Operating Instructions
4. Instellingen van focus, helderheid (belichting) en kleurtoon
96
3
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
• U kunt ook de sluiterknop tot halverwege indrukken om in te stellen.
∫ Automatische witbalans
Afhankelijk van de omstandigheden die aanwezig zijn wanneer de foto’s genomen
worden, kunnen de foto’s een roodachtige of blauwachtige tint hebben.
Houd er rekening mee dat de witbalans in onderstaande gevallen mogelijk niet correct
werkt. In deze gevallen zet u de witbalans op iets anders dan [AWB] of [AWBc].
– Als er meerdere lichtbronnen zijn
– Als er geen kleuren zijn die bijna wit zijn
1 [AWB] zal met dit bereik werken.
2 Blauwe lucht
3 Bewolkte lucht (Regen)
4 Schaduw
5 Zonlicht
6 Wit fluorescerend licht
7 Gloeilamp
8 Zonsopgang en zonsondergang
9 Kaarslicht
KlKelvintemperatuur en kleuren
[]/
[]/
[]/
[]
Er wordt een wit object opgenomen om de
witbalans in te stellen. Dit is handig voor opnames
onder meerdere lichtbronnen.
1 Druk op 3.
2 Plaats een voorwerp zoals een wit stuk papier
binnen het frame op het midden van het scherm en druk op
[MENU/SET].
• Deze handeling zal de witbalans instellen en brengt u terug naar het
opnamescherm.
• De witbalans zou niet correct ingesteld kunnen zijn wanneer het
onderwerp te helder of te donker is. Stel de witbalans opnieuw in nadat u
de juiste helderheid afgesteld heeft.
[]
Stelt de kleurtemperatuur van de witbalans in die bij
de lichtbron past.
1 Druk op 3.
2 Druk op 3/4 om de kleurtemperatuur te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
• U kunt de kleur temperatuur instellen van [2500K] tot [10000K].
Onder fluorescente verlichting, LED-verlichting, enz., zal de geschikte witbalans
variëren afhankelijk van het type verlichting.
Gebruik [AWB], [AWBc], [ ], [ ], [ ] of [ ].
• De witbalans werkt mogelijk niet goed als u foto’s maakt met een flitser en het onderwerp
wordt opgenomen buiten het effectieve bereik van de flitser.
1
2
3
4
5500K5500K5500K
1 2
3
4










