
- Tekst Invoeren
- Geavanceerd (Terugspelen)
- Aansluiten op andere apparatuur
- Overige

- 27 -
Voorbereiding
Het selecteren van de [OPNAME] Functie
Wanneer de [OPNAME] Functie geselecteerd is, kan het toestel ingesteld worden op de
Automatische Scènefunctie waarin de optimale instellingen vastgesteld worden in lijn met
het op te nemen onderwerp en de opnameomstandigheden of op de Scènefunctie die u in
staat stelt beelden te maken die overeenkomen met de scène die opgenomen wordt.
∫ Lijst van [OPNAME] functies
Aantekening
• Wanneer de functie geschakeld wordt van [AFSPELEN] functie naar [OPNAME] functie, zal de
eerder ingestelde [OPNAME] functie ingesteld worden.
Zet het toestel aan.
A [MENU/SET] knop
B [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
C [MODE] knop
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!].
Druk op [MODE].
Op 3/4 drukken om de functie te kiezen.
Op [MENU/SET] drukken.
Automatische Scènefunctie (P28)
De onderwerpen worden opgenomen met behulp van instellingen die automatisch
gebruikt worden door het toestel.
!
Normale opnamefunctie (P32)
De onderwerpen worden opgenomen m.b.v. uw eigen instellingen.
Û Scènefunctie (P51)
Hiermee maakt u beelden die passen bij de scène die u opneemt.
$ Bewegende beeldfunctie (P62)
Deze functie biedt u de mogelijkheid bewegende beelden met geluid op te nemen.










