Operating Instructions
13. Beelden afspelen en bewerken
361
Items instellen ([RAW-verwerking])
[Start verwerking] Slaat het beeld op.
[Witbalans]
Selecteert de witbalans en past die aan.
Door het item met [ ] te selecteren, kan het verwerkt worden
met dezelfde instelling als die van het tijdstip van de opname.
0 Als u op 4 drukt in het selectiescherm van [Witbalans],
verschijnt het scherm voor de afstelling van de witbalans.
0 Als u op 3 drukt terwijl [ ] op [ ] van geselecteerd
is, verschijnt het scherm voor de instelling van de
kleurtemperatuur.
[Helderheidcorrectie]
Corrigeert de helderheid.
0 Het [Helderheidcorrectie]-effect verschilt van het effect
van de belichtingscompensatie tijdens de opname.
[Fotostijl]
Selecteert een Fotostijl.
0 Als u op [Q] drukt terwijl [Als709] is geselecteerd,
verschijnt het scherm voor de knie-instelling. (l 280)
0 U kunt geen Fotostijl selecteren voor beelden die zijn
opgenomen met [V-Log]. U kunt [V-Log] niet selecteren
voor beelden die niet zijn opgenomen met [V-Log].
0 U kunt geen andere Fotostijl selecteren dan [Cinelike D2]
of [Cinelike V2] voor beelden die zijn opgenomen met
[Cinelike D2] of [Cinelike V2]. U kunt [Cinelike D2] of
[Cinelike V2] niet selecteren voor beelden die niet zijn
opgenomen met Fotostijl [Cinelike D2] of [Cinelike V2].
0 Als u [HLG] geselecteerd heeft in [Bestandsindeling] in
[Meer instellen] zijn alleen [Standaard(HLG)] en [Zwart-
wit(HLG)] beschikbaar om geselecteerd te worden.
[Int. dynamisch
bereik]
¢1
Selecteert de instelling van [Int. dynamisch bereik].
[Contrast]
¢1
Past het contrast aan.
[Markeren]
¢1
Past de helderheid van heldere delen aan.
[Schaduw]
¢1
Past de helderheid van donkere delen aan.
[Verzadiging]
¢2
/
[Kleurtoon]
¢3
Past de verzadiging of kleurtoon aan.
[Tint]
¢2
Past de tint aan.
[Filtereffect]
¢3
Selecteert filtereffecten.
[Korreleffect]
¢4
Selecteert een korreleffect-instelling.
1
4










