Operating Instructions
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisatie
253
Beeldstabilisatie-instellingen
Stel de beweging van de beeldstabilisatie in om bij de opnamesituatie te
passen.
Foto: ¨ [ ] ¨ [ ] ¨ Selecteer [Beeldstabilisatie]
Video: ¨ [ ] ¨ [ ] ¨ Selecteer [Beeldstabilisatie]
[Bedieningsstand]
Stelt de stabilisatiebeweging (wazig) in om bij de opnamemethode (normaal, panning)
te passen. (Î[Bedieningsstand]: 255)
[Body (B.I.S.) / Lens (O.I.S.)]
[ ] ([Body]): De beeldstabilisator in de body corrigeert verticaal en horizontaal
schudden en draaibewegingen.
[ ] ([Lens + Body (rol)]): De beeldstabilisator in de lens corrigeert verticaal en
horizontaal schudden terwijl de beeldstabilisator in de body draaibewegingen
corrigeert
• Dit kan ingesteld worden als lenzen van andere fabrikanten met een
beeldstabilisatiefunctie gebruikt worden.
[Wanneer inschakelen]
[ALWAYS]: De beeldstabilisatie is altijd werkzaam.
[HALF-SHUTTER]: De beeldstabilisatie werkt als de sluiterknop tot halverwege
ingedrukt wordt.
[E-stabilisatie (Video)]
De camerabewegingen tijdens een video-opname worden gecorrigeerd langs de
verticale en horizontale assen en die van schuinstand, slingering en verdraaiing, met
het gecombineerde gebruik van de in-lens, in-body en elektronische beeldstabilisaties.
(5-assen hybride beeldstabilisatie)
• De [ ] op het opnamescherm verandert in [ ] terwijl [E-stabilisatie (Video)]
functioneert.
• De gezichtshoek kan smaller worden als het op [ON] gezet is.










