Operating Instructions
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisatie
264
[Bedieningsstand]
Stel de stabilisatiebeweging (wazig) in om bij de opnamemethode
(normaal, panning) te passen.
[Normaal]
Corrigeert verticale, horizontale en draaiende camerabewegingen.
Deze functie is geschikt voor gewone opnames.
[Pannen (automatisch)]
Detecteert automatisch de panning-richting en corrigeert verticale en horizontale
camerabewegingen.
Deze functie is geschikt voor panning.
[Pannen (links/rechts)]
Corrigeert verticale camerabewegingen.
Dit is geschikt voor horizontale panning.
[Pannen (omhoog/omlaag)]
Corrigeert horizontale camerabewegingen.
Dit is geschikt voor verticale panning.
[OFF]
Zet de beeldstabilisatiefunctie op OFF.
• De bedieningsstanden die gebruikt kunnen worden, variëren afhankelijk van de
gebruikte lenzen en de instellingen van [Body (B.I.S.) / Lens (O.I.S.)].
• [Pannen (automatisch)] wordt niet weergegeven als lenzen van andere fabrikanten
gebruikt worden met een beeldstabilisatiefunctie met [Body (B.I.S.) / Lens (O.I.S.)]
op [ ] gezet. Stel in op [Pannen (links/rechts)] of [Pannen (omhoog/omlaag)] om
bij de panning-richting te passen.
• Als lenzen met een O.I.S.-schakelaar gebruikt worden, kan de bedieningsstand van
de camera niet op [OFF] gezet worden. Zet de schakelaar op de lens op [OFF].
• Als de volgende functies gebruikt worden, schakelt [Bedieningsstand] naar [ ]
([Normaal]):
– [ ]-modus
– [S&Q] functie
– Bewegende beelden opnemen










