Gebruiksaanwijzing Digitale Camera Model Nr. DC-GH6 Lees deze instructies met aandacht alvorens dit product te gebruiken.
Over deze gebruiksaanwijzing Dit document, “Gebruiksaanwijzing ”, bevat de gedetailleerde uitleg van alle functies en werkingen van de camera. In dit document gebruikte symbolen De zwarte iconen tonen de omstandigheden waarin functies gebruikt kunnen worden en de grijze iconen tonen de omstandigheden waarin functies niet gebruikt kunnen worden.
Over deze gebruiksaanwijzing (A) : Modusknop op de voorkant (B) : Modusknop op de achterkant (C) 3421: Cursorknop omhoog/omlaag/links/rechts of Joystick omhoog/omlaag/links/rechts (D) : Druk op het midden van de joystick (E) : [MENU/SET]-knop (F) : Bedieningsknop • Andere symbolen, zoals de iconen die op het camerascherm getoond worden, worden ook in de uitleg gebruikt.
Over deze gebruiksaanwijzing Symbolen voor classificatie van mededelingen In dit document worden de mededelingen geclassificeerd en beschreven met gebruik van de volgende symbolen: : Te bevestigen voordat de functie gebruikt wordt : Hints voor een beter gebruik van de camera en tips voor opnames : Mededelingen en aanvullende items met betrekking tot specificaties : Gerelateerde functies en informatie • De in dit document gebruikte afbeeldingen en illustraties dienen ter uitleg van de functies.
Inhoudsopgave Over deze gebruiksaanwijzing Introductie 2 17 Vóór het gebruik ........................................................................18 Standaardaccessoires ...............................................................21 Lenzen die gebruikt kunnen worden..........................................23 Geheugenkaarten die gebruikt kunnen worden.........................24 Namen van onderdelen .............................................................27 Camera................................
Inhoudsopgave Basisbediening 76 De camera vasthouden..............................................................77 De opnamemodus selecteren....................................................79 Camera-instellingen bedienen ...................................................80 Instellingen voor weergave Scherm/Zoeker ..............................87 De zoeker instellen ............................................................................ 87 Tussen het scherm en de zoeker schakelen ..............
Inhoudsopgave [Opn. kwaliteit] .........................................................................136 [Beeldzone voor video] ............................................................150 Focus / Zoom 152 Selecteren van de Focusmodus ..............................................153 AF gebruiken ...........................................................................155 [AF Aang. Inst.(Foto)] ...................................................................... 160 [Focus beperken]...........
Inhoudsopgave Hoge Resolutie Modus ............................................................220 Opnemen met Intervalopname ................................................225 Opnemen met Stop-motionanimatie ........................................232 Video's met Intervalopname en Stop-motionanimatie .............236 Opnemen met gebruik van de zelfontspanner.........................238 Bracket-opname ......................................................................242 [Stille modus] ................
Inhoudsopgave [ISO-gevoeligheid (foto)] ................................................................. 298 Witbalans / Beeldkwaliteit 299 Witbalans (WB)........................................................................300 De witbalans aanpassen ................................................................. 305 [Fotostijl] ..................................................................................307 [Filterinstellingen].................................................................
Inhoudsopgave [Helderheidsniveau]......................................................................... 358 [Niveau masterpedestal].................................................................. 359 Opnemen terwijl de overbelichting (Knee) gecontroleerd wordt...... 360 [ISO-gevoeligh. (video)]................................................................... 362 [Boost dynamisch bereik] ................................................................ 363 Audio-instellingen .........................
Inhoudsopgave [Flikker onderdrukking (Video)]........................................................ 399 [SS/gain bediening] ......................................................................... 400 [WFM/Vectorbereik]......................................................................... 402 [Spotmeter helderheid] .................................................................... 406 [Zebrapatroon] .................................................................................
Inhoudsopgave Instellingen voor omlaag converteren.............................................. 465 HDMI-uitvoerinstellingen..........................................................470 Uitvoer van de Camera-informatieweergave via HDMI ................... 471 Uitvoer van bedieningsinformatie naar een externe recorder.......... 472 Uitvoer van audio via HDMI............................................................. 473 Uitzenden van Vergrote Live weergave (Video) via HDMI ..............
Inhoudsopgave Functies op de Fn-knoppen registreren........................................... 520 Gebruik de Fn-knoppen................................................................... 531 [Dialwerking] ............................................................................532 Functies toewijzen aan de draaiknoppen ........................................ 532 Tijdelijke verandering bediening draaiknop ..................................... 534 Aanpassing Quick Menu.................................
Inhoudsopgave [Video]-menu ...........................................................................614 [Voorkeuze]-menu ...................................................................617 [Set-up]-menu ..........................................................................620 [Mijn Menu] ..............................................................................622 [Afspelen]-menu.......................................................................
Inhoudsopgave Instellingen verzenden en beelden selecteren ........................675 Instellingen voor het verzenden van beelden .................................. 675 Beelden selecteren.......................................................................... 676 [Wi-Fi setup]-menu ..................................................................677 Verbinding met andere apparaten maken 679 Verbinden ................................................................................
Inhoudsopgave Opnemen......................................................................................... 733 Video ............................................................................................... 738 Afspelen .......................................................................................... 739 Monitor/Zoeker ................................................................................ 740 Flitser...............................................................................
Introductie Dit hoofdstuk beschrijft informatie die u dient te kennen voordat u van start gaat.
Introductie – Vóór het gebruik Vóór het gebruik Firmware van uw camera/lens Er kunnen firmware-updates verstrekt worden om de capaciteiten van de camera te verbeteren of functionaliteit toe te voegen. Controleer of de firmware van de camera/lens die u gekocht heeft de laatste versie is. We raden aan de laatste firmware-versie te gebruiken. • Om de firmware-versie van de camera/lens te controleren, dient u de lens op de camera te bevestigen en [Versie disp.] in het [Set-up] ([Overig])-menu te selecteren.
Introductie – Vóór het gebruik Spatbestendigheid Spatbestendigheid is een term die gebruikt wordt om een extra niveau van bescherming te beschrijven dat door deze camera geboden wordt tegen de blootstelling aan een minimale hoeveelheid vocht, water of stof. Spatbestandigheid garandeert niet dat de schade niet zal optreden als deze camera aan rechtstreeks contact met water onderworpen wordt.
Introductie – Vóór het gebruik Let op het copyright Volgens de copyrightwetgeving mag u de beelden en audio die u opgenomen heeft zonder de toestemming van de copyrighthouder niet voor andere doeleinden dan voor persoonlijk vermaak gebruiken. Wees voorzichtig omdat er gevallen zijn waarin beperkingen op de opname van toepassing zijn, zelfs voor het doel van persoonlijk vermaak.
Introductie – Standaardaccessoires Standaardaccessoires Controleer of alle accessoires bijgeleverd zijn alvorens het toestel in gebruik te nemen. • De accessoires en de vorm ervan kunnen verschillen, afhankelijk van het land of het gebied waar u de camera hebt gekocht. Raadpleeg voor details over de accessoires “Operating Instructions ” (bijgeleverd). ≥Digitale Camerabody (wordt in dit document camera genoemd.) ≥Batterijpakket (wordt in dit document batterijpak of batterij genoemd.
Introductie – Standaardaccessoires Bijgeleverde artikelen bij DC-GH6L (Lenskitproduct) ≥Onderling verwisselbare lens: H-ES12060 “LEICA DG VARIO-ELMARIT 12-60mm/F2.8-4.0 ASPH./POWER O.I.S.” • Stof- en spatbestendig • De aanbevolen werktemperatuur is tussen −10 oC en 40 oC ≥Lenskap ≥Lensdop*2 ≥Achterste lensdop*2 Bijgeleverde artikelen bij DC-GH6M (Lenskitproduct) ≥Onderling verwisselbare lens: H-FS12060 “LUMIX G VARIO 12-60mm/F3.5-5.6 ASPH./POWER O.I.S.
Introductie – Lenzen die gebruikt kunnen worden Lenzen die gebruikt kunnen worden De camera kan de speciale lenzen gebruiken die compatibel zijn met de specificatie van de lensmontage van het Micro Four Thirds™ systeem (Micro Four Thirds montage). U kunt ook de Leica M Montage onderling verwisselbare lens gebruiken door de M Montageadapter te bevestigen (DMW-MA2M: optioneel).
Introductie – Geheugenkaarten die gebruikt kunnen worden Geheugenkaarten die gebruikt kunnen worden U kunt CFexpress-kaarten en SD-geheugenkaarten voor deze camera gebruiken. Geheugenkaarten die gebruikt kunnen worden, worden hieronder beschreven (Met ingang van januari 2022). • SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart en de SDXC-geheugenkaart worden in dit document aangeduid met de algemene naam SD-kaart.
Introductie – Geheugenkaarten die gebruikt kunnen worden SD-kaarten die gebruikt kunnen worden met deze camera Bij gebruik van de volgende functies moeten kaarten worden gebruikt met de juiste SD-snelheidsklasse, UHS-snelheidsklasse en Video-snelheidsklasse. • Snelheidsklassen zijn standaards voor de SD-kaart om de minimum snelheid te garanderen die voor continu schrijven nodig is.
Introductie – Geheugenkaarten die gebruikt kunnen worden • U kunt het schrijven en wissen van gegevens voorkomen door het wisbeveiligingsschuifje (A) op de SD-kaart in te stellen op “LOCK”. (A) • De gegevens die op een kaart opgeslagen zijn, kunnen beschadigd raken door elektromagnetische golven, statische elektriciteit of defecten van de camera of de kaart. We raden aan een back-up van belangrijke gegevens te maken. • Houd de geheugenkaart buiten het bereik van kinderen om inslikken te voorkomen.
Introductie – Namen van onderdelen Namen van onderdelen ≥ Camera: 27 ≥ Bijgeleverde lens: 35 ≥ Zoeker/schermweergaven: 37 Camera (5) (6) (7) (8) (9) (10) (11) (12) (13) (14) (15) (16) (1) (2) (3) (4) 27
Introductie – Namen van onderdelen (1) Stereo microfoon (ÎAudio-instellingen: 364) • Pas op dat u de microfoon niet met uw vinger blokkeert. Het zal moeilijk zijn om dan audio op te nemen. (2) Aandrijfstandknop (ÎDe aandrijfstand selecteren: 210) (3) Flitsschoen (bescherming flitsschoen) (ÎDe bescherming van de flitsschoen verwijderen: 325) • De bescherming van de flitsschoen buiten het bereik van kinderen houden om het inslikken ervan te voorkomen.
Introductie – Namen van onderdelen (18) (20) (21) (22) (23) (24) (25) (26) (19) (28) (29) (17) (27) (30) (31) (17) [ ] (Afspelen)-knop (ÎBeelden afspelen en bewerken: 474) (18) Vergrendelhendeltje bediening (ÎVergrendelingshendeltje bediening: 86) (19) Scherm (ÎZoeker/schermweergaven: 37, Weergave scherm/zoeker: 707)/ Touch scherm (ÎTouch scherm: 84) (20) [ ] (AF mode)-knop (ÎDe AF-modus selecteren: 167) (21) Hendel focusmodus (ÎSelecteren van de Focusmodus: 153, AF gebruiken: 155, Opnemen met MF
Introductie – Namen van onderdelen (26) [Q] (Quick menu)-knop (ÎQuick Menu: 94) (27) Cursorknoppen (ÎCursorknoppen: 82)/ Fn-knoppen (ÎFn-knoppen: 517) 3: Fn14, 1: Fn15, 4: Fn16, 2: Fn17 (28) Bedieningsknop (ÎBedieningsknop: 81) (29) [MENU/SET]-knop (Î[MENU/SET]-knop: 82, Menubedieningsmethoden: 99) (30) [DISP.
Introductie – Namen van onderdelen (32) (33) (34) (35) (36) (37) (40) (38) (41) (42) (45) (46) (47) (48) (39) (43) (44) (49) (32) Diopterinstelring (ÎDe zoekerdioptirie aanpassen: 87) (33) Oogdop (ÎDe zoeker reinigen: 752) • Houd de oogdop buiten het bereik van kinderen om inslikken te voorkomen.
Introductie – Namen van onderdelen (40) [REMOTE]-aansluiting (ÎAfstandsbediening sluiter (optioneel): 703) (41) Kaarttoegangslampje 1 (ÎAanduidingen kaarttoegang: 62) (42) Kaartslot 1 (ÎKaarten plaatsen (optioneel): 60) (43) Kaartslot 2 (ÎKaarten plaatsen (optioneel): 60) (44) Kaarttoegangslampje 2 (ÎAanduidingen kaarttoegang: 62) (45) Vergrendelhendeltje kaartklep (ÎKaarten plaatsen (optioneel): 60) (46) Kaartklep (ÎKaarten plaatsen (optioneel): 60) (47) Vrijgavehendeltje batterijklep (ÎPlaatsing batterij
Introductie – Namen van onderdelen (56) (57) (50) (51) (52) (58) (53) (59) (54) (60) (61) (55) (62) (63) (64)(65) (66)(67) (68) (69) (70) (50) (50) Lusje voor schouderriem (ÎEen schouderriem bevestigen: 40) (51) Sluiterknop (ÎBasisbediening voor foto's: 118) (52) Zelfontspannerlampje (ÎOpnemen met gebruik van de zelfontspanner: 238)/ AF Assist-lampje (Î[AF ass. lamp]: 165) (53) Uitvergrote live weergave (video)-knop (Î[Vergr. liveweerg.
Introductie – Namen van onderdelen (58) [MIC]-aansluiting (ÎExterne microfoons (optioneel): 374) (59) Aansluiting koptelefoon (ÎHoofdtelefoon: 382) • Een excessieve geluidsdruk uit oor- en hoofdtelefoons kan gehoorletsel veroorzaken.
Introductie – Namen van onderdelen Bijgeleverde lens H-ES12060 (1) (2) (3) (4)(5) (6) (7) (8) H-FS12060 (1) (2) (3) (6) 35 (7) (8)
Introductie – Namen van onderdelen (1) Lensoppervlak (2) Focusring (ÎOpnemen met MF: 195) (3) Zoomring (ÎOpname met zoom: 204) (4) O.I.S.-schakelaar (ÎBeeldstabilisatie: 259) (5) [AF/MF]-schakelaar (ÎAF gebruiken: 155, Opnemen met MF: 195) • U kunt tussen AF en MF schakelen. Als [MF] op de lens of op de camera ingesteld is, zal de werking met MF zijn.
Introductie – Namen van onderdelen Zoeker/schermweergaven Op het moment van aankoop geeft de zoeker/het scherm de volgende iconen weer. • Raadpleeg voor andere iconen dan die hier beschreven worden (ÎWeergave scherm/zoeker: 707) Zoeker (1) (2) (3) (4) (5) (6) FINE L 60 F2.8 ISO100 (8) (9)(10)(11)(12) (7) AFS (13) 999 (14) (15) (16)(17) Monitor FINE L 60 F2.
Introductie – Namen van onderdelen (1) Fotostijl (Î[Fotostijl]: 307) (2) Niveaumeting (Î[Niveaumeting]: 573) (3) Beeldkwaliteit (Î[Beeldkwaliteit]: 123)/ Fotoresolutie (Î[Fotoresolutie]: 121) (4) AF-gebied (ÎVerplaatsing AF Area: 187) (5) Focusmodus (ÎSelecteren van de Focusmodus: 153, AF gebruiken: 155, Opnemen met MF: 195) (6) AF mode (ÎDe AF-modus selecteren: 167) (7) Beeldstabilisatie (ÎBeeldstabilisatie: 259) (8) Focus (groen) (ÎBasisbediening voor foto's: 118, AF gebruiken: 155)/ Opnamestatus (rood)
Van Start Lees dit hoofdstuk om de camera gereed te maken alvorens een opname te maken.
Van Start – Een schouderriem bevestigen Een schouderriem bevestigen Bevestig met de volgende procedure een schouderriem aan de camera om te voorkomen dat hij valt.
Van Start – Een schouderriem bevestigen 4 • Trek aan de schouderriem en controleer of hij niet los komt. • Bevestig het tegengestelde einde van de schouderriem op dezelfde manier. • Gebruik de schouderriem om uw schouder. – Draag hem niet om uw nek. Dit kan leiden tot letsel of ongevallen. • Bewaar de schouderriem niet waar er een kind bij kan. – De riem kan per ongeluk om hun nek gewikkeld raken.
Van Start – De batterij laden De batterij laden ≥ Laden met de lader: 44 ≥ Plaatsing batterij: 47 ≥ Doe de batterij in de camera om deze op te laden: 49 ≥ De camera gebruiken terwijl deze van stroom wordt voorzien (Stroomtoevoer/opladen): 53 ≥ Mededelingen over laden/stroomtoevoer: 55 ≥ [Batterijbesparingsmodus]: 57 U kunt de batterij laden door of de bijgeleverde lader te gebruiken of in de camerabody. U kunt de camera ook inschakelen en stroom van een stopcontact gebruiken.
Van Start – De batterij laden Optionele batterij DMW-BLF19 U kunt ook DMW-BLF19 (optioneel) gebruiken maar er zijn de volgende beperkingen: • De volgende functies kunnen niet gebruikt worden: – [Opn. kwaliteit] waarbij een resolutie van C4K overschreden wordt – [Opn. kwaliteit] met een hoge framesnelheid video die een opname-framesnelheid van 60,00p overschrijdt – [Variabele beeldfreq.
Van Start – De batterij laden Laden met de lader Oplaadtijd: Ongev. 230 min • Gebruik de bijgeleverde lader en Netadapter. • De aangeduide oplaadtijd is voor als de batterij volledig ontladen is. De oplaadtijd kan variëren afhankelijk van hoe de batterij gebruikt wordt. De oplaadtijd voor een batterij in een warme/koude omgeving of een batterij die lange tijd niet gebruikt werd, kan langer zijn dan normaal. • Gebruik voor het laden de producten die bij de camera geleverd zijn.
Van Start – De batterij laden 3 Plaats de batterij. ≥De laadlampjes ([CHARGE]) (A) knipperen en het laden begint. • Gebruik geen andere USB-aansluitkabels dan de bijgeleverde kabel. Dit kan en slechte werking tot gevolg hebben. • Geen andere netadapters gebruiken dan de bijgeleverde adapter. Dit kan en slechte werking tot gevolg hebben.
Van Start – De batterij laden Aanduidingen laadlampjes Laadstatus 0 % tot 49 % 50 % tot 79 % 80 % tot 99 % 100 % (C) (B) (D) Laadlampjes (B) (C) (B) (B) Knippert (C) Aan (D) Uit • Als de batterij geplaatst is terwijl de lader niet met de stroombron verbonden is, gaan de laadlampjes een bepaalde tijd branden om u in staat te stellen het batterijniveau te controleren. • Na het laden moet de aansluiting op de stroombron afgesloten worden en de batterij verwijderd.
Van Start – De batterij laden Plaatsing batterij • Gebruik altijd originele Panasonic batterijen (DMW-BLK22). – U kunt ook DMW-BLF19 (optioneel) gebruiken maar er zijn beperkingen: (ÎOptionele batterij DMW-BLF19: 43) • Als u andere batterijen gebruikt, garanderen wij de kwaliteit van dit product niet. • Controleer of de aan-/uitschakelaar van de camera op [OFF] gezet is. 1 2 (E) • Controleer of het hendeltje (E) de batterij op zijn plaats houdt.
Van Start – De batterij laden 3 De batterij verwijderen 1 2 3 Zet de aan/uit schakelaar van de camera op [OFF]. Open de batterijklep. Duw het hendeltje (E) in de richting van de pijl en verwijder vervolgens de batterij. • Controleer of de toegangslampjes van de kaart uit zijn voordat u de batterij verwijdert. (ÎAanduidingen kaarttoegang: 62) (E) • Controleer of geen vreemde objecten op de binnenkant (rubber afdichting) van de batterijklep zitten. • Verwijder de batterij na gebruik.
Van Start – De batterij laden Doe de batterij in de camera om deze op te laden Oplaadtijd: Ongev. 220 min • Gebruik van de camerabody en de bijgeleverde Netadapter. • De aangeduide oplaadtijd is voor als de batterij volledig ontladen is. De oplaadtijd kan variëren afhankelijk van hoe de batterij gebruikt wordt. De oplaadtijd voor een batterij in een warme/koude omgeving of een batterij die lange tijd niet gebruikt werd, kan langer zijn dan normaal.
Van Start – De batterij laden 1 (F) 3 4 2 1 2 3 Zet de aan/uit schakelaar van de camera op [OFF]. Plaats de batterij in de camera. Verbind de USB-poort van de camera met de netadapter met gebruik van de USB-aansluitkabel. • Controleer de richting van de aansluitingen en steek de stekker, die u vasthoudt, recht naar binnen/naar buiten. (Door ze onder een hoek naar binnen te steken, kan vervorming of een 4 slechte werking veroorzaakt worden) Steek de netadapter in een stopcontact.
Van Start – De batterij laden • U kunt de batterij ook laden door een USB-apparaat (PC, enz.) op de camera aan te sluiten met de USB-aansluitkabel. In dat geval kan het laden even duren. • Gebruik geen andere USB-aansluitkabels dan de bijgeleverde kabel. Dit kan en slechte werking tot gevolg hebben. • Geen andere netadapters gebruiken dan de bijgeleverde adapter. Dit kan en slechte werking tot gevolg hebben. • Na het laden moet de aansluiting op de stroombron afgesloten worden.
Van Start – De batterij laden Stroomvoorziening Als de batterij in de camera geplaatst is om geladen te worden en de camera wordt ingeschakeld, dan kunt u opnames maken terwijl de camera van stroom voorzien wordt. • [ ] wordt op het scherm weergegeven terwijl de stroom toegevoerd wordt. • U kunt de stroom ook toevoeren door een USB-aansluitkabel te gebruik om de camera en een USB-apparaat (PC, enz.) te verbinden. • De batterij kan niet geladen worden terwijl stroom toegevoerd wordt.
Van Start – De batterij laden De camera gebruiken terwijl deze van stroom wordt voorzien (Stroomtoevoer/opladen) Aangezien deze camera en de artikelen die bij de batterijlader (DMW-BTC15: optioneel) geleverd zijn compatibel zijn met USB PD (USB Power Delivery), kunt u opladen terwijl de camera van stroom voorzien wordt. Sluit de USB-aansluitkabel, de netadapter en de netkabel van de batterijlader (DMW-BTC15: optioneel) aan op de camera. Oplaadtijd: Ongev.
Van Start – De batterij laden • Plaats de batterij in de camera. • Maak de verbinding door de USB-aansluitkabel van de batterijlader (DMW-BTC15: optioneel) te gebruiken. • Als de camera ingeschakeld is, zal het laden langer duren dan wanneer de camera uitgeschakeld is. • Zelfs wanneer verbinding gemaakt wordt met apparaten die USB PD ondersteunen, bent u mogelijk niet in staat te laden terwijl de camera gebruikt wordt. • Als verbinding gemaakt wordt met apparaten (PC, enz.
Van Start – De batterij laden Mededelingen over laden/stroomtoevoer Stroomaanduidingen Aanduiding op scherm (J) (K) (J) USB-aansluitkabel stroomtoevoer (K) Batterijaanduiding 80 % of hoger 60 % tot 79 % 40 % tot 59 % 20 % tot 39 % 19 % of lager Batterij laag (het stroomlampje knippert ook). Knippert rood • Laad of vervang de batterij. • Het op het scherm aangeduide batterijniveau is approximatief. Het exacte niveau varieert afhankelijk van de omgeving en de werkomstandigheden.
Van Start – De batterij laden • We raden aan originele Panasonic batterijen te gebruiken. Er bestaat de mogelijkheid dat het gebruik van niet-originele batterijen ongelukken of storingen kan veroorzaken die tot brand of explosies leiden. Houd u er rekening me dat wij niet aansprakelijk zijn voor ongeacht welke ongevallen of storingen als gevolg van het gebruik van niet-originele batterijen. • Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones van de stroomplug.
Van Start – De batterij laden [Batterijbesparingsmodus] Dit is een functie voor de automatische omschakeling van de camera naar de slaapmodus (energiebesparing) of om de zoeker/het scherm uit te schakelen als gedurende een ingestelde tijd geen handelingen verricht worden. Beperkt het batterijverbruik.
Van Start – De batterij laden [Slaapsmodus] Stelt de tijd in die moet verstrijken tot de camera in de slaapmodus gezet wordt. [Slaapsmodus Zet de camera in de slaapmodus 15 minuten nadat hij van de (Wi-Fi)] Wi-Fi afgesloten is. [Auto LVF/ scherm uit] Stelt de tijd in die moet verstrijken voordat de zoeker/het scherm uitgeschakeld wordt. (De camera wordt niet uitgeschakeld.
Van Start – De batterij laden • [Batterijbesparingsmodus] is in de volgende gevallen niet beschikbaar: – Als u bent verbonden met een pc of een printer – Tijdens video-opname/afspelen – Tijdens een [Intervalopname] – Wanneer wordt opgenomen met [Stop-motionanimatie] (wanneer [Automatische opname] is ingesteld) – Tijdens opnames met [Focus Overgang] – Tijdens een [Diashow] – Tijdens HDMI-uitgang voor opname 59
Van Start – Kaarten plaatsen (optioneel) Kaarten plaatsen (optioneel) • Formatteer de kaarten met de camera vóór het gebruik. (Î[Kaart formatteren]: 586) Deze camera ondersteunt een dubbele kaartsleuffunctie. Wanneer twee kaarten worden gebruikt, zijn relay-opname, back-up-opname en de toewijzing van opname beschikbaar.
Van Start – Kaarten plaatsen (optioneel) 3 (A) Kaartslot 1: CFexpress-kaart (B) Kaartslot 2: SD-kaart • Breng de kaarten aan in de posities die aangeduid worden in de afbeelding en plaats ze stevig naar binnen tot een klik gehoord wordt. • U kunt de manier instellen om op kaartsleuven 1 en 2 op te nemen: (Î[Functie dubbel kaartslot]: 587) • U kunt de map en de bestandsnamen instellen die gebruikt worden voor de beelden die in de DCIM-map opgeslagen zijn: (Î[Map- / Bestandsinstell.
Van Start – Kaarten plaatsen (optioneel) Aanduidingen kaarttoegang Het kaarttoegangslampje gaat branden wanneer de kaart wordt benaderd. (C) (D) (C) Toegangslampje kaart voor kaartsleuf 1 (D) Toegangslampje kaart voor kaartsleuf 2 • Voer de volgende handelingen niet uit wanneer toegang tot de kaart verkregen wordt. De camera kan verkeerd werken of de kaart en de opgenomen beelden kunnen beschadigd raken. – Schakel de camera uit. – Verwijder de batterij of de kaart of sluit de stekker af.
Van Start – Kaarten plaatsen (optioneel) Een kaart verwijderen 1 Open de kaartklep. 2 Duw tegen de kaart tot een klik gehoord wordt en trek de kaart vervolgens recht naar buiten. • Controleer of de toegangslampjes van de kaart uit zijn voordat u de kaart verwijdert. VOORZICHTIG, KAART IS HEET • Zoals aangegeven wordt op de binnenkant van de kaartklep, kan de kaart heet zijn vlak nadat de camera gebruikt is. Wees voorzichtig bij de verwijdering ervan.
Van Start – Een lens bevestigen Een lens bevestigen ≥ Een lenskap bevestigen: 67 De camera kan de speciale lenzen gebruiken die compatibel zijn met de specificatie van de lensmontage van het Micro Four Thirds™ systeem (Micro Four Thirds montage). Raadpleeg voor informatie over de lens die gebruikt kan worden (ÎLenzen die gebruikt kunnen worden: 23). • Controleer of de aan-/uitschakelaar van de camera op [OFF] gezet is. • Verwissel de lens op een plaats met weinig vuil en stof.
Van Start – Een lens bevestigen 3 (A) (A) Pasmarkeringen voor de lens Een lens verwijderen • Terwijl u op de ontgrendelknop van de lens (B) drukt, draait u de lens naar de pijl tot de lens stopt en verwijderd kan worden.
Van Start – Een lens bevestigen • Wanneer u een lens bevestigd heeft die geen communicatiefunctie met deze camera heeft, wordt na het inschakelen van de camera een bericht weergegeven met de vraag om de weergegeven lensinformatie te bevestigen. U kunt de brandpuntsafstand van de lens registeren als u [Ja] selecteert. (Î[Lensinformatie]: 266) • U kunt de instellingen wijzigen zodat het bevestigingsbericht niet wordt weergegeven: (Î[Bevestiging lensinfo]: 584) • Breng de lens recht aan.
Van Start – Een lens bevestigen Een lenskap bevestigen Voor opnames met sterk tegenlicht kan een lenskap de insluiting van ongewenst licht op de beelden beperken en het contrast doen afnemen dat het gevolg is van de onregelmatige weerkaatsing van licht binnenin de lens. Deze stelt u in staat mooiere foto's te maken door overtollig licht af te snijden.
Van Start – Een lens bevestigen 1 Lijn het merkteken (C) ( ) op de lenskap uit met het merkteken op de top van de lens. (C) 2 Draai de lenskap in de richting van de pijl en lijn het merkteken (D) ( ) op de lenskap uit met het merkteken op de top van de lens. ≥Bevestig de lenskap door eraan te draaien tot een klik gehoord wordt.
Van Start – Een lens bevestigen De lenskap verwijderen (H-ES12060) Terwijl u op de lenskap-knop (E) drukt, draait u de lenskap in de richting van de pijl en verwijdert u hem vervolgens. (E) • Tijdens het dragen van de camera kan de lenskap omgekeerd aangebracht worden. Voorbeeld) H-ES12060 1 Lijn het merkteken (D) ( ) op de lenskap uit met het merkteken op de top van de lens. 2 Bevestig de lenskap door hem in de richting van de pijl te draaien tot een klik gehoord wordt.
Van Start – Aanpassen van de schermrichting en -hoek Aanpassen van de schermrichting en -hoek De monitor van deze camera kan worden gebogen en gekanteld zodat u in combinaties kunt aanpassen om de richting en hoek naar wens te wijzigen. Op het moment van aankoop bevindt het scherm zich in de camerabody.
Van Start – Aanpassen van de schermrichting en -hoek Kantelen Leg uw vinger op (A) en duw het scherm omhoog in de richting van de pijl. (A) 28° 50° • Het scherm van deze camera kan worden in twee fasen worden gekanteld. • Het scherm kan nog steeds worden geopend wanneer het tot 28° is gekanteld. • De afstelhoeken dienen alleen als aanwijzing. • Let op dat uw vinger niet in de monitor bekneld raakt. • Oefen geen overmatige kracht uit op het scherm.
Van Start – De klok instellen (Bij de eerste inschakeling) De klok instellen (Bij de eerste inschakeling) Wanneer u de camera voor het eerst inschakelt, verschijnt een beeldscherm voor het instellen van de tijdzone en de klok. Controleer of deze instellingen vóór het gebruik uitgevoerd worden om er zeker van te zijn dat de beelden met de correcte datum- en tijdinformatie opgenomen worden. 1 Zet de aan/uit schakelaar van de camera op [ON]. ≥Het stroomlampje brandt.
Van Start – De klok instellen (Bij de eerste inschakeling) 5 De tijdzone instellen. ≥Druk op 21 om de tijdzone te selecteren en druk vervolgens op of . • Als u Zomertijd gebruikt [ ], druk dan op 3. (De tijd zal met 1 uur vooruit gezet worden.) Druk opnieuw op 3 om naar de gewone tijd terug te keren. (A) 6 (A) Tijdsverschil met GMT (Greenwich Mean Time) Als [Aub klok instellen] verschijnt, druk dan op .
Van Start – De klok instellen (Bij de eerste inschakeling) 7 De klok instellen. 21: Selecteer een item (jaar, maand, dag, uur, minuut of seconde). 34: Selecteer een waarde. Instelling van weergavevolgorde en formaat tijdweergave. ≥Om het scherm weer te geven voor het instellen van de weergavevolgorde (B) en het tijdweergaveformaat (C), selecteer [Indeling] door op 21 te drukken en druk vervolgens op of .
Van Start – De klok instellen (Bij de eerste inschakeling) 8 9 Bevestig uw selectie. ≥Druk op of . Als [De klokinstelling is voltooid.] verschijnt, druk dan op of . • Als de camera gebruikt wordt zonder de klok in te stellen, zal deze op “0:00:00 1/ 1/2022” gezet worden. • De klokinstellingen worden gedurende ongev. 3 maanden behouden met behulp van de ingebouwde klokbatterij, zelfs zonder batterij. (Laat de volledig geladen batterij in de camera gedurende ongev.
Basisbediening Dit hoofdstuk beschrijf de basisbediening van de camera en de Intelligent Auto modus die u helpt bij het onmiddellijk starten van een opname.
Basisbediening – De camera vasthouden De camera vasthouden Om he schudden van de camera tot een minimum te beperken, moet de camera zo vastgehouden worden dat hij tijdens de opname niet beweegt. Houd de camera met beide handen vast, houd uw armen stil langs uw lichaam en sta met uw benen niet verder gespreid dan de breedte van uw schouders. ≥ Houd de camera stevig vast met uw rechterhand rond de camerahandgreep. ≥ Ondersteun de lens aan de onderkant met uw linkerhand.
Basisbediening – De camera vasthouden Detectiefunctie verticale stand Deze functie detecteert wanneer foto's opgenomen worden terwijl de camera verticaal gehouden wordt. Met de fabrieksinstellingen worden de foto's automatisch in de verticale stand teruggespeeld. • Als u [Scherm roteren] op [OFF] zet, zullen de foto's afgespeeld worden zonder gedraaid te worden.
Basisbediening – De opnamemodus selecteren De opnamemodus selecteren 1 Druk op de vergrendelknop (1) van de modusknop, om de vergrendeling vrij te geven. • De knop wordt vergrendeld als de vergrendelknop van de modusknop ingedrukt wordt. Iedere druk vergrendelt/ontgrendelt de knop. 2 Draai aan modusknop (2) en stel de functie in.
Basisbediening – Camera-instellingen bedienen Camera-instellingen bedienen Als u de camera-instellingen wilt veranderen, gebruikt u daarvoor de volgende onderdelen. Om accidentele bediening te voorkomen, kunt u de bediening uitschakelen met het vergrendelhendeltje van de bediening.
Basisbediening – Camera-instellingen bedienen Modusknop op de voorkant/Modusknop op de achterkant Draaien: Selecteert een item of een numerieke waarde. Bedieningsknop Draaien: Selecteert een item of een numerieke waarde.
Basisbediening – Camera-instellingen bedienen Cursorknoppen Druk op: Selecteert een item of een numerieke waarde. [MENU/SET]-knop Druk op: Bevestigt een instelling. • Geeft het menu weer tijdens opnemen en afspelen.
Basisbediening – Camera-instellingen bedienen Joystick De joystick kan bediend worden in 8 richtingen door hem omhoog, omlaag, naar links, naar rechts en diagonaal te kantelen en door op het middelste gedeelte te drukken. (I) Kantelen: Selecteert een item of een numerieke waarde of verplaatst een positie. • Leg uw vinger op het midden van de joystick voordat u hem kantelt. De joystick werkt mogelijk niet zoals verwacht wordt wanneer op de zijkanten gedrukt wordt. (J) Druk op: Bevestigt een instelling.
Basisbediening – Camera-instellingen bedienen Touch scherm Handelingen kunnen uitgevoerd worden door de iconen, de schuifbalken, de menu's en andere items die op het scherm weergegeven worden aan te raken. Aanraken Aanraken met de vinger en vervolgens wegnemen van de vinger van het touch scherm. Slepen Bewegen van een vinger terwijl die het touch scherm blijft aanraken.
Basisbediening – Camera-instellingen bedienen Samenknijpen (breder/smaller) Vergroten van de afstand tussen twee vingers (spreiden) en verkleinen van de afstand tussen twee vingers (knijpen) terwijl ze het touch scherm aanraken. • Als u in de handel verkrijgbare beschermfolie voor het scherm gebruikt, neem dan de voorzorgsmaatregelen voor de folie in acht. (De zichtbaarheid en de bedienbaarheid kunnen afnemen, afhankelijk van het type beschermfolie dat voor het scherm gebruikt wordt.
Basisbediening – Camera-instellingen bedienen Vergrendelingshendeltje bediening Door het vergrendelingshendeltje van de bediening uit te lijnen ten aanzien van de [LOCK]-positie worden de volgende bedieningsgedeeltes uitgeschakeld die in gesteld waren in [Inst. vergrendelingshendel] van het [Voorkeuze] ([Bediening])-menu. (Î[Inst.
Basisbediening – Instellingen voor weergave Scherm/Zoeker Instellingen voor weergave Scherm/Zoeker ≥ De zoeker instellen: 87 ≥ Tussen het scherm en de zoeker schakelen: 88 ≥ De display-informatie omschakelen: 91 De zoeker instellen De zoekerdioptirie aanpassen Draai aan de ring voor de dioptrie-aanpassing terwijl u door de zoeker kijkt. • Draai eraan totdat u duidelijk de tekst kunt zien in de zoeker.
Basisbediening – Instellingen voor weergave Scherm/Zoeker Tussen het scherm en de zoeker schakelen Met de standaardinstellingen is automatisch schakelen tussen zoeker/ scherm ingesteld. Als u door de zoeker kijkt, werkt de oogsensor (A) en schakelt de camera van de schermweergave naar de zoekerweergave. U kunt met [LVF] knop (B) naar de zoekerweergave of de schermweergave schakelen. Druk op [LVF].
Basisbediening – Instellingen voor weergave Scherm/Zoeker Gelijktijdig weergeven op scherm en zoeker Als het scherm tijdens het automatisch schakelen tussen zoeker/scherm (C) naar de lens gedraaid is, wordt ook het opnamescherm dat gezien wordt als men door de zoeker kijkt op het scherm weergegeven.
Basisbediening – Instellingen voor weergave Scherm/Zoeker • De oogsensor werkt niet als het scherm is gekanteld. • De oogsensor werkt mogelijk niet correct door de vorm van uw bril, de manier waarop u de camera houdt of helder licht dat rondom het oculair schijnt. • Tijdens het afspelen van video of een diashow werkt de automatisch wisselen tussen zoeker/scherm niet.
Basisbediening – Instellingen voor weergave Scherm/Zoeker De display-informatie omschakelen Druk op [DISP.]. ≥ De display-informatie is omgeschakeld.
Basisbediening – Instellingen voor weergave Scherm/Zoeker Zoeker (J) FINE L (K) AFS ISO AUTO 999 (J) Met informatie (K) Zonder informatie • Druk op [ ] om tussen weergeven/verbergen van de niveaumeting te schakelen. Dit kan ook ingesteld worden door gebruik van [Niveaumeting]. (Î[Niveaumeting]: 573) • Werking bedieningspaneel (ÎControlepaneel: 96) • U kunt het controlepaneel en het zwart scherm verbergen: (Î[Toon/verberg schermopm.
Basisbediening – Instellingen voor weergave Scherm/Zoeker Afspeelscherm (M) 1 (L) 2022.12.1 10:00 100-0001 AFS 4:3 L ISO 60 100 0 STD. (N) (O) 2 1/5 FINE sRGB AWB F2.8 2022.12. 1 10:00 F2.8 ±0 ISO100 FINE L 100-0001 (L) Met informatie (M) Weergave van gedetailleerde informatie (N) Zonder informatie (O) Zonder knipperende highlights *1 Door op 34 te drukken, wordt display-informatie omgeschakeld.
Basisbediening – Quick Menu Quick Menu Dit menu stelt u in staat snel functies in te stellen die vaak gebruikt worden tijdens opnames, zonder het menuscherm op te roepen. U kunt de weergave van het Quick Menu en de weer te geven items ook wijzigen. 1 Laat het Quick Menu weergeven. 2 Selecteer een menu-item. ≥Druk op [Q]. ≥Druk op 3421. ≥De richtingen op de diagonaal kunnen ook met de joystick geselecteerd worden. ≥De selectie is ook mogelijk door aan te draaien.
Basisbediening – Quick Menu 3 Selecteer een in te stellen item. ≥Draai aan of . ≥De selectie is ook mogelijk door een in te stellen item aan te raken. ISO AWB AUTO 0 0 0 0 0 0 4:3 4 Sluit het Quick Menu. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥U kunt het menu ook sluiten door op [Q] te drukken. • Sommige items kunnen niet ingesteld worden, afhankelijk van de opnamemodus of de camera-instellingen.
Basisbediening – Controlepaneel Controlepaneel In dit scherm kunt u de huidige opname-instellingen op het scherm bekijken. U kunt ook het scherm aanraken om de instellingen te wijzigen. In de modus [ ] (Creatieve Videomodus) verandert de weergave naar een weergave die speciaal voor video is. • Voor informatie over het scherm (ÎControlepaneel: 715, Bedieningspaneel (Creatieve Videomodus): 718) 1 Het controlepaneel weergeven. ≥Druk meerdere malen op [DISP.].
Basisbediening – Controlepaneel 3 Verander de instelling. Voorbeeld) De AF-modus wijzigen ≥Raak het instellen-item aan. • Raadpleeg de pagina's voor informatie over hoe de instellingen kunnen worden gewijzigd. 4 Raak [Inst.] aan.
Basisbediening – Controlepaneel Direct wijzigen via de draaiknop 2 Stappen tot handelingen. 4 kunnen ook worden gewijzigd via de volgende 1 Druk op 3421 om de selectie van items in te schakelen. 2 Druk op 3421 om een item te selecteren. 3 Draai aan • De geselecteerde items worden geel weergegeven. • De selectie is ook mogelijk door aan te draaien. 0 ISO 0 AUTO AFS of om de waarden van de instellingen te wijzigen.
Basisbediening – Menubedieningsmethoden Menubedieningsmethoden ≥ [Resetten]: 104 In deze camera wordt het menu gebruikt om een grote verscheidenheid aan functies in te stellen en camera-aanpassingen uit te voeren. Menuhandelingen kunnen worden uitgevoerd met behulp van de cursors, joystick, draaiknop of door aanraking. Configuratie- en bedieningsgedeeltes van het menu Het menu kan bediend worden door op 21 te drukken om u tussen de menuschermen te verplaatsen.
Basisbediening – Menubedieningsmethoden 1 Laat het menu weergeven. 2 Selecteer een hoofdtab. ≥Druk op . ≥Druk op 34 om een hoofdtab te selecteren en druk vervolgens op 1. ≥U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door aan te draaien om de hoofdtab te selecteren en door vervolgens op of te drukken.
Basisbediening – Menubedieningsmethoden 3 Selecteer een subtab. ≥Druk op 34 om een subtab te selecteren en druk vervolgens op 1. ≥U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door aan te draaien om de subtab te selecteren en door vervolgens op of te drukken. • Als er paginatabs (D) zijn, wordt nadat de paginatabs klaar zijn met schakelen naar de volgende subtab geschakeld. (D) 4 Selecteer een menu-item. ≥Druk op 34 om een menu-item te selecteren en druk vervolgens op 1.
Basisbediening – Menubedieningsmethoden 5 Selecteer een instellingsitem en bevestig vervolgens uw selectie. ≥Druk op 34 om een in te stellen item te selecteren en druk vervolgens op of . ≥U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door aan te draaien om het instellingsitem te selecteren en door vervolgens op of te drukken. 6 Sluit het menu. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥U kunt het menu ook sluiten door verschillende keren op [ drukken.
Basisbediening – Menubedieningsmethoden Beschrijvingen van menu-items en instellingen weergeven Als u op [DISP.] drukt terwijl een menu-item of in te stellen item geselecteerd is, wordt een beschrijving van het item op het scherm weergegeven. Grijs weergegeven menu-items De menu-items die niet ingesteld kunnen worden, worden grijs weergegeven. Als u op of drukt terwijl een grijs item geselecteerd is, wordt de reden waarom die niet ingesteld kan worden weergegeven.
Basisbediening – Menubedieningsmethoden [Resetten] Zet ieder van de volgende instellingen opnieuw op de fabrieksinstelling: • Opname-instellingen • Netwerkinstellingen (instellingen van [Wi-Fi setup] en [Bluetooth]) • Set-up en custom instellingen (anders dan [Wi-Fi setup] en [Bluetooth]) ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Resetten] • Als de set-up- en aangepaste instellingen worden gereset, wordt het menu [Afspelen] ook gereset.
Basisbediening – Tekens invoeren Tekens invoeren Volg onderstaande stappen als het scherm voor de invoering van tekens weergegeven wordt. 1 Voer letters in. ≥Druk op 3421 om tekens te selecteren en druk vervolgens op of tot het in te voeren teken weergegeven wordt. (Herhaal dit) • Roteer om hetzelfde teken herhaaldelijk in te voeren of naar rechts om de cursor voor de invoerpositie te verplaatsen.
Basisbediening – Intelligent Auto modus Intelligent Auto modus De [iA]-modus (Intelligent Auto modus) kan beelden opnemen met gebruik van instellingen die automatisch door de camera geselecteerd worden. De camera detecteert de scène waarvoor hij automatisch de optimale opname-instellingen instelt die bij het onderwerp en de opname-omstandigheden passen. 1 Zet de opnamefunctie op [iA]. 2 Richt de camera op het onderwerp. ≥Stel de modusknop in.
Basisbediening – Intelligent Auto modus 3 Scherpstellen. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥Is het onderwerp eenmaal scherp gesteld, dan brandt de focusicoon. (Is het onderwerp niet scherp gesteld, dan knippert de focusaanduiding.) •[ ] van de AF mode werkt en het AF-gebied wordt weergegeven, uitgelijnd op ongeacht welk mens.
Basisbediening – Intelligent Auto modus 4 Start de opname. ≥Druk de sluiterknop volledig in om foto's te maken. ≥Druk op de videotoets of op de sub-videotoets om video's op te nemen. • De backlightcompensatie werkt automatisch om te voorkomen dat onderwerpen er donker uitzien als er backlight is.
Basisbediening – Intelligent Auto modus Types van automatische scènedetectie Foto's maken Video's opnemen 3 3 3 3 i-Portret*1 i-Portret & Dieren *2 i-Landschap 3 3 i-Macro 3 3 i-Nachtportret*3 3 i-Nachtlandschap 3 i-Voedsel 3 i-Zonsondergang 3 i-Weinig Licht 3 3 3 *1 Gedetecteerd als [Onderwerp detecteren] in het [Foto] ([Focus])-menu op [HUMAN] of [FACE/EYE] gezet is. *2 Gedetecteerd als [Onderwerp detecteren] in het [Foto] ([Focus])-menu op [ANIMAL+HUMAN] gezet is.
Basisbediening – Intelligent Auto modus AF-modus De AF-modus wijzigen. • Iedere druk op [ ] wijzigt de AF-modus. • De modus kan ook veranderd worden door het scherm aan te raken of door op de joystick te drukken en die ingedrukt te houden. • [AF-detectie-instelling] is vastgezet op [ON]. • De [Onderwerp detecteren]-instelling wordt gehandhaafd voor iedere opnamefunctie ander dan [iA]-modus.
Basisbediening – Intelligent Auto modus [ ] ([Tracking]) Als de focusmodus op [AFC] gezet is, volgt de AF Area de beweging van het onderwerp, terwijl de scherpstelling gehandhaafd blijft. Richt de AF Area op het onderwerp en druk de ontspanknop tot halverwege in. • De camera zal het onderwerp volgen terwijl de ontspanknop tot halverwege of volledig ingedrukt wordt.
Basisbediening – Opnemen met gebruik van aanraakfuncties Opnemen met gebruik van aanraakfuncties ≥ Touch AF/Touch Sluiter: 112 ≥ Touch AE: 115 Touch AF/Touch Sluiter Met Touch-functies kunt u zich richten op het punt dat u aanraakt, de sluiter loslaten, etc. • Met de standaardinstellingen wordt het Touch-Tabblad niet weergegeven. Zet [Touch tab] op [ON] in [Touch inst.] in het [Voorkeuze] ([Bediening])-menu. (Î[Touch inst.
Basisbediening – Opnemen met gebruik van aanraakfuncties 1 2 Raak [ ] aan. Raak de icoon aan. ≥Telkens wanneer de icoon wordt aangeraakt, wordt deze omgeschakeld. AF (Touch AF) Scherpstelling op de aangeraakte positie. (Touch sluiter) Opnemen met de nadruk op de aangeraakte positie. (OFF) 3 (Indien ingesteld op iets anders dan OFF) Raak het onderwerp aan.
Basisbediening – Opnemen met gebruik van aanraakfuncties • Als Touch sluiter niet werkt, zal het AF area eerst rood worden en vervolgens verdwijnen.
Basisbediening – Opnemen met gebruik van aanraakfuncties Touch AE Deze functie regelt de helderheid volgens een aangeraakte positie. Als het gezicht van een onderwerp donker verschijnt, kan het beeldscherm helderder gemaakt worden om bij het gezicht te passen. • Met de standaardinstellingen wordt het Touch-Tabblad niet weergegeven. Zet [Touch tab] op [ON] in [Touch inst.] in het [Voorkeuze] ([Bediening])-menu. (Î[Touch inst.]: 558) 1 2 Raak [ Raak [ ] aan. AE ] aan.
Basisbediening – Opnemen met gebruik van aanraakfuncties 3 Raak het onderwerp aan waarvoor u de helderheid wilt regelen. • Om de positie waarvoor u de helderheid wilt regelen naar het midden te doen terugkeren, raakt u [Reset] aan. ュリヴヱハ 4 5HVHW ,QVW Raak [Inst.] aan. Touch AE uitschakelen Raak [ ] aan. • U kunt zowel de scherpstelling als de helderheid aanpassen aan die van de positie die u aanraakt.
Foto's maken Er zijn basisbedieningen en instellingen voor het maken van foto's.
Foto's maken – Basisbediening voor foto's Basisbediening voor foto's 1 Focus aanpassen. ≥Druk de ontspanner tot halverwege in (druk er zachtjes op). ≥De diafragmawaarde (A) en de sluitertijd (B) worden weergegeven. (Als de correcte belichting niet verkregen kan worden, knipperen de aanduidingen rood.) ≥Is het onderwerp eenmaal scherp gesteld, dan brandt de focusicoon (C). (Is het onderwerp niet scherp gesteld, dan knippert de focusaanduiding.
Foto's maken – Basisbediening voor foto's 2 Start de opname. ≥Druk de ontspanner volledig in (druk hem verder in). • De opgenomen foto’s kunnen automatisch weergegeven worden door [Auto review] van het [Voorkeuze] ([Scherm/Display (Foto)])-menu in te stellen. U kunt de duur van de fotoweergave ook op uw voorkeursinstelling zetten. (Î[Auto review]: 565) • Met de fabrieksinstellingen kunt u geen foto maken zolang het onderwerp niet scherp gesteld is. Als u [Prio.
Foto's maken – [Aspectratio] [Aspectratio] U kunt de aspectratio van het beeld selecteren.
Foto's maken – [Fotoresolutie] [Fotoresolutie] Stelt de fotoresolutie van het beeld in. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Fotoresolutie] [Aspectratio] Beeldgrootte [L] (25M) [4:3] [3:2] [16:9] [1:1] 5776×4336 [M] (12,5M) 4096×3072 [S] (6,5M) 2944×2208 [L] (22M) 5776×3848 [M] (11M) 4096×2728 [S] (5,5M) 2944×1960 [L] (18,5M) 5776×3248 [M] (9,5M) 4096×2304 [S] (5M) 2944×1656 [L] (19M) 4336×4336 [M] (9,5M) 3072×3072 [S] (5M) 2208×2208 • Als [Ex. tele conv.
Foto's maken – [Fotoresolutie] • Als de volgende functies gebruikt worden, is [Fotoresolutie] niet beschikbaar: – [RAW] ([Beeldkwaliteit]) – Hoge Resolutie Modus 122
Foto's maken – [Beeldkwaliteit] [Beeldkwaliteit] Stelt de compressiesnelheid in die voor het opslaan van foto's gebruikt wordt. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Beeldkwaliteit] [FINE] JPEG-foto's waarbij voorrang aan de beeldkwaliteit gegeven wordt. Bestandsformaat: JPEG [STD.] JPEG-foto's van standaard beeldkwaliteit. Dit is nuttig voor het verhogen van het aantal opneembare beelden zonder de fotoresolutie te wijzigen. Bestandsformaat: JPEG [RAW+FINE]/[RAW+STD.
Foto's maken – [Beeldkwaliteit] Opmerking over RAW Het RAW-formaat heeft betrekking op een gegevensformaat van beelden die niet op de camera verwerkt zijn. Het afspelen en bewerken van RAW-beelden vereist de aanwezigheid van de camera of de speciale software. • U kunt RAW-beelden op de camera verwerken. (Î[RAW-verwerking]: 496) • Gebruik software (“SILKYPIX Developer Studio” van Ichikawa Soft Laboratory) om RAW-bestanden op een PC te verwerken en te bewerken.
Video's opnemen Dit zijn de basisbedieningen en instellingen voor het opnemen van video's. • Raadpleeg ook de volgende hoofdstukken voor meer gedetailleerde informatie over het opnemen van video's: – Video-instellingen: 344 – Speciale video-opname: 414 – HDMI-uitzending (Video): 457 ≥ Basisbediening voor video's: 126 ≥ [Systeemfrequentie]: 132 ≥ [Format opnamebestand]: 134 ≥ [Opn.
Video's opnemen – Basisbediening voor video's Basisbediening voor video's Het is mogelijk om video op te nemen met een maximale resolutie van 5,8K (5760×4320) op deze camera. Het ondersteunt ook schakelen van systeemfrequentie en 3 soorten opname-bestandsindeling; MP4, MOV en Apple ProRes. In de modus [ ] (Creatieve Videomodus), die speciaal voor video-opname is, kunt u alle videofuncties gebruiken. 1 Start opname. ≥Druk op de videotoets (A).
Video's opnemen – Basisbediening voor video's (C) 2 (B) Stop de opname. ≥Druk opnieuw op de videotoets (A). ≥U kunt ook dezelfde handeling uitvoeren door de sub-videotoets (B) in te drukken. Schermweergave tijdens de video-opname De live view-beeldhoek verandert in de beeldhoek voor video-opnames en de opnametijd (E) en de verstreken opnametijd (F) worden weergegeven. • “h” is een afkorting voor uur, “m” voor minuut en “s” voor seconde.
Video's opnemen – Basisbediening voor video's • Als het moeilijk is om de scherpstelling van het onderwerp te handhaven tijdens een video-opname met AF, druk de ontspanknop dan opnieuw tot halverwege in om de scherpstelling opnieuw aan te passen. Belichtingsregeling tijdens de video-opname Video's zullen opgenomen worden met gebruik van onderstaande instellingen van diafragmawaarde, sluitertijd en ISO-gevoeligheid.
Video's opnemen – Basisbediening voor video's Grootte-interval voor splitsen bestanden Er zal een nieuw bestand gecreëerd worden om verder te gaan met de opname als de continue opnametijd of de bestandsgrootte de volgende voorwaarden overschrijden. [Format [Opn.
Video's opnemen – Basisbediening voor video's • Wanneer de resterende capaciteit van de batterij of de kaart tijdens de video-opname laag wordt, gaan de statuslampjes knipperen met lange tussenpozen. Wanneer er geen resterende capaciteit in de batterij of de kaart is, wordt de video-opname gestopt en de statuslampjes knipperen met korte tussenpozen. • Als een handeling, zoals zoomen of het drukken op een knop, uitgevoerd wordt tijdens het opnemen van een video, kan het werkgeluid daarvan opgenomen worden.
Video's opnemen – Basisbediening voor video's • U kunt de temperatuur instellen tijdens de video-opname waarbij de camera automatisch met opnemen stopt. (Î[Thermisch beheer]: 595) • U kunt de weergave van het opnamescherm omschakelen om bij de video-opname te passen, net als met de [ ]-modus: (Î[Video prioriteit menu]: 578) • U kunt instellen of de statuslampjes branden of uitgeschakeld worden.
Video's opnemen – [Systeemfrequentie] [Systeemfrequentie] Dit verandert de systeemfrequentie van video's die met de camera worden opgenomen en op de camera worden afgespeeld. De standaardinstelling is dat de systeemfrequentie is ingesteld op het TV-omroepsysteem voor de regio waar de camera is gekocht. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Systeemfrequentie] [59.94Hz (NTSC)] Systeemfrequentie voor regio's met behulp van het NTSC omroepsysteem [50.
Video's opnemen – [Systeemfrequentie] • Na de instelling gecontroleerd te hebben, schakelt u de camera uit en weer in. • Als u opneemt met een systeemfrequentie die afwijkt van het omroepsysteem in uw regio, kunt u mogelijk video's niet goed afspelen op uw tv. Wij raden u aan de instelling zoals die was op het moment van aankoop te gebruiken als u niet zeker bent over de omroepsystemen of als u niet wordt betrokken bij het maken van een bioscoopfilm.
Video's opnemen – [Format opnamebestand] [Format opnamebestand] Stelt de opname-bestandsindeling van de op te nemen video's. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Format opnamebestand] [MP4] Deze bestandsindeling is geschikt voor afspelen op pc's. [MOV] Deze bestandsindeling is geschikt voor het bewerken van beelden. [Apple ProRes] Neemt op met de Apple ProRes codec. Deze bestandsindeling is geschikt voor het bewerken van beelden. • Dit is beschikbaar in de [ ]-modus.
Video's opnemen – [Format opnamebestand] • De volgende soorten video kunnen niet op SD-kaarten opgenomen worden. Gebruik CFexpress-kaarten.
Video's opnemen – [Opn. kwaliteit] [Opn. kwaliteit] Stelt de afbeeldingskwaliteit in van de op te nemen video's. De afbeeldingskwaliteiten die u kunt selecteren, zijn afhankelijk van de opnamefunctie, instellingen van [Systeemfrequentie] en [Format opnamebestand]. De instellingsitems van [Beeldzone voor video] die u kunt selecteren, zijn afhankelijk van de [Opn. kwaliteit]-instellingen. [Opn.
Video's opnemen – [Opn. kwaliteit] ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Opn. kwaliteit] • Om video op te nemen met een bitsnelheid van 72 Mbps of meer, hebt u een SD-kaart nodig met de bijbehorende snelheidsklasse. • Video's met een bitsnelheid van 800 Mbps of meer kunnen niet op een SD-kaart opgenomen worden. Gebruik een CFexpress-kaart. • [Apple ProRes]-video met een resolutie van 4K of meer kan niet op een SD-kaart opgenomen worden. Gebruik een CFexpress-kaart.
Video's opnemen – [Opn. kwaliteit] [Format opnamebestand]: [MP4] • YUV, Bitwaarde, Beeldcompressie: – [10bit] opnamekwaliteit: 4:2:0, 10-bit, Long GOP – [8bit] opnamekwaliteit: 4:2:0, 8-bit, Long GOP • Audioformaat: AAC (2ch) (A) Opname-framesnelheid (B) Bitsnelheid (Mbps) (C) Video compressieformaat (HEVC: H.265/HEVC, AVC: H.264/MPEG-4 AVC) [Systeemfrequentie]: [59.94Hz (NTSC)] [Opn.
Video's opnemen – [Opn. kwaliteit] [Format opnamebestand]: [MOV] • YUV, Bitwaarde, Beeldcompressie: – [422/10-I] opnamekwaliteit: 4:2:2, 10-bit, ALL-Intra – [422/10-L] opnamekwaliteit: 4:2:2, 10-bit, Long GOP – [420/10-L] opnamekwaliteit: 4:2:0, 10-bit, Long GOP • Audioformaat: LPCM (4ch)*1 : Beschikbaar in Creatieve Videomodus. (A) Opname-framesnelheid (B) Bitsnelheid (Mbps) (C) Video compressieformaat (HEVC: H.265/HEVC, AVC: H.264/MPEG-4 AVC) [Systeemfrequentie]: [59.
Video's opnemen – [Opn.
Video's opnemen – [Opn.
Video's opnemen – [Opn. kwaliteit] [Systeemfrequentie]: [50.00Hz (PAL)] [Beeldzone voor video] [Opn. kwaliteit] Resolutie Aspectratio (A) (B) (C) FULL [5.8K/25p/420/10-L] 3 3 5760×4320 4:3 25,00p 200 HEVC [5.7K/50p/420/10-L] 3 3 5728×3024 17:9 50,00p 300 HEVC [5.7K/25p/420/10-L] 3 3 5728×3024 17:9 25,00p 200 HEVC [4.
Video's opnemen – [Opn.
Video's opnemen – [Opn. kwaliteit] [Systeemfrequentie]: [24.00Hz (CINEMA)] [Beeldzone voor video] [Opn. kwaliteit] Resolutie Aspectratio (A) (B) (C) FULL [5.8K/24p/420/10-L] 3 3 5760×4320 4:3 24,00p 200 HEVC [5.7K/48p/420/10-L] 3 3 5728×3024 17:9 48,00p 300 HEVC [5.7K/24p/420/10-L] 3 3 5728×3024 17:9 24,00p 200 HEVC [4.
Video's opnemen – [Opn. kwaliteit] [Format opnamebestand]: [Apple ProRes] • Audioformaat: LPCM (4ch)* : Beschikbaar in Creatieve Videomodus. (A) Opname-framesnelheid (B) Bitsnelheid (Gbps) (C) Videocompressieformaat (422 HQ: Apple ProRes 422 HQ, 422: Apple ProRes 422) [Systeemfrequentie]: [59.94Hz (NTSC)] [Beeldzone voor video] [Opn. kwaliteit] Resolutie Aspectratio (A) (B) (C) 422 HQ FULL [5.7K/30p/422 HQ] 3 3 5728×3024 17:9 29,97p 1,9 [5.
Video's opnemen – [Opn. kwaliteit] • In dit document worden video's als volgt op basis van hun resolutie aangegeven: – 5,8K (5760×4320) video: 5,8K-video – 5,7K (5728×3024) video: 5,7K-video – 4,4K (4352×3264) video: 4,4K-video – C4K (4096×2160)-video: C4K-video – 4K (3840×2160) video: 4K-video – Full High Definition (1920×1080) video: FHD-video • Aangezien de camera gebruik maakt van het VBR opnameformaat, wordt de bitsnelheid automatisch veranderd, afhankelijk van het op te nemen onderwerp.
Video's opnemen – [Opn. kwaliteit] [Filteren] Wanneer [Format opnamebestand] op [MOV] of [Apple ProRes] ingesteld is, kunt u items, zoals framesnelheid, het aantal pixels (resolutie) en compressieformaat (YUV, bitwaarde, beeldcompressie) opgeven, en gewoon de opnamekwaliteiten weergeven die aan deze voorwaarden voldoen. 1 Druk in het instellingenscherm [Opn. kwaliteit] op [DISP.]. 2 Druk op 34 om een in te stellen item te selecteren en druk vervolgens op of .
Video's opnemen – [Opn. kwaliteit] [aan lijst toev.] Een opnamekwaliteit: selecteren en deze registreren in Mijn Menu. De opnamekwaliteit die u registreert kan worden ingesteld in [Opn. kwaliteit (Mijn lijst)]. Druk in het instellingenscherm [Opn. kwaliteit] op [Q]. • De volgende instellingen worden ook op hetzelfde moment geregistreerd: – [Systeemfrequentie] – [Format opnamebestand] – [Beeldzone voor video] Instellen of verwijderen in Mijn lijst 1 Selecteren [Opn. kwaliteit (Mijn lijst)].
Video's opnemen – [Opn. kwaliteit] Instellen met het bedieningspaneel Het is nu mogelijk om Mijn Lijst van opnamekwaliteiten uit het bedieningspaneel weer te geven in [ ]-modus of wanneer [Video prioriteit menu] ingesteld is. Raak het item van de opnamekwaliteit aan. • Als dat al in Mijn Lijst geregistreerd is, wordt het instellingenscherm van [Opn. kwaliteit (Mijn lijst)] weergegeven. Als het nog niet geregistreerd is, wordt het instellingenscherm van [Opn. kwaliteit] weergegeven. • [Opn.
Video's opnemen – [Beeldzone voor video] [Beeldzone voor video] Stel de beeldzone in tijdens de video-opname. De gezichtshoek is anders afhankelijk van de beeldzone. Door de beeldzone smaller te maken, wordt een telescopisch effect verkregen zonder verslechtering van het beeld. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Beeldzone voor video] [FULL] Neemt op al naargelang het bereik dat overeenkomt met de beeldcirkel van de lens voor Micro Four Thirds. Gezichtshoek: Wide Telescopisch effect: Niet mogelijk.
Video's opnemen – [Beeldzone voor video] Beeldzone (Bijv.
Focus / Zoom Soepeler scherp stellen is mogelijk door de focusmodus en de AF-modus te selecteren die het meest geschikt zijn voor de opname-omstandigheden en het onderwerp.
Focus / Zoom – Selecteren van de Focusmodus Selecteren van de Focusmodus Selecteer de scherpstelmethode (focusmodus) die bij de beweging van het onderwerp past. Het is ook mogelijk om de kenmerken van AF tracking aan te passen met [AFC]. (Î[AF Aang. Inst.(Foto)]: 160) Stel de hendel van de focusmodus in. [S] ([AFS]) Dit is geschikt voor het opnemen van stilstaande onderwerpen. Wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt, wordt de flitser geactiveerd.
Focus / Zoom – Selecteren van de Focusmodus • In de volgende gevallen werkt [AFC] hetzelfde als [AFS] wanneer de ontspannerknop tot halverwege wordt ingedrukt: –[ ]-modus – Tijdens video-opname – In situaties met weinig licht • Als de volgende functies gebruikt worden, schakelt [AFC] naar [AFS]: – SH burstopname – Hoge Resolutie Modus 154
Focus / Zoom – AF gebruiken AF gebruiken ≥ [AF Aang. Inst.(Foto)]: 160 ≥ [Focus beperken]: 163 ≥ [AF ass. lamp]: 165 ≥ [AF-beweegsnelh. van 1-zone]: 166 AF (Auto Focus) betekent automatisch scherpstelling. Selecteer de focusmodus en de Af-modus die geschikt is voor het onderwerp en de scène. 1 Zet de focusmodus op [AFS] of [AFC]. 2 Selecteer de AF mode. ≥Stel de hendel van de focusmodus in.
Focus / Zoom – AF gebruiken 3 Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥De AF mode werkt.
Focus / Zoom – AF gebruiken Low illumination AF • In een donkere omgeving werkt low illumination AF automatisch en wordt de focusicoon aangeduid als [ LOW ]. • Scherpstellen kan langer duren dan normaal. Starlight AF • Als de camera sterren in de nachthemel detecteert nadat low illumination AF vastgesteld is, zal Starlight AF geactiveerd worden. Als de scherpstelling verkregen is, zal de focusicoon [ STAR ] weergeven en zal de AF Area weergegeven worden op de scherp gestelde zone.
Focus / Zoom – AF gebruiken • Onderwerpen en opname-omstandigheden die het scherp stellen met de AF mode moeilijk maken – Snel bewegende onderwerpen – Extreem heldere onderwerpen – Onderwerpen zonder contrast – Onderwerpen die achter glas opgenomen zijn – Onderwerpen vlakbij glanzende objecten – Onderwerpen op zeer donkere plaatsen – Als onderwerpen zowel ver als dichtbij opgenomen worden • Als de volgende handelingen worden uitgevoerd tijdens het opnemen met [AFC], kan het enige tijd duren voordat de cam
Focus / Zoom – AF gebruiken • U kunt het werkbereik van AF beperken: (Î[Focus beperken]: 163) • Als de camerabeweging vermindert, is het mogelijk om automatisch scherp te stellen: (Î[Quick AF]: 556) • U kunt de instellingen wijzigen zodat AF niet werkt wanneer de ontspannerknop tot de helft wordt ingedrukt wordt: (Î[Ontsp. knop half indr.
Focus / Zoom – AF gebruiken [AF Aang. Inst.(Foto)] U kunt de kenmerken van de werking van AF selecteren als foto's gemaakt worden met gebruik van [AFC], die geschikt zijn voor onderwerp en scène. Elk van deze kenmerken kan verder aangepast worden. 1 Zet de focusmodus op [AFC]. 2 Stel [AF Aang. Inst.(Foto)] in. ≥Stel de hendel van de focusmodus in. (ÎSelecteren van de Focusmodus: 153) ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [AF Aang. Inst.(Foto)] [Instelnaam1] Basisinstelling voor algemene doeleinden.
Focus / Zoom – AF gebruiken AF-Custom instellingen aanpassen 1 Druk op 21 om het type de persoonlijke AF-instelling te selecteren. 2 Druk op 34 om de items te selecteren en druk op 21 om ze aan te passen. • Er wordt een beschrijving van het item weergegeven op het scherm als u op [DISP.] drukt. • Druk op [Q] om de instellingen op de fabrieksinstelling te resetten. 3 Druk op of . Stelt de tracking-gevoeligheid voor de beweging van de onderwerpen in.
Focus / Zoom – AF gebruiken Stelt de trackingmethode in voor veranderingen in de snelheid van de beweging van het onderwerp. • Op grotere instellingswaarden probeert de camera de scherpstelling te handhaven door zelfs te reageren op [Voorsp. plotselinge bewegingen van het onderwerp. De camera wordt bewegend echter gevoeliger voor kleine bewegingen van het onderwerp, onderw.] het scherp stellen kan dus instabiel worden. [0] Dit is geschikt voor een onderwerp waarvan de snelheid minimaal verandert.
Focus / Zoom – AF gebruiken [Focus beperken] U kunt het werkbereik van AF beperken. De scherpstelsnelheid van AF neemt toe als u het bereik waarin AF werkt beperkt. 1 Zet de focusmodus op [AFS] of [AFC]. 2 Stel [Focus beperken] in. ≥Stel de hendel van de focusmodus in. (ÎSelecteren van de Focusmodus: 153) ≥ ¨[ ]¨[ ]/[ ] ¨ [Focus beperken] [ON] Schakelt de volgende instellingen in. [OFF] Schakelt de volgende instellingen uit.
Focus / Zoom – AF gebruiken • Dit kan ingesteld worden als een lens met een focusring of een focushendel gebruikt wordt. • Het kan niet ingesteld worden als de keuzeschakelaar van het bereik van de brandpuntafstand van de lens gebruikt is om het werkbereik te beperken. • De instellingswaarden worden gereset als de lens vervangen wordt. • Als [Focus beperken] werkt, wordt [ ]/[ ] op het scherm weergegeven.
Focus / Zoom – AF gebruiken [AF ass. lamp] Bij opnames met weinig licht gaat het AF Assist-lampje aan wanneer de sluiterknop tot halverwege wordt indrukt de camera gemakkelijker kan scherpstellen. ¨[ ]/[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [AF ass. lamp] Instellingen: [ON]/[OFF] • Het effectieve bereik van de AF-Assist-lamp varieert afhankelijk van de gebruikte lens. – Als de onderling verwisselbare lens (H-ES12060) bevestigd is en op groothoek-uiteinde staat. Ongev.
Focus / Zoom – AF gebruiken [AF-beweegsnelh. van 1-zone] Stelt de snelheid in waarmee een enkele AF Area bewogen wordt. ¨[ 1-zone] ]/[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [AF-beweegsnelh.
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren De AF-modus selecteren ≥ Automatische detectie: 170 ≥ [Tracking]: 173 ≥ [AF volledige zone]: 175 ≥ [Zone (horizontaal/verticaal)]/[Zone]: 179 ≥ [1-zone+]/[1-zone]: 182 ≥ [Spot]: 184 Selecteer de scherpstelmethode die bij de positie en het aantal onderwerpen past. In een andere AF mode dan Pinpoint kunt u automatisch scherp stellen door mensen en dieren te detecteren. 1 Druk op [ ]. ≥Het selectiescherm van de AF mode verschijnt.
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren 2 Selecteer de AF mode. ≥Druk op 21 om een item te selecteren en druk vervolgens op of . ≥De selectie is ook mogelijk door op [ ] te drukken.
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren • In [Intervalopname] kan [ ] niet gebruikt worden.
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren Automatische detectie Wanneer de automatische detectie ingeschakeld is, worden mensen en dieren gedetecteerd en stelt de camera automatisch scherp. U kunt het doel van de detectie instellen. 1 Zet [AF-detectie-instelling] op [ON]. ¨[ ≥ ]/[ ]¨[ ] ¨ [AF-detectie-instelling] ¨ [ON] • U kunt ook op 3 drukken in het selectiescherm van de AF mode om naar de 2 automatische detectie [ON]/[OFF] te schakelen. Selecteer [Onderwerp detecteren].
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren Als [ ] Als de camera iemands gezicht (A)/(B) of lichaam of het lichaam van een dier (C) detecteert, wordt een AF-gebied weergegeven. Als meerdere onderwerpen gedetecteerd worden, worden ook meerdere AF-gebieden weergegeven en kunt u daarin het onderwerp selecteren waarop u wilt scherp stellen. (B) (A) (C) Geel AF Area die scherp gesteld moet worden. De camera selecteert dit automatisch. • De oogdetectie werkt alleen voor de ogen binnen het gele kader (A).
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren Als [ ], [ ], [ ], [ ] of [ ] Als een deel van een mens of een dier het AF-gebied binnenkomt, wordt het automatisch gedetecteerd en scherp gesteld. • Als ogen in het AF-gebied gedetecteerd worden, werkt de oogdetectie (D). Het is niet mogelijk om het oog waarop scherp gesteld wordt te veranderen. (D) • [AF-detectie-instelling] wordt op alle AF modes toegepast met uitzondering van [ ].
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren [Tracking] Als de focusmodus op [AFC] gezet is, volgt de AF Area de beweging van het onderwerp, terwijl de scherpstelling gehandhaafd blijft. Tracking starten. ≥ Richt de AF Area rondom het onderwerp en druk de ontspanner tot halverwege in. De camera zal het onderwerp volgen terwijl de ontspanknop tot halverwege of volledig ingedrukt wordt. • Als tracking mislukt, zal het AF Area rood knipperen. • Bij de instelling [AFS] ligt de focus op de AF-gebiedspositie.
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren • Wanneer in de [ ] modus een video opgenomen wordt, zal de tracking zelfs doorgaan als de sluiterknop losgelaten wordt. Druk om tracking te annuleren op of , of raak [ ] aan. Tracking is ook beschikbaar met [AFS]. • Wanneer de automatische detectie werkt wordt het gedetecteerde onderwerp gevolgd. • Zet [Meetfunctie] op [ ] om ook verder te gaan met het aanpassen van de belichting. • In de volgende gevallen werkt [ ] als [ ]: – [Zwart-wit]/[L.
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren [AF volledige zone] De camera selecteert de meest optimale AF Area om scherp te stellen uit de 315 area's. Als meer AF Area's geselecteerd zijn, zullen alle AF Area's scherp gesteld worden. Als de focusmodus op [AFC] gezet is, kunt u ervoor zorgen dat de scherpstelling op het onderwerp blijft door op te nemen terwijl u het onderwerp binnen het Full Area AF-gebied te houden.
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren Specificeer de mens, het dier of het oog waarop scherp gesteld moet worden Als de automatische detectie [ON] is, worden meerdere onderwerpen gedetecteerd. Als de persoon of het dier waarop scherp gesteld moet worden getoond wordt met gebruik van de witte AF Area, kunt u dit in een gele AF Area veranderen. ≥ Aanraakbedieningen Raak de persoon, het dier of het oog aan die met de witte AF Area aangeduid wordt. • De AF Area zal geel worden.
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren ≥ Knopbedieningen 1 Druk op [ ] om het selectiescherm van de AF mode weer te geven. 2 Selecteer [ ], [ 3 Druk op 3421 om de positie van de AF Area te verplaatsen. 4 Als het witte AF-gebied geel wordt, druk dan op • Als op ] en druk dan op 4. . gedrukt wordt in een positie buiten een AF-gebied voor mensen en dieren wordt het [ • Druk op ], of [ ] AF-gebied ingesteld. om de instelling te annuleren.
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren Het AF-gebied op ongeacht welke positie instellen Als [AF-detectie-instelling] is [OFF], kan het [ welke positie ingesteld worden. ] AF-gebied op ongeacht ≥ Aanraakbedieningen Raak ongeacht welke positie op het opnamescherm aan en raak vervolgens [Inst.] aan. • Het [ ] AF-gebied is ingesteld. • Raak [ ] aan om terug te keren naar [ ]. ≥ Bedieningen met de joystick Druk op de joystick en houd die ingedrukt.
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren [Zone (horizontaal/verticaal)]/ [Zone] [Zone (horizontaal/verticaal)] Binnen het volledige gebied kan worden scherpgesteld op verticale en horizontale zones.
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren [Zone] Binnen het volledige gebied kan worden scherpgesteld op een centrale ovale zone.
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren De AF Area verplaatsen en de afmetingen ervan veranderen 1 Druk op [ ] om het selectiescherm van de AF mode weer te geven. 2 Selecteer [ ] of [ 3 Druk op 3421 om de positie van de AF Area te verplaatsen. ] en druk dan op 4. • U kunt de AF Area ook verplaatsen door hem aan te raken. Als [ ] geselecteerd is • Druk op 34 om naar een AF Area met horizontaal patroon te schakelen. • Druk op 21 om naar een AF Area met verticaal patroon te schakelen.
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren [1-zone+]/ [1-zone] [1-zone+] Er kan scherp gesteld worden door een benadrukking in een enkele AF Area. Zelfs als het object uit een enkel AF-gebied beweegt, blijft het scherpgesteld in een extra AF-gebied (E). • Doeltreffend wanneer bewegende onderwerpen opgenomen worden die moeilijke te tracken zijn met [ ]. (E) [1-zone] Specificeer het punt dat moet worden scherpgesteld.
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren De AF Area verplaatsen en de afmetingen ervan veranderen 1 Druk op [ ] om het selectiescherm van de AF mode weer te geven. 2 Selecteer [ ] of [ 3 Druk op 3421 om de positie van de AF Area te verplaatsen. 4 Draai aan de , ] en druk dan op 4. of de om de grootte van het AF-gebied te veranderen. 5 Druk op . Handelingen op het scherm voor verplaatsing van de AF Area Knopbedieningen Aanraakbedieningen Beschrijving van de bediening Beweegt de AF Area.
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren [Spot] U kunt een preciezere scherpstelling op een klein punt verkrijgen. Als u de sluiterknop tot halverwege indrukt zal het scherm waarop u de scherpstelling kunt controleren vergroot worden. • Als de focusmodus op [AFC] gezet is, is [ ] niet beschikbaar. • De automatische detectie werkt niet in [ ].
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren Verplaats de positie van de AF Area 1 Druk op [ ] om het selectiescherm van de AF mode weer te geven. 2 Selecteer [ ] en druk dan op 4. 3 Druk op 3421 om de positie van [+] in te stellen en druk vervolgens op of . • De posities kunnen met gebruik van de joystick diagonaal verplaatst worden. • De geselecteerde positie op het scherm zal vergroot worden. • De AF Area kan niet naar de rand van het beeldscherm verplaatst worden.
Focus / Zoom – De AF-modus selecteren Bediening van het vergrotingsvenster Knopbedieningen Aanraakbedieningen Beschrijving van de bediening Verplaatst [+]. 3421 Aanraken • De posities kunnen met gebruik van de joystick Spreiden/ Vergroot/verkleint het scherm met kleine diagonaal verplaatst worden. dichtknijpen — stappen. Vergroot/verkleint het scherm. Schakelt het vergrotingsvenster om (venstermodus/volledig schermmodus). Eerste keer: Keert terug naar het scherm in [DISP.] [Reset] stap 3.
Focus / Zoom – Verplaatsing AF Area Verplaatsing AF Area ≥ De AF Area verplaatsen door aanraking: 190 ≥ De positie van de AF Area met de Touch Pad verplaatsen: 192 ≥ [Focusoversch. vr Ver./ Hor.]: 194 In de standaardinstellingen kunt u de joystick gebruiken om de AF Area rechtstreeks te verplaatsen en de afmetingen ervan te veranderen. 1 Verplaats de positie van de AF Area. ≥Kantel de joystick op het opnamescherm.
Focus / Zoom – Verplaatsing AF Area • Door op te drukken, kan geschakeld worden tussen de standaardposities en de ingestelde posities van de AF Area. In [ 2 ] wordt bij deze handeling het vergrote scherm weergegeven. Verander de grootte van de AF Area. ≥Draai aan , of . • De eerste druk op [DISP.] veroorzaakt de terugkeer van de positie van de AF Area naar het midden. De tweede druk zet de grootte van de AF Area weer op de fabrieksinstelling. 3 Bevestig uw selectie.
Focus / Zoom – Verplaatsing AF Area • Als [Meetfunctie] is [ • In [ ], [ ], en [ ], beweegt ook het meetdoel samen met de AF Area. ] kan de grootte van het AF-gebied niet veranderd worden. • U kunt de AF Area instellen om als een lus verplaatst te worden: (Î[Loop verpl.
Focus / Zoom – Verplaatsing AF Area De AF Area verplaatsen door aanraking U kunt de AF Area naar een aangeraakte positie op het scherm verplaatsen. U kunt ook de grootte van de AF Area veranderen. ¨[ ]¨[ ] ¨ [Touch inst.] ¨ Selecteer [Touch AF] [AF] Dit stelt het aangeraakte onderwerp scherp. [AF+AE] Dit stelt het aangeraakte onderwerp scherp en past de helderheid ervan aan. • De standaardinstelling is [AF]. Scherpstelling op de aangeraakte positie ([AF]) 1 Raak het onderwerp aan.
Focus / Zoom – Verplaatsing AF Area Scherpstelling en aanpassing helderheid van de aangeraakte positie ([AF+AE]) 1 Raak het onderwerp aan waarvoor u de helderheid wilt regelen. • Op de aangeraakte positie wordt een AF-gebied weergegeven die op dezelfde manier werkt als [ ]. Hierdoor wordt een punt geplaatst om de helderheid op het midden van de AF Area aan te passen. ュリヴヱハ 2 5HVHW ,QVW Maak met uw vingers een knijpende of spreidende beweging om de afmetingen van het AF Area te veranderen.
Focus / Zoom – Verplaatsing AF Area De positie van de AF Area met de Touch Pad verplaatsen Tijdens de zoekerweergave kunt u het scherm aanraken om de positie en de grootte van de AF Area te veranderen. 1 Stel [Touchpad AF] in. 2 Verplaats de positie van de AF Area. 3 Verander de grootte van de AF Area. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Touch inst.] ¨ [Touchpad AF] ¨ [EXACT]/ [OFFSET1] tot [OFFSET7] ≥Raak het scherm aan tijdens de zoekerweergave. ≥Draai aan , of . • De eerste druk op [DISP.
Focus / Zoom – Verplaatsing AF Area Items instellen ([Touchpad AF]) [EXACT] Verplaatst de AF Area van de zoeker door aanraking van de gewenste positie op de touchpad. [OFFSET1] (gehele gebied)/[OFFSET2] (rechterhelft)/[OFFSET3] (rechtsboven)/ [OFFSET4] (rechtsonder)/[OFFSET5] (linkerhelft)/[OFFSET6] (linksboven)/ [OFFSET7] (linksonder) Verplaatst het AF Area van de zoeker met de afstand waarover u uw vinger op de touchpad versleept.
Focus / Zoom – Verplaatsing AF Area [Focusoversch. vr Ver./ Hor.] Slaat afzonderlijke posities voor AF Area's op voor wanneer de camera verticaal uitgelijnd is en voor wanneer hij horizontaal uitgelijnd is. Er zijn twee verticale standen, links en rechts, beschikbaar. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Focusoversch. vr Ver./ Hor.] [ON] Slaat afzonderlijke posities voor verticale en horizontale standen op. [OFF] Stelt dezelfde posities voor verticale en horizontale standen in.
Focus / Zoom – Opnemen met MF Opnemen met MF ≥ [Focus Peaking]: 202 MF (Manuele Focus) betekent handmatige scherpstelling. Gebruik deze functie als u een vaste scherpstelling wenst of als de afstand tussen de lens en het object vast is en u AF niet wenst te gebruiken. 1 Zet de focusmodus op [MF]. 2 Selecteer het focuspunt. ≥Stel de hendel van de focusmodus in. (ÎSelecteren van de Focusmodus: 153) ≥Kantel de joystick om het focuspunt te selecteren. • Druk op [DISP.
Focus / Zoom – Opnemen met MF 3 Bevestig uw selectie. 4 Scherpstellen. ≥Druk op . ≥Zo wordt naar het MF Assist-scherm geschakeld dat een vergrote weergave toont. ≥De handelingen die gebruikt worden om handmatig scherp te stellen variëren afhankelijk van de lens.
Focus / Zoom – Opnemen met MF Gebruik van de onderling verwisselbare lens met een focushendel Verplaats naar (C) kant: Stelt scherp op een onderwerp dichtbij Verplaats naar (D) kant: Stelt scherp op een onderwerp ver weg • De scherpstelsnelheid varieert afhankelijk van hoe ver u de focushendel verplaatst.
Focus / Zoom – Opnemen met MF • Dit zal het scherp gestelde gedeelte weergeven dat geaccentueerd wordt met kleur. (Focus Peaking) • Er wordt een richtlijn voor de opname-afstand weergegeven. (MF-gids) (F) (m)∞ (G) 1 0.5 0.3 AF (I) (H) (F) MF Assist (vergroot scherm) (G) Focus Peaking (H) MF-gids 5 6 (I) Aanduiding van ¶(oneindigheid) Sluit het MF Assist-scherm. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥Deze handeling kan ook uitgevoerd worden door op de drukken. Start de opname.
Focus / Zoom – Opnemen met MF Handelingen op het MF Assist-scherm Knopbedieningen Aanraakbedieningen Beschrijving van de bediening Verplaatst de positie van de vergrote zone. 3421* Verslepen • De posities kunnen met gebruik van de joystick Spreiden/ Vergroot/verkleint het scherm met kleine diagonaal verplaatst worden. dichtknijpen — stappen. Vergroot/verkleint het scherm. Schakelt het vergrotingsvenster om (venstermodus/volledig schermmodus).
Focus / Zoom – Opnemen met MF • U kunt op het opnamescherm aan de focusring draaien om het MF Assist-scherm weer te geven. Als de focusring is gedraaid om het scherm te vergroten, wordt kort na het stoppen van de bewerking het assistscherm verlaten. • U kunt het MF assist-scherm ook weergeven door op [ ] te drukken. • Het kan zijn dat MF Assist of MF-gids niet weergegeven worden, afhankelijk van de gebruikte lens.
Focus / Zoom – Opnemen met MF • U kunt de Focuspeaking-gevoeligheid en de weergavemethode wijzigen: (Î[Focus Peaking]: 202) • U kunt de MF Assistpositie apart onthouden voor verticale en horizontale standen: (Î[Focusoversch. vr Ver./ Hor.
Focus / Zoom – Opnemen met MF [Focus Peaking] Tijdens de werking van MF worden scherp gestelde delen (delen met heldere contouren op het scherm) met kleur geaccentueerd. ¨[ [ON] ]/[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Focus Peaking] Er wordt een Focus Peaking-weergave uitgevoerd. [OFF] — Indien aangepast aan de negatieve richting, [Gevoeligheid Focus Peaking] worden de te accentueren gedeeltes verkleind zodat het mogelijk is een meer precieze scherpstelling te verkrijgen.
Focus / Zoom – Opnemen met MF • U kunt de Touch Tab weergeven (Î[Touch inst.]: 558) en vervolgens [ aanraken in [ ] ] om [ON]/[OFF] in te schakelen. • Als [Live View versterken] gebruikt wordt, is [Focus Peaking] niet beschikbaar.
Focus / Zoom – Opname met zoom Opname met zoom ≥ Extra Teleconversie: 206 ≥ [Powerzoomlens]: 208 Gebruik de optische zoom van de lens om met telefoto of groothoek te zoomen. Als foto's gemaakt worden, gebruik dan [Ex. tele conv.] om een groter telescopisch effect te verkrijgen zonder verslechtering van het beeld. Als video's opgenomen worden, gebruik dan [Beeldzone voor video] om hetzelfde telescopische effect als [Ex. tele conv.] te verkrijgen.
Focus / Zoom – Opname met zoom Onderling verwisselbare lens die power zoom (elektronische zoom) ondersteunt Beweeg de zoomhendel. (De zoomsnelheid varieert afhankelijk van hoe ver u de hendel verplaatst.) • Als u [Zoombediening] aan een Fn-knop toekent, kunt u de optische zoom langzaam bedienen door op 21 te drukken, of snel door op 34 te drukken. (ÎFn-knoppen: 517) (T) (W) Onderling verwisselbare lens die geen zoom ondersteunt De optische zoom is niet beschikbaar.
Focus / Zoom – Opname met zoom Extra Teleconversie [Ex. tele conv.] stelt u in staat foto's op te nemen die verder uitvergroot zijn, voorbij wat met een optische zoom mogelijk is, zonder dat dit een verslechtering van de afbeeldingskwaliteit veroorzaakt. • De maximum vergrotingsverhouding van [Ex. tele conv.] varieert afhankelijk van de [Fotoresolutie] die ingesteld is in het [Foto] ([Afbeeldingskwaliteit])-menu. – Stel [ M] in: 1,4× – Stel [ S] in: 2,0× 1 Zet [Fotoresolutie] op [M] of [S].
Focus / Zoom – Opname met zoom • Wanneer het instellingenscherm van [Ex. tele conv.] weergegeven wordt met gebruik van de Fn-knop, zal het drukken op [DISP.] u in staat stellen de instelling van [Fotoresolutie] te veranderen. • Als de volgende functies gebruikt worden, is [Ex. tele conv.
Focus / Zoom – Opname met zoom [Powerzoomlens] Dit stelt de zoombediening in wanneer een lens gebruikt wordt die power zoom (gemotoriseerde zoom) ondersteunt. • Dit is beschikbaar als een ondersteunde onderling verwisselbare lens gebruikt wordt. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Powerzoomlens] Wanneer u de zoom met deze instelling op [ON] hanteert, zal de [Stapsg. zoom] zoom stoppen op posities met een van tevoren ingestelde brandpuntafstand. • Dit is niet mogelijk tijdens de video-opname.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie Dit hoofdstuk beschrijft de functies voor het opnemen in de aandrijfstand en de beeldstabilisatiefunctie.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – De aandrijfstand selecteren De aandrijfstand selecteren U kunt de aandrijfstand op Enkel, Burst, enz., schakelen om bij de opname-omstandigheden te passen. Draai aan de drive-modusknop. [ ] (Enkel) Neemt één foto op telkens wanneer op de sluiterknop gedrukt wordt. [ ]/[ ] (Burst) (ÎBurstfoto's nemen: 212) Neemt continu foto's op terwijl de sluiterknop ingedrukt is en ingedrukt gehouden blijft.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – De aandrijfstand selecteren • De schermen voor gedetailleerde instellingen voor elke aandrijfstand kan worden opgeroepen met een Fn-knop: [ ]¨[ ] ¨ [Fn knopinstelling] ¨ [Instelling in opnamemodus] ¨ [Instelling Aandrijfstand] 211
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Burstfoto's nemen Burstfoto's nemen Neemt continu foto's op terwijl de sluiterknop ingedrukt is en ingedrukt gehouden blijft. U kunt instellingen voor burstopnames selecteren die bij de opnameomstandigheden passen, met inbegrip van [H], [M] en [L], die burstopnames met een hoge beeldkwaliteit mogelijk maken en SH burstopnames waarbij burstfoto's genomen worden met ultrahoge snelheden door een elektronische sluiter te gebruiken.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Burstfoto's nemen [SH75] Neemt burstfoto's met ultrahoge snelheid met de elektronische sluiter, 75 frames/seconde. [SH60] Neemt burstfoto's met ultrahoge snelheid met de elektronische sluiter, 60 frames/seconde. [SH20] Neemt burstfoto's met ultrahoge snelheid met de elektronische sluiter, 20 frames/seconde. [H] Neemt burstfoto's op met hoge snelheid. [M] Neemt burstfoto's op met gemiddelde snelheid. [L] Neemt burstfoto's op met lage snelheid. 3 Sluit het menu.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Burstfoto's nemen Burstsnelheid Mechanische sluiter, Elektronische elektronische sluiter voorste Live View tijdens het maken van burstfoto's gordijnsluiter [SH75] — 75 frames/seconde Geen [SH60] — 60 frames/seconde Geen [SH20] — 20 frames/seconde Geen 14 frames/seconde 14 frames/seconde [H] ([AFS]/[MF]) ([AFS]/[MF]) (Hoge snelheid) 8 frames/seconde 7 frames/seconde ([AFC]) ([AFC]) [M] (Gemiddelde snelheid) [L] (Lage snelheid) 6 fram
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Burstfoto's nemen Maximum aantal opneembare frames [Beeldkwaliteit] [RAW+FINE]/ [FINE]/[STD.] [RAW+STD.] [RAW] [SH75] 200 frames*1 [SH60] [SH20] [H] (Hoge snelheid) [M] (Gemiddelde snelheid) [L] 95 frames of 65 frames of meer*2, 3/ 40 frames of meer*2 90 frames of meer*2, 4 meer*2, 3/ 50 frames of meer*2, 4 (Lage snelheid) • Als opgenomen wordt onder de testvoorwaarden die door Panasonic gespecificeerd zijn.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Burstfoto's nemen Aantal foto's dat continu opgenomen kan worden Als u de sluiterknop tot halverwege indrukt, zal het aantal foto's dat continu opgenomen kan worden op het opnamescherm verschijnen. Voorbeeld) Als het om 20 frames gaat: [r20] ISO100 r20 • Als de opname eenmaal gestart is, zal het aantal foto's dat continu opgenomen kan worden afnemen. – Tijdens [H]/[M]/[L] burstopname: Als [r0] verschijnt, neemt de burstsnelheid af.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Burstfoto's nemen Scherpstellen van burstfoto's [Prio. focus/ Focusmodus sluiter] [SH75]/ (Î[Prio.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Burstfoto's nemen Belichting van burstfoto's [SH75]/ Focusmodus [H] [SH60]/ [M]/[L] [SH20] [AFS] [AFC] [MF] Vastgezet op de belichting van de eerste foto De belichting wordt De belichting wordt voor ieder frame voor ieder frame aangepast aangepast — Vastgezet op de belichting van de eerste foto 218
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Burstfoto's nemen • Het kan even duren om burstfoto's op te slaan. Als u blijft doorgaan met het opnemen van burstfoto's terwijl het opslaan bezig is, wordt het maximum aantal frames dat kan worden opgenomen, minder. Wij raden bij het opnemen van burstfoto's aan een hogesnelheidskaart te gebruiken. • Voor informatie over de weergave van de hoge temperatuur (ÎVoor informatie over de weergave van de hoge temperatuur: 130) Opmerkingen over SH burstopnames.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Hoge Resolutie Modus Hoge Resolutie Modus Dit voegt foto's met een hoge resolutie samen die afkomstig zijn uit meerdere opgenomen beelden. Deze functie is geschikt voor het opnemen van onderwerpen die niet bewegen. Als [Handheld hoge resolutie] op aan gezet is, kunt u foto's met een hogere resolutie opnemen zonder een statief te gebruiken. De foto kan na de samenvoeging opgeslagen worden in RAW- of JPEG-formaat.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Hoge Resolutie Modus [Handheld hoge resolutie] U kunt opnemen zonder een statief te gebruiken. Schakel de beeldstabilisatiefunctie in. • Indien [OFF] is de beeldstabilisatiefunctie niet beschikbaar. [Beeldkwaliteit] De compressiesnelheid instellen waarop de beelden opgeslagen moeten worden.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Hoge Resolutie Modus [Simul opname norm.foto] Maakt gelijktijdig foto's die niet samengevoegd worden als [ON] ingesteld is. De eerste foto zal opgeslagen worden met [Fotoresolutie] op [L] gezet. [Sluitervertraging] Stelt de vertragingstijd in tussen de tijd waarop de ontspanner ingedrukt wordt en de tijd waarop de ontspanner losgelaten wordt. [30 SEC]/[15 SEC]/[8 SEC]/[4 SEC]/[2 SEC]/[1 SEC]/[1/2 SEC]/[1/4 SEC]/[1/8 SEC]/[Uit] [Verw.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Hoge Resolutie Modus 3 Bepaal de compositie en zet de camera vervolgens vast op zijn plaats. • Als onscherpte gedetecteerd wordt, knippert de icoon (A) van de Hoge Resolutie Modus. • Als [Handheld hoge resolutie] op [ON] gezet is, verandert de icoon in [ ]. (A) 4 Start de opname. ≥Druk de ontspanknop geheel in.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Hoge Resolutie Modus • In de Hoge Resolutie Modus wordt het opnemen uitgevoerd met de volgende instellingen. – [Sluitertype]: Vastgezet op [ELEC.] – Minimum diafragmawaarde: F11 – Sluitertijd: 1 seconde tot 1/32000 seconde – ISO-gevoeligheid: Bovenlimiet op [1600] – Focusmodus: [AFS]/[MF] • Houd de camera stevig vast tijdens het handheld opnemen zodat de camera niet beweegt. Het opnemen kan mislukken als hij sterk beweegt.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met Intervalopname Opnemen met Intervalopname De foto's worden automatisch opgenomen na een ingesteld opname-interval. Deze functie is ideaal om veranderingen op te nemen die op lange termijn optreden in onderwerpen als dieren en planten. De opgenomen foto zal opgeslagen worden als een reeks groepsbeelden die ook gecombineerd kunnen worden in een video. (ÎGroepsbeelden: 492) • Controleer of de klok correct ingesteld is.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met Intervalopname 3 Stel de opname-instellingen in. [Modus] Schakelt tussen Intervalopname en Stop Motion Animatie. [Instel. opname-interval] [ON]: Stelt het interval in voordat de volgende opname plaatsvindt. [OFF]: Neemt foto's zonder opname-intervallen achter te laten. [Starttijd] [Nu]: De opname start als de sluiterknop volledig ingedrukt wordt. [Na 2 seconden]: Start de opname 2 seconden nadat de sluiterknop volledig ingedrukt is.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met Intervalopname 4 Sluit het menu. 5 Start de opname. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥Druk de ontspanknop geheel in. • Als [Begintijd instellen] ingesteld is, zal de camera in de slaapstatus gezet worden tot de starttijd bereikt wordt. • Tijdens opname stand-by zal de camera automatisch in de slaapstatus gezet worden als gedurende bepaalde tijd geen handelingen verricht worden. 6 • De opname zal automatisch stoppen. Maak een video.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met Intervalopname Assistent instellen voor Intervalopname Als op [DISP.] gedrukt wordt in het [Aantal beelden]/[Opname-interval] instellingenscherm, kunnen [Aantal beelden] en [Opname-interval] ingesteld worden door ze automatisch te berekenen uitgaande van framesnelheid, tijd en opnameduur van de te creëren video.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met Intervalopname • [Aantal beelden] kan ingesteld worden in het bereik tussen 1 en 9999. • [Opname-interval] is ingesteld in het bereik tussen 00m01s en 99m59s. Decimalen worden naar beneden afgerond als het nummer niet even is. • Als de instelling zo is dat geen opname mogelijk is. wordt [Aantal beelden] of [Opname-interval] weergegeven in rode letters. • Als [Instel.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met Intervalopname Handelingen tijdens de Intervalopname Door de ontspanknop in de slaapstatus tot halverwege in te drukken, zal de camera ingeschakeld worden. • U kunt de volgende handelingen uitvoeren door op [Q] te drukken tijdens de Intervalopname. [Verdergaan] Keert terug naar de opname. (Alleen tijdens de opname) [Onderbreken] Pauzeert de opname. (Alleen tijdens de opname) [Hervatten] Hervat de opname.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met Intervalopname • Foto's die op meer dan één kaart opgenomen worden, kunnen niet in één enkele video gecombineerd worden. • De camera geeft de prioriteit aan het verkrijgen van de standaardbelichting en neemt dus op het ingestelde interval mogelijk geen foto's op of neemt niet het ingestelde aantal foto's op. Bovendien eindigt die mogelijk niet op de eindtijd die op het scherm weergegeven wordt.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met Stop-motionanimatie Opnemen met Stop-motionanimatie Neem de foto's door het onderwerp steeds een klein beetje te verplaatsen. De opgenomen foto's zullen opgeslagen worden als een reeks groepsbeelden die ook gecombineerd kunnen worden in een stop-motionvideo. (ÎGroepsbeelden: 492) 1 Zet de aandrijfstand op [ 2 Zet [Modus] op [Stop-motionanimatie]. ]. ≥Stel de aandrijfstand-instelknop in.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met Stop-motionanimatie 3 Stel de opname-instellingen in. [Modus] Schakelt tussen Intervalopname en Stop Motion Animatie. [Toevoegen aan fotogroep] Stelt u in staat met de opname verder te gaan voor een reeks stop motion beelden die al opgenomen zijn. 5 • Selecteer een beeld en ga verder met stap . [Automatische opname] [ON]: Neemt de foto's automatisch op na een ingesteld opname-interval.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met Stop-motionanimatie 5 Start de opname. ≥Druk de ontspanknop geheel in. ≥Neem herhaaldelijk foto's op terwijl u het onderwerp steeds een klein beetje te verplaatst. • Het opnamescherm toont tot twee eerder opgenomen beelden. Gebruik deze als referentie voor de mate van beweging. • U kunt de opgenomen stop motion beelden afspelen door tijdens de opname op [ ] te drukken. Druk op [ ] om onnodige beelden te wissen.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met Stop-motionanimatie 7 Maak een video. (ÎVideo's met Intervalopname en Stop-motionanimatie: 236) • Selecteer nadat de opname gestopt is [Ja] op het bevestigingsbeeldscherm om verder te gaan en een video te maken. Zelfs als u [Nee] selecteert, kunt u nog steeds een video maken met [Stop-motionvideo] in het menu [Afspelen] ([Afbeelding verwerken]). (Î[Stop-motionvideo]: 509) • Er kunnen tot 9999 frames opgenomen worden.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Video's met Intervalopname en Stop-motionanimatie Video's met Intervalopname en Stop-motionanimatie Na het uitvoeren van een Intervalopname of Stop Motion Animatie, kunt u een video daarvan maken. • Raadpleeg onderstaande hoofdstukken over deze opnamefuncties.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Video's met Intervalopname en Stop-motionanimatie 3 Selecteer [Uitvoer.]. ≥Er zal een video gemaakt worden in het bestandsformaat voor de [MP4]-opname. [Uitvoer.] Maakt een video. [Opn. kwaliteit] Stelt de beeldkwaliteit van de video in. [Beeldfrequentie] Stelt het aantal frames per seconde in. Hoe groter het aantal hoe soepeler de filmbeelden in elkaar overgaan. [Serie] [NORMAL]: Voegt foto’s samen in de opnamevolgorde.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met gebruik van de zelfontspanner Opnemen met gebruik van de zelfontspanner 1 2 3 4 Zet de aandrijfstand op [ ]. ≥Stel de aandrijfstand-instelknop in. (ÎDe aandrijfstand selecteren: 210) Stel de tijd van de zelfontspanner in. (ÎDe tijd van de zelfontspanner instellen: 240) • Als video’s opgenomen worden, zet [Zelf ontsp. voor video] in [Zelf ontsp.-instelling] van het [Video] ([Overig (Video)])-menu dan op [ON]. Sluit het menu.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met gebruik van de zelfontspanner 5 Start de opname. ≥Druk op de sluiterknop, videotoets of sub-videotoets. ≥Na het knipperen van het zelfontspannerlampje gaat de opname van een foto of een video van start.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met gebruik van de zelfontspanner De tijd van de zelfontspanner instellen ¨[ Foto: ]¨[ ¨[ Video: ontsp.]* ]¨[ ] ¨ Selecteer [Zelf ontsp.] ] ¨ [Zelf ontsp.-instelling] ¨ Selecteer [Zelf * Dit kan ingesteld worden door [Zelf ontsp. voor video] op [ON] te zetten in [Zelf ontsp.-instelling] in het [Video] ([Overig (Video)])-menu. [ ] [ ] Maakt een foto na 10 seconden. Maakt 3 foto's met intervallen van ongev. 2 seconden, na 10 seconden.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met gebruik van de zelfontspanner • Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner. • [Zelf ontsp.] in het [Foto] ([Overig (Foto)])-menu en [Zelf ontsp.] in het [Zelf ontsp.-instelling] ([Video] ([Overig (Video)])-menu) werken samen. • Als de volgende functies gebruikt worden, is [ – [Gelijktijdig zond.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Bracket-opname Bracket-opname Als de ontspanknop ingedrukt wordt, kan de camera meer beelden opnemen terwijl de instellingswaarde voor belichting, diafragma, focus of witbalans automatisch gewijzigd worden (aanpassing waarde of kleurtemperatuur).
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Bracket-opname 2 Stel [Meer instellen] in. 3 Sluit het menu. 4 ≥Raadpleeg voor informatie over [Meer instellen] de pagina voor iedere bracket-methode. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. Stel scherp op het onderwerp en neem vervolgens foto's.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Bracket-opname Items instellen ([Type Bracketing]) [ ] (Belichting Bracket) Als op de sluiterknop gedrukt wordt, neemt de camera op terwijl de belichting gewijzigd wordt. (Î[Meer instellen] (Belichting Bracket): 246) [ ] (Diafragma Bracket) Als op de sluiterknop gedrukt wordt, neemt de camera op terwijl de diafragmawaarde gewijzigd wordt.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Bracket-opname • Witbalansbracket en witbalansbracket (kleurtemperatuur) zijn met gebruik van de volgende functies niet beschikbaar: – [iA]-modus – Burstfoto's opnemen – [RAW+FINE]/[RAW+STD.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Bracket-opname [Meer instellen] (Belichting Bracket) [Stap] Stelt het aantal beelden en de stap van de belichtingscompensatie in. [3•1/3] (neemt 3 beelden op met stappen van 1/3 EV) tot [7•1] (neemt 7 beelden op met stappen van 1 EV) [Serie] Stelt de volgorde in waarmee beelden opgenomen worden. [Single Shot Instelling] [ ]: Neemt slechts één beeld op telkens wanneer op de sluiterknop gedrukt wordt.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Bracket-opname [Meer instellen] (Diafragma Bracket) [Aantal beelden] [3]/[5]: Neemt het ingestelde aantal beelden op terwijl de diafragmawaarde afwisselend ingesteld wordt in de volgorde één ervoor en vervolgens één erna, met als referentie de eerste lensopeningwaarde. [ALL]: Neemt beelden op met gebruik van alle diafragmawaarden. Voorbeeld wanneer de beginpositie op F8.0 gezet is (H-ES12060) (6) (4) (2) (1) (3) (5) (7) 2.8 4.0 5.6 8.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Bracket-opname [Meer instellen] (Focus Bracket) [Stap] Stelt de stap voor de aanpassing van de scherpstelling in. • De afstand waarover het scherpstelpunt beweegt wordt korter als het eerste scherpstelpunt dichtbij is, en langer als hij verder weg is. [Aantal beelden] Stelt het aantal beelden in. • Dit kan niet ingesteld worden als burstfoto's opgenomen worden. Er worden burstfoto's gemaakt terwijl de sluiterknop ingedrukt is.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Bracket-opname [Meer instellen] (Witbalans Bracket) Draai aan , vervolgens op of of om de correctiestap in te stellen en druk . Draai naar rechts: Horizontale richting ([A] - [B]) Draai naar links: Verticale richting ([G] - [M]) • De correctiestap kan ook ingesteld worden door [ ]/[ ]/[ ]/[ ] aan te raken. G A B M [Meer instellen] (Witbalans Bracket (Kleurtemperatuur)) Draai aan , of om de correctiestap in te stellen en druk vervolgens op of .
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – [Stille modus] [Stille modus] Dit schakelt alle werkgeluiden en de verlichting in één keer uit. De audio van de luidspreker zal op mute gezet worden en de flitser en de AF Assist-lamp zullen op de geforceerde uitmodus staan. • De volgende instellingen zijn vastgezet: – [Flitserfunctie]: [ ] (Flitser geforceerd uit) – [AF ass. lamp]: [OFF] – [Sluitertype]: [ELEC.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – [Stille modus] • Zelfs als [ON] ingesteld is, zullen de volgende functies oplichten/knipperen: – Stroomlampje – Laadlampje/netwerkverbindingslampje – Kaarttoegangslampjes – Zelfontspannerlampje • Gebruik deze functie op eigen verantwoordelijkheid rekening houdend met de privacy, het portreten andererechten van onderwerpen.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – [Sluitertype] [Sluitertype] ≥ [Long Exposure NR]: 256 ≥ [Min. sluitertijd]: 257 ≥ [Sluitervertraging]: 258 Selecteer het sluitertype dat u wilt gebruiken voor het opnemen van de foto's.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – [Sluitertype] [AUTO] Schakelt het type sluiter automatisch om, afhankelijk van de opname-omstandigheden en de sluitersnelheid. [MECH.] Neemt op met het mechanische sluitertype. [EFC] Neemt op met het elektronische voorstge gordijn sluitertype. [ELEC.] Neemt op met het elektronische sluitertype. [ELEC.+NR] Neemt op met het elektronische sluitertype.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – [Sluitertype] Mechanische sluitertype Dit type start en stopt de belichting Mechanisme met de mechanische sluiter. Flitser Elektronische voorste gordijn sluitertype Elektronische sluitertype Dit type start de belichting elektronische en stopt het met de mechanische Dit type start en stopt de belichting elektronisch. sluiter. 3 3 — [B] (Bulb, max. [B] (Bulb, max. [B] (Bulb, max. Sluitertijd ongev. ongev. ongev. (sec.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – [Sluitertype] • Om door sluiter veroorzaakte onscherpte te verminderen, kunt u de sluitertijd instellen om los te laten op een paar seconden nadat de ontspannerknop wordt ingedrukt: (Î[Sluitervertraging]: 258) • Als [ ] op het scherm weergegeven wordt, zal de opname met het elektronische sluitertype plaatsvinden. • Als een bewegend onderwerp met gebruik van de elektronische sluiter opgenomen wordt, kan het onderwerp vervormd op de foto verschijnen.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – [Sluitertype] [Long Exposure NR] De camera verwijdert automatisch ruis die veroorzaakt werd tijdens het opnemen van beelden met een lange sluitertijd. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Long Exposure NR] Instellingen: [ON]/[OFF] • Opnemen is niet mogelijk tijdens ruisreductie. • Als de volgende functies gebruikt worden, is [Long Exposure NR] niet beschikbaar: – Video-opname/SH burstopnames. – [ELEC.] (Uitgezonderd [ELEC.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – [Sluitertype] [Min. sluitertijd] Stel de minimum sluitertijd in als de ISO-gevoeligheid op [AUTO] gezet is. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Min. sluitertijd] [AUTO] De camera stelt automatische de minimum sluitertijd in. [1/32000] – [1/1] • De sluitertijd mag langer worden dan de ingestelde waarde in opnamesituaties waarin de correcte belichting niet verkregen kan worden.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – [Sluitertype] [Sluitervertraging] Om camerabewegingen en wazigheid als gevolg van de sluitertijd te beperken, wordt de sluiter losgelaten nadat een gespecificeerde tijd verstreken is nadat op de sluiterknop gedrukt werd. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Sluitervertraging] Instellingen: [8SEC]/[4SEC]/[2SEC]/[1SEC]/[OFF] • Als de volgende functies gebruikt worden, is [Sluitervertraging] niet beschikbaar: – Video-opname/SH burstopnames.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisatie Beeldstabilisatie ≥ Beeldstabilisatie-instellingen: 262 De camera kan zowel de in-body beeldstabilisatie als de in-lens beeldstabilisatie gebruiken. Het is compatibel met het Dual I.S.2-systeem dat een daadwerkelijke combinatie van de 2 beeldstabilisatoren is. Bovendien kan tijdens een video-opname de hybride beeldstabilisatie met 5 assen gebruikt worden waarin elektronische beeldstabilisatie opgenomen is.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisatie Combinatie van lenzen en beeldstabilisatoren (Met ingang van januari 2022) De beeldstabilisaties die gebruikt kunnen worden, zullen variëren afhankelijk van de bevestigde lens. Bevestigde lens Beschikbare beeldstabilisatie Voorbeeld van icoon Lenzen van Panasonic die compatibel zijn met de Dual I.S.-modus (Gebaseerd op het standaard Body+Lens (Dual I.S./Dual I.S.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisatie De beeldstabilisatie gebruiken • Als een lens met een O.I.S.-schakelaar wordt gebruikt, zet de schakelaar op de lens op [ON]. • Bij het gebruik van een lens die geen communicatiefunctie met deze camera heeft, wordt, na het inschakelen van de camera, een bericht weergegeven met de vraag om bevestiging van de lensinformatie.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisatie Beeldstabilisatie-instellingen Stel de beweging van de beeldstabilisatie in om bij de opnamesituatie te passen. Foto: ¨[ ]¨[ ¨[ Video: ] ¨ Selecteer [Beeldstabilisatie] ]¨[ ] ¨ Selecteer [Beeldstabilisatie] [Bedieningsstand] Stelt de stabilisatiebeweging (wazig) in om bij de opnamemethode (normaal, panning) te passen.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisatie • Als de volgende functie gebruikt wordt, is [E-stabilisatie (Video)] niet beschikbaar: – [Variabele beeldfreq.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisatie [Bedieningsstand] Stel de stabilisatiebeweging (wazig) in om bij de opnamemethode (normaal, panning) te passen. [Normaal] Corrigeert verticale, horizontale en draaiende camerabewegingen. Deze functie is geschikt voor gewone opnames. [Pannen (links/rechts)] Corrigeert verticale camerabewegingen. Dit is geschikt voor horizontale panning. [Pannen (omhoog/omlaag)] Corrigeert horizontale camerabewegingen. Dit is geschikt voor verticale panning.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisatie [BS versterken (video)] Verhoog de doeltreffende werking van de beeldstabilisatie tijdens video-opnames. Dit effect kan bijdragen aan een stabiele compositie als u de opname vanuit een vast perspectief wilt maken. Instellingen: [ON]/[OFF] • Als [BS versterken (video)] werkt, wordt [ ] op het opnamescherm weergegeven. • Om de compositie tijdens het opnemen te veranderen, moet dit eerst op [OFF] gezet worden voordat de camera bewogen wordt.
Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisatie [Lensinformatie] Registreer de informatie voor lenzen die niet kunnen communiceren met de camera. Zorg ervoor dat u de in-body beeldstabilisatie koppelt aan de informatie van de lens die u registreert. Druk op 34 om de lensinformatie te selecteren en druk vervolgens op of . • In de standaardinstelling wordt de lensinformatie voor 6 lenzen met een brandpuntsafstand tussen 24 mm en 135 mm geregistreerd.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid Dit hoofdstuk beschrijft de opnamefuncties voor het bepalen van de belichting en de ISO-gevoeligheid.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – [Meetfunctie] [Meetfunctie] Type optische meting om helderheid te meten kan veranderd worden. ¨[ [ ]/[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Meetfunctie] ] (Multimeting) Methode waarmee de meest geschikte belichting gemeten wordt door de verdeling van helderheid op het volledige scherm te beoordelen. [ ] (Centrale meting) Methode voor het uitvoeren van metingen gericht op het midden van het scherm.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – [Meetfunctie] [ ] (Highlight-meting) Methode voor het uitvoeren van metingen gericht op de gemarkeerde delen van het scherm, om overbelichting te voorkomen. Dit is geschikt voor het fotograferen in theaters, enz. • De standaardwaarde voor de standaardbelichting kan aangepast worden: (Î[Belichtingsverpl.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Programma AE-modus Programma AE-modus ≥ Programmawisseling: 272 In de [P]-modus (Programma AE-modus) stelt de camera de sluitertijd en de waarde van het diafragma automatisch in voor de helderheid van het onderwerp. U kunt ook Programme Shift gebruiken om combinaties van sluitertijd en lensopeningwaarden te wijzigen waarbij dezelfde belichting behouden blijft. 1 Zet de opnamefunctie op [P]. 2 Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥Stel de modusknop in.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Programma AE-modus • Als de correcte belichting niet verkregen wordt, knipperen de diafragmawaarde (A) en sluitertijd (B) rood. 60 F2.8 (B) (A) 3 Start de opname.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Programma AE-modus Programmawisseling U kunt de automatisch door de camera ingestelde combinatie van sluitertijd en lensopeningwaarde wijzigen terwijl dezelfde belichting behouden blijft. Het stelt u in staat om de achtergrond bijvoorbeeld waziger te maken, door de lensopeningwaarde kleiner te maken, of om een bewegend onderwerp dynamischer op te nemen, door de sluitertijd langer te maken. 1 2 Druk de sluiterknop tot halverwege in.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Programma AE-modus • Programmawisseling is niet beschikbaar als de volgende functie gebruikt wordt: – Flitser • U kunt de bediening van de draaiknop aanpassen aan uw voorkeur: (Î[Instellingen wieltje]: 562) • Het opnamescherm kan een belichtingsmeter weergeven die het verband tussen de diafragmawaarde en de sluitertijd aangeeft: (Î[Lichtmeter]: 571) 273
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Lensopening-Prioriteit AE-modus Lensopening-Prioriteit AE-modus In de [A]-modus (Lensopening-Prioriteit AE-modus) kunt u de diafragmawaarde voorafgaand aan de opname instellen. De sluitertijd zal automatisch door de camera ingesteld worden. Kleinere diafragmawaarden Het wordt gemakkelijker om de achtergrond onscherp te maken. Grotere diafragmawaarden Het wordt gemakkelijk om alles scherp te stellen, met inbegrip van de achtergrond.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Lensopening-Prioriteit AE-modus 1 Zet de opnamefunctie op [A]. 2 Stel de lensopeningwaarde in. ≥Stel de modusknop in. (ÎDe opnamemodus selecteren: 79) ≥Draai aan of . F8.0 3 Start de opname. • Als de correcte belichting niet bereikt wordt wanneer de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt, knipperen de lensopeningwaarde en de sluitertijd rood.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Lensopening-Prioriteit AE-modus Kenmerken van de velddiepte Lensopeningwaarde Klein Groot Brandpuntafstand van lens Telefoto Groothoek Afstand tot onderwerp Dichtbij Verder weg Velddiepte (Zone met scherpe scherpstelling) Diep (breed) Ondiep (smal) Voorbeeld: Als u een Voorbeeld: Als u een beeld wilt opnemen dat zo beeld met een onscherpe ver als de achtergrond achtergrond wilt opnemen. scherp gesteld is.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Sluiter-Prioriteit AE-modus Sluiter-Prioriteit AE-modus In de [S]-modus (Sluiter-Prioriteit AE-modus) kunt u de sluitertijd voorafgaand aan de opname instellen. De diafragmawaarde zal automatisch door de camera ingesteld worden.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Sluiter-Prioriteit AE-modus 1 Zet de opnamefunctie op [S]. 2 Stel de sluitertijd in. ≥Stel de modusknop in. (ÎDe opnamemodus selecteren: 79) ≥Draai aan of . 250 3 Start de opname. • Als de correcte belichting niet bereikt wordt wanneer de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt, knipperen de lensopeningwaarde en de sluitertijd rood.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Sluiter-Prioriteit AE-modus • De effecten van de ingestelde lensopeningwaarde en sluitertijd zullen niet op het opnamescherm zichtbaar zijn. Gebruik [Voorvertoning] om de effecten op het opnamescherm te controleren. (ÎPreview-modus: 285) • De helderheid van het opnamescherm en van de op dat moment opgenomen beelden kan verschillend zijn. Controleer de beelden op het afspeelscherm.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Handmatige Belichtingsmodus Handmatige Belichtingsmodus ≥ Beschikbare sluitertijden (Sec.): 283 ≥ [B] (Bulb): 284 In de [M]-mode (Handmatige Belichtingsmodus) kunt u opnames maken door de diafragmawaarde en de sluitertijd met de hand in te stellen. In de standaardinstellingen staat de ISO-gevoeligheid op [AUTO]. Als resultaat zal de ISO-gevoeligheid aangepast worden volgens de diafragmawaarde en de sluitertijd.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Handmatige Belichtingsmodus 2 De openingswaarde en de sluitertijd instellen. ≥Draai aan om de diafragmawaarde (A) in te stellen en aan om de sluitertijd (B) in te stellen. 30 F5.6 (B) (A) 3 Start de opname. • Als de correcte belichting niet bereikt wordt wanneer de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt, knipperen de lensopeningwaarde en de sluitertijd rood.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Handmatige Belichtingsmodus Handmatige belichtingsassistentie Als de ISO-gevoeligheid op iets anders gezet is dan [AUTO], zal Handmatige Belichtingshulp (voorbeeld: ) op het opnamescherm weergegeven worden. U kunt het verschil controleren tussen de huidige belichtingswaarde en de standaardbelichting (±0) die door de camera gemeten is. • Gebruik de Handmatige belichtingsassistentie als richtlijn.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Handmatige Belichtingsmodus Beschikbare sluitertijden (Sec.) • [MECH.] [B] (Bulb, max. ongev. 30 minuten), 60 tot 1/8000 • [EFC] [B] (Bulb, max. ongev. 30 minuten), 60 tot 1/2000 • [ELEC.] [B] (Bulb, max. ongev. 60 seconden), 60 tot 1/32000 • De effecten van de ingestelde lensopeningwaarde en sluitertijd zullen niet op het opnamescherm zichtbaar zijn. Gebruik [Voorvertoning] om de effecten op het opnamescherm te controleren.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Handmatige Belichtingsmodus [B] (Bulb) Als u de sluitertijd op [B] (Bulb) zet, zal de sluiter openblijven terwijl de sluiterknop volledig ingedrukt wordt. (Tot ongev. 30 minuten) De sluiter zal sluiten als de sluiterknop losgelaten wordt. Gebruik dit als u de ontspanner lange tijd open wilt houden om foto’s te maken van vuurwerk, een nachtelijk landschap of een sterrenhemel.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Preview-modus Preview-modus U kunt de effecten van de lensopening op het opnamescherm controleren door de diafragma-lamellen van de lens daadwerkelijk te sluiten op de diafragmawaarde die u voor de huidige opname instelt. Naast de effecten van de lensopening kunt u tegelijkertijd de effecten van de sluitertijd controleren. • U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door op de Fn-knop te drukken die geregistreerd is op [Voorvertoning].
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Preview-modus • Het is mogelijk om in de preview-modus op te nemen. • Het bereik voor de controle van het sluitertijdeffect bedraagt 8 seconden tot 1/ 32000 seconde. • Afhankelijk van de instelling van [Constant preview] zijn er voorbeeldschermen die niet weergegeven kunnen worden.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Belichtingscompensatie Belichtingscompensatie ≥ [Vignetteercomp.]: 290 ≥ [Diffractiecompensatie]: 291 U kunt de belichting compenseren als de standaardbelichting die bepaald wordt door de camera te helder of te donker is. U kunt de belichting aanpassen met stappen van 1/3 EV in een bereik van ±5 EV. Wanneer video's opgenomen worden, verandert het bereik in ±3 EV. 1 Druk op [ ].
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Belichtingscompensatie 2 Compenseert de belichting. ≥Draai aan , of . +1 -5 -4 -3 -2 -1 0 +1 +2 +3 +4 +5 3 Bevestig uw selectie. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Belichtingscompensatie • In de [M]-modus kunt u de belichting compenseren door de ISO-gevoeligheid op [AUTO] te zetten. • Als de waarde van de belichtingscompensatie onder of boven ±3 EV komt, zal de helderheid van het opnamescherm niet langer veranderen. Druk de ontspanknop tot halverwege in of gebruik AE Lock om de waarde op het opnamescherm weer te geven. • De ingestelde belichtingscompensatie wordt zelfs opgeslagen als de camera uitgeschakeld wordt.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Belichtingscompensatie [Vignetteercomp.] Wanneer de schermomtrek donkerder wordt wegens de eigenschappen van de lens, kunt u foto’s maken met de helderheid van de schermomtrek gecorrigeerd. ¨[ ]/[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Vignetteercomp.] Instellingen: [ON]/[OFF] • Het compensatie-effect wordt mogelijk niet verkregen afhankelijk van de opname-omstandigheden. • Beeldruis aan de randen van het beeld kan sterker worden met een hogere ISO-gevoeligheid.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Belichtingscompensatie [Diffractiecompensatie] De camera verhoogt de beeldresolutie door de wazigheid te corrigeren die door diffractie veroorzaakt wordt wanneer de lensopening dichtgaat. ¨[ ]/[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Diffractiecompensatie] Instellingen: [AUTO]/[OFF] • Het compensatie-effect wordt mogelijk niet verkregen afhankelijk van de opname-omstandigheden. • Beeldruis kan sterker worden met een hogere ISO-gevoeligheid.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Focus en belichting vergrendelen (AF/AE vergrendeling) Focus en belichting vergrendelen (AF/AE vergrendeling) Vergrendel de scherpstelling en de belichting van tevoren om foto's te maken met dezelfde instellingen voor scherpstelling en belichting terwijl de compositie veranderd wordt. Dit is nuttig als u wilt scherp stellen op een rand van het scherm of als er bijvoorbeeld achtergrondverlichting is. 1 Registreer [AE LOCK], [AF LOCK] of [AF/AE LOCK] op de Fn-knop.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Focus en belichting vergrendelen (AF/AE vergrendeling) 2 Vergrendel scherpstelling en belichting. ≥Druk op de Fn-knop en houd die ingedrukt. ≥Als de scherpstelling vergrendeld is, zal de icoon van de AF-vergrendeling (A) weergegeven worden. ≥Als de belichting vergrendeld is, zal de icoon van de AE-vergrendeling (B) weergegeven worden. (A) AFL AEL (B) 3 Houd de Fn-knop ingedrukt om de compositie te bepalen en neem vervolgens de foto.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – ISO-gevoeligheid ISO-gevoeligheid ≥ [ISO-gevoeligheid (foto)]: 298 U kunt de lichtgevoeligheid (ISO-gevoeligheid) instellen. Met de standaardinstellingen kunt u het bereik instellen tussen 100 en 25600 (tussen 100 en 12800 in de [ ]-modus) met toenames van 1/ 3 EV. 1 Druk op [ISO].
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – ISO-gevoeligheid 2 Selecteer de ISO-gevoeligheid. ≥Draai aan , of . ≥De selectie is ook mogelijk door op [ISO] te drukken. AUTO 3 100 200 40 Bevestig uw selectie. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. Kenmerken van de ISO-gevoeligheid Door het verhogen van de ISO-gevoeligheid kan de sluitertijd worden verhoogd op donkere plaatsen om camerabeweging en onscherpte te voorkomen.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – ISO-gevoeligheid Items instellen (ISO-gevoeligheid) [AUTO] De ISO-gevoeligheid wordt automatisch aangepast op basis van de helderheid. • Foto maken: Maximum [3200]*1 • Video-opname: Maximum [6400]*2 [100] tot [25600] (In [ ]-modus: [100] tot [12800]) De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op de geselecteerde waarde.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – ISO-gevoeligheid • U kunt de onder- en bovengrenzen voor ISO auto instellen: (Î[ISO-gevoeligheid (foto)]: 298, [ISO-gevoeligh. (video)]: 362) • U kunt de intervallen tussen de instellingswaarden van de ISO-gevoeligheid veranderen: (Î[ISO-verhoging]: 548) • Het instellingsbereik van ISO-gevoeligheid kan worden uitgebreid: (Î[Uitgebreide ISO]: 549) • U kunt de ondergrens van de sluitertijd voor ISO auto instellen: (Î[Min.
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – ISO-gevoeligheid [ISO-gevoeligheid (foto)] Stelt de onder- en bovenlimieten van de ISO-gevoeligheid in als de ISO-gevoeligheid op [AUTO] gezet is. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [ISO-gevoeligheid (foto)] [ISO Auto Onderl. Inst.] Stelt de onderlimiet in van de ISO-gevoeligheid als de ISO-gevoeligheid is gezet op [AUTO]. • Stel het bereik in tussen [100] en [12800]. [ISO Auto Bovenl. Inst.
Witbalans / Beeldkwaliteit Dit hoofdstuk beschrijft functies die u in staat stellen beelden op te nemen zoals u die zich voorstelt, zoals witbalans en fotostijl.
Witbalans / Beeldkwaliteit – Witbalans (WB) Witbalans (WB) ≥ De witbalans aanpassen: 305 Witbalans (WB) is een functie die de kleurzweem corrigeert die veroorzaakt wordt door het licht dat het onderwerp verlicht. Het corrigeert de kleuren zodat het witte onderwerp wit verschijnt en de algemene kleur daardoor het meest lijkt op wat door het oog gezien wordt. Normaal gesproken kunt u auto ([AWB], [AWBc] of [AWBw]) gebruiken om de optimale witbalans te verkrijgen.
Witbalans / Beeldkwaliteit – Witbalans (WB) 2 Selecteer de witbalans. ≥Draai aan , of . ≥De selectie is ook mogelijk door op [WB] te drukken. WB 3 AWB AWBc AWBw Bevestig uw selectie. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in.
Witbalans / Beeldkwaliteit – Witbalans (WB) Items instellen (Witbalans) [AWB] Auto [AWBc] Auto (vermindert de roodachtige tint onder een halogeen lichtbron) [AWBw] Auto (laat de roodachtige tint onder een halogeen lichtbron onveranderd) [ ] Heldere lucht [ ] Bewolkte lucht [ ] Schaduw onder een heldere lucht [ ] Halogeenlamp ]* [ Flitser [ ] tot [ 1 4 ] Stelt modus 1 tot 4 (ÎWitinstelling toewijzen: 304) [ 1 ] tot [ 4 ] Kleurtemperaturen 1 tot 4 (ÎInstelling Kleur Temperatuur: 304) *
Witbalans / Beeldkwaliteit – Witbalans (WB) (2) (3) (4) (1) (5) (6) (7) (8) (9) (1) [AWB] zal met dit bereik werken. (2) Blauwe lucht (3) Bewolkte lucht (Regen) (4) Schaduw (5) Zonlicht (6) Wit fluorescerend licht (7) Gloeilamp (8) Zonsopgang en zonsondergang (9) Kaarslicht K=Kelvintemperatuur en kleuren • Onder verlichting zoals fluorescente of LED-verlichting zal de geschikte witbalans variëren afhankelijk van het type verlichting. Gebruik [AWB], [AWBc], [AWBw] of [ 1 ] tot [ 4 ].
Witbalans / Beeldkwaliteit – Witbalans (WB) Witinstelling toewijzen Neem foto's van een wit voorwerp onder de lichtbron van de opnamelocatie om de witbalans af te stellen, tot het voorwerp wit verschijnt. 1 Druk op [WB] en selecteer vervolgens ongeacht welke waarde van [ [ ] tot 1 ]. 4 2 Druk op 3. 3 Richt de camera op een wit voorwerp zodat het middenin het frame op het midden van het scherm verschijnt en druk vervolgens op of .
Witbalans / Beeldkwaliteit – Witbalans (WB) De witbalans aanpassen U kunt de kleuring zelfs regelen als de kleuring die u wilt toepassen niet door de geselecteerde witbalans geproduceerd wordt. 1 2 3 Druk op [WB]. Selecteer de witbalans en druk vervolgens op 4. ≥Het afstelscherm wordt weergegeven. Regel de kleuring.
Witbalans / Beeldkwaliteit – Witbalans (WB) 4 Bevestig uw selectie. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. • Wanneer de witbalans afgesteld is, verandert de kleur van de icoon van het opnamescherm ervan in de afgestelde kleur. Door hem in de richting van de [G]-zijde af te stellen, zal [+] weergegeven worden en door hem in de richting van de [M]-zijde af te stellen, zal [−] weergegeven worden.
Witbalans / Beeldkwaliteit – [Fotostijl] [Fotostijl] U kunt de instellingen voor de afwerking van de beelden selecteren, die bij uw onderwerpen en expressiestijlen passen. De afbeeldingskwaliteit kan voor iedere fotostijl aangepast worden. ¨[ ]/[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Fotostijl] [Standaard] De standaardinstelling. [Levendig] Een instelling die een meer levendige kwaliteit produceert met grotere verzadiging en contrast.
Witbalans / Beeldkwaliteit – [Fotostijl] [Geleidelijk] Een instelling die een meer vlakke afbeeldingskwaliteit produceert met lagere verzadiging en contrast. [Landschap] Een instelling voor landschappen met levendige blauwe luchten en groene kleuren. [Portret] Een instelling die geschikt is voor portretten met een gezond uitziende en mooie huidtint. [Zwart-wit] Een zwart/wit instelling zonder kleurschaduwen. [L.Zwart-wit] Een monochrome instelling met een rijke gradatie en scherpe zwarte accenten. [L.
Witbalans / Beeldkwaliteit – [Fotostijl] [Als709] Een instelling die overbelichting minimaliseert door toepassing van een gammacurve-correctie van Rec.709, voor de uitvoering van compressie (knie-aanpassing) van zones met hoge luminantie. (ÎOpnemen terwijl de overbelichting (Knee) gecontroleerd wordt: 360) • Rec.709 is een afkorting van “ITU-R Recommendation BT.709”, een standaard voor high-definition uitzendingen. [V-Log] Een gammacurve-instelling bedoeld voor postproductiebewerking.
Witbalans / Beeldkwaliteit – [Fotostijl] • In de [iA]-modus is de bediening anders dan in andere opnamemodussen. – [Standaard] of [Zwart-wit] kunnen ingesteld worden. – De instelling zal op [Standaard] gereset worden als de camera op een andere opnamemodus geschakeld of uitgeschakeld wordt. – De beeldkwaliteit kan niet afgesteld worden.
Witbalans / Beeldkwaliteit – [Fotostijl] De afbeeldingskwaliteit aanpassen 1 Druk op 21 om het type Fotostijl te selecteren. 2 Druk op 34 om een item te selecteren en druk vervolgens op 21 om het af te stellen. • De aangepaste items worden aangeduid met [¢]. 6WDQGDDUG -5 3 Druk op ±0 ±0 ±0 ±0 ±0 0 +5 of . • Wanneer de afbeeldingskwaliteit aangepast is, wordt de Fotostijl-icoon op het opnamescherm aangeduid met [¢].
Witbalans / Beeldkwaliteit – [Fotostijl] [Tint] Aangenomen dat het referentiepunt rood is, draait dit de tint naar paars/magenta of geel/groen om de kleur van het gehele beeld aan te passen. [Filtereffect] [Geel]: Vergroot het contrast. (Effect: zwak) Neemt de lucht op met een helderblauwe kleur. [Oranje]: Vergroot het contrast. (Effect: gemiddeld) Neemt de lucht op met een donkerblauwe kleur. [Rood]: Vergroot het contrast. (Effect: sterk) Neemt de lucht op met een nog donkerder blauwe kleur.
Witbalans / Beeldkwaliteit – [Fotostijl] [Gevoeligheid]* Stelt de ISO-gevoeligheid in. (ÎISO-gevoeligheid: 294) [Witbalans]* Stelt de witbalans in. (ÎWitbalans (WB): 300) • Druk, terwijl [WB] geselecteerd is, op [ ] om het scherm voor de witbalansinstelling weer te geven. Druk opnieuw op [ ] om terug te keren naar het oorspronkelijke scherm.
Witbalans / Beeldkwaliteit – [Fotostijl] • De items waarvan u de beeldkwaliteit kunt aanpassen zijn afhankelijk van het type Photo Style. ([Verzadiging]) 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 ([Kleurtoon]) 3 3 3 3 3 3 * 3 S 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 * Kan ingesteld worden als [Korreleffect] een van de [Laag], [Standaard] of [Hoog] is.
Witbalans / Beeldkwaliteit – [Fotostijl] • De effecten van [Korreleffect] en [Kleurruis] kunnen niet op het opnamescherm gecontroleerd worden.
Witbalans / Beeldkwaliteit – [Fotostijl] Instellingen in Mijn Fotostijl registreren 1 Druk op 21 om het type Fotostijl te selecteren. 2 De beeldkwaliteit regelen. • Mijn Fotostijl geeft de soorten Fotostijl weer aan de bovenkant van de aanpassing van de afbeeldingskwaliteit. Selecteer de basisfotostijl. 3 Druk op [DISP.]. 4 (Als [MY PHOTO STYLE 1] tot [MY PHOTO STYLE 10] geselecteerd is) Druk op 34 om [Huidige instelling opslaan] te selecteren en druk vervolgens op of 5 .
Witbalans / Beeldkwaliteit – [Filterinstellingen] [Filterinstellingen] ≥ [Gelijktijdig zond. filter]: 322 Deze modus maakt opnames met extra beeldeffecten (filters). U kunt het effect van ieder filter aanpassen. Bovendien kunt u op hetzelfde moment foto's zonder effecten maken. 1 Stel het [Filtereffect] in.
Witbalans / Beeldkwaliteit – [Filterinstellingen] 2 Selecteer het filter. ≥Druk op 34 om te selecteren en druk vervolgens op ≥U kunt het beeldeffect (filter)ook selecteren door het voorbeeld-beeld aan te raken. of • Druk op [DISP.] om van scherm te wisselen in de volgorde van normale weergave en gidsweergave. De gidsweergave toont de beschrijving van ieder filter. 1/3 318 .
Witbalans / Beeldkwaliteit – [Filterinstellingen] Het filtereffect aanpassen U kunt het filtereffect aanpassen. 1 Selecteer het filter. 2 Druk op het opnamescherm op [WB]. 3 Draai aan , of om het in te stellen. • Om naar het opnamescherm terug te keren, drukt u opnieuw op [WB]. • Wanneer het filtereffect aangepast is, wordt de filtericoon op het opnamescherm aangeduid met [¢].
Witbalans / Beeldkwaliteit – [Filterinstellingen] Een filter instellen met aanraakbediening • Met de standaardinstellingen wordt het Touch-Tabblad niet weergegeven. Zet [Touch tab] op [ON] in [Touch inst.] in het [Voorkeuze] ([Bediening])-menu. (Î[Touch inst.]: 558) 1 Raak [ 2 Raak het in te stellen item aan. ] aan.
Witbalans / Beeldkwaliteit – [Filterinstellingen] • De witbalans zal vastgezet zijn op [AWB] en de flitser zal vastgezet zijn op [ ] (Flitser geforceerd uit). • De bovenlimiet van de ISO-gevoeligheid is [3200]. • Afhankelijk van het filter kan het opnamescherm er uitzien alsof frames ontbreken.
Witbalans / Beeldkwaliteit – [Filterinstellingen] [Gelijktijdig zond. filter] U kunt op hetzelfde moment foto's maken zonder toegevoegde filtereffecten. ¨[ ]/[ ]¨[ ] ¨ [Filterinstellingen] ¨ Selecteer [Gelijktijdig zond. filter] Instellingen: [ON]/[OFF] • [Gelijktijdig zond. filter] is niet beschikbaar als de volgende functies gebruikt worden: – Burstopname – [Intervalopname] – [Stop-motionanimatie] – [RAW+FINE]/[RAW+STD.
Flitser Als u de flitser (DMW-FL580L/DMW-FL360L/DMW-FL200L: optioneel) op de flitsschoen bevestigt, kunt u opnames maken met gebruik van de flitser. U kunt ook een in de handel verkrijgbare externe flitser gebruiken door een in de handel verkrijgbare synchronisatiekabel op de aansluiting van de flits-synchronisatie aan te sluiten.
Flitser – Gebruik een externe flitser (optioneel) Gebruik een externe flitser (optioneel) ≥ De bescherming van de flitsschoen verwijderen: 325 • Verwijder de lenskap om vignettering te voorkomen. • Opnames met de flitser zijn niet mogelijk als de volgende functies gebruikt worden: – [ELEC.
Flitser – Gebruik een externe flitser (optioneel) De bescherming van de flitsschoen verwijderen Voordat de flitser (optioneel) bevestigd wordt, moet de bescherming van de flitsschoen verwijderd worden. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de flitser voor details over hoe deze bevestigd moet worden. Verwijder de bescherming van de flitsschoen door eraan te trekken in de richting die aangeduid wordt door pijl (2), terwijl u er op duwt in de richting die aangeduid wordt door pijl (1).
Flitser – Gebruik een externe flitser (optioneel) Een synchronisatiekabel met de aansluiting van de flits-synchronisatie verbinden U kunt een in de handel verkrijgbare externe flitser gebruiken door een in de handel verkrijgbare synchronisatiekabel op de aansluiting van de flits-synchronisatie aan te sluiten. • Gebruik een externe flitser met een synchronisatiespanning van 250 V of minder. • Gebruik geen sync-kabels die van 3 m of langer zijn.
Flitser – Gebruik een externe flitser (optioneel) Opmerkingen over flitseropnames • Plaats geen voorwerpen vlakbij de flitser. Hitte of licht kunnen de vervorming of de ontkleuring van het onderwerp veroorzaken. • Als u herhaaldelijk opnames maakt, kan het laden van de flitser tijd vergen. Terwijl de flitser aan het laden is, zullen beelden opgenomen worden zonder de dat de flitser afgaat. • Als een externe flitser bevestigd is, draag de camera dan niet door de externe flitser vast te houden.
Flitser – Flitser instellen Flitser instellen ≥ [Flitserfunctie]: 329 ≥ [Flitser functie]/[Handmatige flitserinstel.]: 332 ≥ [Flitser instel.]: 334 ≥ [Flits-synchro]: 335 ≥ [Auto. belichtingscomp.]: 336 U kunt de flitserfunctie instellen om het afvuren van de flitser van de camera te regelen.
Flitser – Flitser instellen [Flitserfunctie] Stelt de flitsmodus in. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Flitserfunctie] [ ] (Flitser altijd aan)/[ ] (Altijd aan/Rode ogen) De flitser wordt telkens geactiveerd, ongeacht de opname-omstandigheden. Dit is geschikt voor opnames met achtergrondverlichting of bij een verlichting zoals fluorescent licht. [ ] (Langzame synchr.)/[ ] (Langzame synchr.
Flitser – Flitser instellen • De flitser flitst twee keer. Het interval tussen de eerste en de tweede flits is langer als [ ] of [ ] ingesteld is. Het onderwerp mag niet bewegen, tot de tweede flits afgelopen is. •[ ] en [ ] kunnen niet gebruikt worden als de volgende items ingesteld zijn: – [Flitser functie]: [MANUAL] – [Flits-synchro]: [2ND] – [Draadloos]: [ON] • Sommige flitsmodussen zijn mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de instellingen op de externe flitser.
Flitser – Flitser instellen Beschikbare flitsinstellingen voor opnamemodus De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamemodus. (3: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar) Opnamemodus [ ] [P]/[A] 3 3 3 3 3 [S]/[M] 3 3 — — 3 •[ ] en [ [ ] [ ] [ ] kunnen ingesteld worden in de [iA]-modus. In [ ] [ ] ] schakelt de flitsermodus naar de stand die geschikt is voor de opnamesituatie.
Flitser – Flitser instellen [Flitser functie]/[Handmatige flitserinstel.] U kunt selecteren of u de flitssterkte automatisch of handmatig instelt. • De instellingen die hier gemaakt worden zijn geactiveerd wanneer bepaalde flitsers van andere fabrikanten bevestigd worden. Stel in op de flitser wanneer een Flitser (DMW-FL580L/DMW-FL360L/ DMW-FL200L: optioneel) bevestigd is. 1 Stel [Flitser functie] in.
Flitser – Flitser instellen 2 3 (Wanneer ingesteld op [MANUAL]) Selecteer [Handmatige flitserinstel.] en druk dan op of . Druk op 21 om de flitsersterkte in te stellen en druk vervolgens op of . • Het kan ingesteld worden binnen het bereik van [1/1] (volledige flitsersterkte) tot [1/128] in stappen van 1/3.
Flitser – Flitser instellen [Flitser instel.] U kunt de flitsersterkte aanpassen wanneer foto's genomen worden met de flitser in de TTL-outputmodus. 1 2 Selecteer [Flitser instel.]. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Flitser instel.] Druk op 21 om de flitsersterkte te regelen en druk vervolgens op of . • Het kan geregeld worden binnen het bereik van [−3 EV] tot [+3 EV] in stappen van 1/3 EV. • [ ] wordt op het opnamescherm weergegeven.
Flitser – Flitser instellen [Flits-synchro] Als een bewegend onderwerp 's nachts opgenomen wordt met gebruik van een lange sluitertijd en flitser, kan een lichtspoor voor het onderwerp langs verschijnen. Als [Flits-synchro] op [2ND] gezet wordt, kan een dynamische foto genomen worden met een lichtspoor achter het onderwerp, door de flitser te activeren vlak voordat de sluiter sluit. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Flits-synchro] [1ST] Dit is de normale methode voor opnames met de flitser.
Flitser – Flitser instellen [Auto. belichtingscomp.] De flitssterkte automatisch regelen in combinatie met de waarde van de belichtingscompensatie. (ÎBelichtingscompensatie: 287) ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Auto. belichtingscomp.
Flitser – Opnames maken met een draadloze flitser Opnames maken met een draadloze flitser U kunt een flitser (DMW-FL580L/DMW-FL360L/DMW-FL200L: optioneel) gebruiken om opnames te maken met gebruik van een draadloze flitser. U kunt de activering van drie groepen flitsers en de flitser die op de flitsschoen van de camera bevestigd is, afzonderlijke bedienen.
Flitser – Opnames maken met een draadloze flitser Een draadloze flitser plaatsen Plaats de draadloze flitser met zijn draadloze sensor naar de camera gericht.
Flitser – Opnames maken met een draadloze flitser • Het plaatsingsbereik dient als een gids voor wanneer de camera tijdens de opname horizontaal gehouden wordt. Het bereik varieert afhankelijk van de omringende omgeving. • We raden aan maximaal drie draadloze flitsers in iedere groep te gebruiken. • Als het onderwerp te dichtbij is, kan het communicatielicht van invloed zijn op de belichting.
Flitser – Opnames maken met een draadloze flitser 3 Schakel de draadloze flitsfunctie van de camera in. 4 Instellen [Draadloos kanaal]. 5 Stel [Draadloze setup] in. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Draadloos] ¨ [ON] • Selecteer hetzelfde kanaal als aan de zijde van de draadloze flitser. • Stel de activeringsmodus en de flitssterkte in. • Als [Draadloos] ingesteld is, wordt [WL] op de flitsericoon van het opnamescherm weergegeven.
Flitser – Opnames maken met een draadloze flitser Items instellen ([Draadloze setup]) • Druk op [DISP.] om een testflits af te vuren. [TTL]: De camera stelt de flitssterkte automatisch in. [AUTO]*2: Stelt de flitssterkte in aan de zijde [Flitser functie] van de externe flitser. [MANUAL]: Stelt de flitssterkte van de externe flitser handmatig in. [OFF]: De externe flitser activeert alleen het communicatielicht. [Externe flitser]*1 Past de flitsersterkte van de externe flitser [Flitser instel.
Flitser – Opnames maken met een draadloze flitser [TTL]: De camera stelt de flitssterkte automatisch in. [AUTO]*1: Stelt de flitssterkte in aan de zijde [Flitser functie] van de draadloze flitser. [MANUAL]: Stelt de flitssterkte van de draadloze flitser handmatig in. [OFF]: De draadloze flitsers van de [A Groep]/ aangeduide groep zullen niet afvuren. [B Groep]/ [C Groep] Past de flitsersterkte van de draadloze flitser [Flitser instel.] handmatig aan als [Flitser functie] op [TTL] gezet is.
Flitser – Opnames maken met een draadloze flitser [Draadl. FP (Focal-Plane)] De externe flitser voert een FP-activering uit (herhaaldelijke activering van de flitser met hoge snelheid) tijdens de draadloze opname en maakt het mogelijk opnames te maken waarbij de flitser met zelfs nog kortere sluitertijden gebruikt wordt. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Draadl. FP (Focal-Plane)] Instellingen: [ON]/[OFF] [Communicatielicht] Stelt de sterktevan het communicatielicht in.
Video-instellingen Dit hoofdstuk beschrijft de Creatieve Videomodus, een opnamefunctie die speciaal bestemd is voor video's, en de instellingen die beschikbaar zijn wanneer video's opgenomen worden.
Video-instellingen – Creatieve Videomodus Creatieve Videomodus ≥ Weergave geschikt voor video-opname: 346 ≥ Opnemen met Creatieve film: 347 ≥ [Inst. Creatieve filmmodus]: 351 De modus [ ] (Creatieve Videomodus) is een opnamemodus speciaal voor video-opname waarin u alle video-functies kunt gebruiken. In de modus [ ] wordt het opnamescherm geschakeld naar de weergave die geschikt is voor video-opname. U het opnemen van video ook starten en stoppen met sluitertoets.
Video-instellingen – Creatieve Videomodus Weergave geschikt voor video-opname In het opnamescherm worden de volgende onderdelen geschakeld naar weergaven geschikt voor video-opname. (1) (2) (3) MP4 FHD 420/8-L 59.94p 60 F2.8 ±0 FULL AFS 100 24m59s (4) (1) Opnamebestandsformaat (Î[Format opnamebestand]: 134) (2) Opnamekwaliteit (Î[Opn.
Video-instellingen – Creatieve Videomodus Opnemen met Creatieve film 1 Zet de opnamefunctie op [ 2 Stel de belichtingsmodus in. ]. ≥Stel de modusknop in. (ÎDe opnamemodus selecteren: 79) ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Belicht.stand] ¨ [P]/[A]/[S]/[M] • U kunt dezelfde belichtingshandelingen uitvoeren als in de [P]/[A]/[S]/ [M]-modussen. 3 Sluit het menu. 4 Start de opname. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥Druk op de sluiterknop (A), videotoets (B) of sub-videotoets (C).
Video-instellingen – Creatieve Videomodus 5 Stop de opname. ≥Druk opnieuw op de sluiterknop, videotoets of sub-videotoets. • U kunt de handelingen voor start-stop opname uitschakelen met gebruik van de sluiterknop. (Î[Wijs video-opn. toe aan sluiter]: 555) • U kunt de functie, waarmee de video-opname alleen in de [ eindigt, aan een Fn-knop toekennen: (Î[Video-opn.
Video-instellingen – Creatieve Videomodus Handelingen tijdens het opnemen van video's Verander de instellingen van belichting en audio met de aanraakbediening om te voorkomen dat werkgeluiden opgenomen worden. • Met de standaardinstellingen wordt het Touch-Tabblad niet weergegeven. Zet [Touch tab] op [ON] in [Touch inst.] in het [Voorkeuze] ([Bediening])-menu. (Î[Touch inst.]: 558) 1 Raak [ 2 Raak de icoon aan. ] aan.
Video-instellingen – Creatieve Videomodus 3 Versleep de schuifbalk om het item in te stellen. [ ]/[ ]: Verandert de instelling langzaam. [ ]/[ ]: Verandert de instelling snel. • Als u icoon (D) aanraakt, wordt het scherm van stap 2 opnieuw weergegeven.
Video-instellingen – Creatieve Videomodus [Inst. Creatieve filmmodus] In de standaardinstellingen worden instellingen zoals de belichting en de witbalans, die veranderd zijn in de [ ]-modus, ook weerspiegeld bij het opnemen van foto's in de [P]/[A]/[S]/[M]-modussen. Vanuit het [Inst. Creatieve filmmodus]-menu kunt u de instellingen voor het opnemen van video's en het opnemen van foto's scheiden. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Inst. Creatieve filmmodus] [F/SS/ISO/Belichtingscomp.
Video-instellingen – Creatieve Videomodus • De [iA]-modus maakt automatisch gebruik van de optimale opname-instellingen voor de camera zodat de opname-instellingen onafhankelijk zullen zijn, los van de instellingen die met deze functie gemaakt zijn.
Video-instellingen – AF gebruiken (Video) AF gebruiken (Video) ≥ [Continu AF]: 353 ≥ [AF Aang. Inst.(Video)]: 355 ≥ [Vergr. liveweerg. (video)]: 356 [Continu AF] U kunt instellen hoe u in AF wilt scherpstellen wanneer een video opgenomen wordt. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Continu AF] [MODE1] De camera zal tijdens het opnemen automatisch blijven scherpstellen. [MODE2] De camera zal tijdens stand-by en het opnemen automatisch op onderwerpen blijven scherpstellen. • Dit is beschikbaar in de [ ]-modus.
Video-instellingen – AF gebruiken (Video) • In de modus [iA], blijft de camera automatisch scherpstellen tijdens opnamestand-by, ongeacht de [Continu AF]-instelling. • Afhankelijk van de opname-omstandigheden of de gebruikte lens, kan het AF-werkgeluid opgenomen worden tijdens het opnemen van de video. Als u hinder van het werkgeluid ondervindt, raden wij aan de opname te maken met [Continu AF] op [OFF].
Video-instellingen – AF gebruiken (Video) [AF Aang. Inst.(Video)] U kunt de scherpstelmethode voor video-opnames fijn aanpassen met gebruik van [Continu AF]. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [AF Aang. Inst.(Video)] [ON] Schakelt de volgende instellingen in. [OFF] Schakelt de volgende instellingen uit. [+]-zijde: Het brandpunt beweegt bij een [AF-Snelheid] hogere snelheid. [−]-zijde: Het brandpunt beweegt bij een lagere snelheid.
Video-instellingen – AF gebruiken (Video) [Vergr. liveweerg. (video)] Wanneer de AF mode [ ], [ ] of [ ] is, of wanneer opgenomen wordt met MF, kan het brandpunt vergroot worden voor de weergave. (Wanneer de AF mode [ ] of [ ] is, wordt het midden van het scherm vergroot voor de weergave.) Het brandpunt kan ook voor controle vergroot worden wanneer video's opgenomen worden. • U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door op de Fn-knop te drukken die geregistreerd is op [Vergr. liveweerg. (video)].
Video-instellingen – AF gebruiken (Video) • Afhankelijk van de gebruikte lens wordt de vergrote weergave van het live view-scherm van de video mogelijk niet weergegeven: • Wanneer u tijdens een video-opname de volgende functies gebruikt, kan de vergrote weergave van het live view-scherm van de video niet weergegeven worden: – [Opn. kwaliteit] met een hoge framesnelheid video die een opname-framesnelheid van 60,00p overschrijdt – [Variabele beeldfreq.
Video-instellingen – Videohelderheid en kleuring Videohelderheid en kleuring ≥ [Helderheidsniveau]: 358 ≥ [Niveau masterpedestal]: 359 ≥ Opnemen terwijl de overbelichting (Knee) gecontroleerd wordt: 360 ≥ [ISO-gevoeligh. (video)]: 362 ≥ [Boost dynamisch bereik]: 363 [Helderheidsniveau] U kunt het luminantiebereik instellen om bij het doel van de video-opname te passen.
Video-instellingen – Videohelderheid en kleuring [Niveau masterpedestal] U kunt het zwartniveau aanpassen dat als referentie voor de beelden dient. 1 Zet de opnamefunctie op [ 2 Selecteer [Niveau masterpedestal]. 3 ]. ≥Stel de modusknop in. (ÎDe opnamemodus selecteren: 79) ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Niveau masterpedestal] Master pedestal aanpassen. ≥Draai aan , of . • Stel het bereik in tussen −15 en +15.
Video-instellingen – Videohelderheid en kleuring Opnemen terwijl de overbelichting (Knee) gecontroleerd wordt Als [Fotostijl] op [Als709] gezet is, kunt u de knee aanpassen zodat de opname met minimale overbelichting uitgevoerd kan worden. 1 2 3 Zet [Fotostijl] op [Als709]. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Fotostijl] ¨ [Als709] Druk op [Q]. Selecteer een knee-instelling. ≥Druk op 21 om een instellingsitem te selecteren.
Video-instellingen – Videohelderheid en kleuring [Automatisch] Past de compressieniveaus van delen met een hoge luminantie automatisch aan. [Handmatig] U kunt de luminantie instellen wanneer de compressie start (knee master punt) en de intensiteit van de compressie (knee master helling). Druk op 34 om een item te selecteren en druk vervolgens op 21 om het af te stellen.
Video-instellingen – Videohelderheid en kleuring [ISO-gevoeligh. (video)] Stelt de onder- en bovenlimieten van de ISO-gevoeligheid in als de ISO-gevoeligheid op [AUTO] gezet is. 1 Zet de opnamefunctie op [ 2 Stel [ISO-gevoeligh. (video)] in. ]. ≥Stel de modusknop in. (ÎDe opnamemodus selecteren: 79) ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [ISO-gevoeligh. (video)] Items instellen ([ISO-gevoeligh. (video)]) [ISO Auto Onderl. Inst.
Video-instellingen – Videohelderheid en kleuring [Boost dynamisch bereik] Voert een signaal met een breed dynamisch bereik uit vanuit de beeldsensor. Dit maakt het mogelijk een video met een breder dynamisch bereik op te nemen. 1 Zet de opnamefunctie op [ 2 Zet [Boost dynamisch bereik] op [ON]. ]. ≥Stel de modusknop in. (ÎDe opnamemodus selecteren: 79) ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Boost dynamisch bereik] ¨ [ON] •[ ] wordt op het opnamescherm weergegeven.
Video-instellingen – Audio-instellingen Audio-instellingen ≥ [Weerg. geluidsop.niveau]: 365 ≥ [Geluidsinvoer dempen]: 366 ≥ [Versterk niveau geluidsopn.]: 367 ≥ [Aanp. geluidsopn.niveau]: 368 ≥ [Kwaliteit geluidsopname]: 369 ≥ [Begr. geluidsopn.niveau]: 370 ≥ [Uitsch.
Video-instellingen – Audio-instellingen [Weerg. geluidsop.niveau] Het niveau van het opgenomen geluid wordt op het opnamescherm weergegeven. ¨[ [ON] ]¨[ ] ¨ Selecteer [Weerg. geluidsop.niveau] Geluidsopnameniveau weergegeven op het opnamescherm. [OFF] — Stelt de weergavegrootte van het geluidsopnameniveau in. [SET] [Formaat weergeven] [LARGE]/[SMALL] • Als [Begr. geluidsopn.niveau] op [OFF] gezet is, staat [Weerg. geluidsop.niveau] op [ON].
Video-instellingen – Audio-instellingen [Geluidsinvoer dempen] Dit dempt de audio-input. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Geluidsinvoer dempen] Instellingen: [ON]/[OFF] • [ ] wordt op het opnamescherm weergegeven.
Video-instellingen – Audio-instellingen [Versterk niveau geluidsopn.] Hierdoor wordt de versterking van de audio-input veranderd. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Versterk niveau geluidsopn.] [STANDARD] Dit is de standaard versterkingsinstelling van de input. (0 dB) [LOW] Audio-input wordt verminderd voor het opnemen in een omgeving met luide geluiden. (−12 dB) • Als [4-kanalen Mic. invoer] op [ON] gezet is, kan de versterking van de geluidsopname van CH3/CH4 aangepast worden. (Î[4-kanalen Mic.
Video-instellingen – Audio-instellingen [Aanp. geluidsopn.niveau] Regel het niveau van de geluidsopname met de hand. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Aanp. geluidsopn.niveau] • Druk op 21 om de geluidsopnameniveau aan te passen en druk vervolgens op of . Instellingen: [MUTE]/[−18dB] tot [+12dB] • U kunt aanpassingen met toenames van 1 dB maken. • Dit kan ook ingesteld worden tijdens een video-opname. • De weergegeven dB-waarden zijn bij benadering.
Video-instellingen – Audio-instellingen [Kwaliteit geluidsopname] De geluidskwaliteit voor video kan ingesteld worden als [Format opnamebestand] op [MOV] of [Apple ProRes] staat. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Kwaliteit geluidsopname] [96kHz/24bit] Audio wordt opgenomen met gebruik van 96kHz/24bit hoge resolutie audio. • Dit kan ingesteld worden als een XLR Microfoonadapter (DMW-XLR1: optioneel), een Stereo Shotgun Microfoon (DMW-MS2: optioneel) of een Stereo Microfoon (VW-VMS10: optioneel) aangesloten is.
Video-instellingen – Audio-instellingen [Begr. geluidsopn.niveau] Het niveau van de geluidsopname wordt automatisch geregeld om de geluidsvervorming (krakend geluid) te minimaliseren. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Begr. geluidsopn.
Video-instellingen – Audio-instellingen [Uitsch. geluid vd wind] Dit zal het geluid van de wind verminderen dat via de interne microfoon binnenkomt terwijl de geluidskwaliteit gehandhaafd blijft. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Uitsch. geluid vd wind] [HIGH] Dit vermindert daadwerkelijk het geluid van de wind door het lage geluid te beperken als sterke wind gedetecteerd wordt. [STANDARD] Dit vermindert windgeluid zonder verlies van de geluidskwaliteit door te filteren op alleen windgeluid.
Video-instellingen – Audio-instellingen [Lens ruisreductie] Als een lens gebruikt wordt die compatibel is met power zoom, beperkt dit de geluiden die de werkende zoom maakt tijdens de video-opname. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Lens ruisreductie] Instellingen: [ON]/[OFF] • Als deze functie gebruikt wordt, kan het zijn dat de geluidskwaliteit anders is dan die tijdens de gewone werking.
Video-instellingen – Audio-instellingen [Audio-informatie] Dit scherm stelt u in staat in een oogopslag de audio-instellingen en de status van de opname te zien. U kunt ook het scherm aanraken om de instellingen te wijzigen. • De handelingen op het vergrote weergavescherm van de audio-informatie zijn dezelfde als de handelingen op het bedieningspaneel. (ÎControlepaneel: 96) Druk op [ ].
Video-instellingen – Externe microfoons (optioneel) Externe microfoons (optioneel) ≥ Bereik instellen voor geluid oppikken (DMW-MS2: optioneel): 377 ≥ Afname van de windruis: 378 Met een Stereo Shotgun Microfoon (DMW-MS2: optioneel) of een Stereo Microfoon (VW-VMS10: optioneel) kunt u hoge resolutie audio van een hogere kwaliteit opnemen in vergelijking met de ingebouwde microfoon. • Bepaalde optionele accessoires kunnen niet beschikbaar zijn in bepaalde landen.
Video-instellingen – Externe microfoons (optioneel) ([Mic.ingang (str.stekker)]) Wanneer een externe microfoon wordt aangesloten die stroomtoevoer van de [MIC]-aansluiting van de camera vereist. ([Microfooningang]) Wanneer een externe microfoon aangesloten wordt die geen stroomtoevoer van de [MIC]-aansluiting van de camera vereist. ([Lijningang]) Wanneer een extern audio-apparaat voor line-output aangesloten wordt.
Video-instellingen – Externe microfoons (optioneel) 3 Bevestig de externe microfoon op de camera en schakel de camera vervolgens in. • Als de externe microfoon op de flitsschoen van de camera (A) gemonteerd wordt, verwijder dan de bescherming van de flitsschoen. (ÎDe bescherming van de flitsschoen verwijderen: 325) (A) 4 Maak de instellingen voor de geluidskwaliteit van de op te nemen audio in [Kwaliteit geluidsopname] (Î[Kwaliteit geluidsopname]: 369).
Video-instellingen – Externe microfoons (optioneel) Bereik instellen voor geluid oppikken (DMW-MS2: optioneel) Wanneer de Stereo shotgun microfoon (DMW-MS2: optioneel) gebruikt wordt, kunt u het bereik voor het oppikken van het geluid van de microfoon instellen. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Speciale microfoon] [STEREO] Pikt het geluid op over een groot gebied. [SHOTGUN] Helpt voorkomen dat achtergrondgeluid opgepikt wordt en neemt geluid afkomstig van een specifieke richting op.
Video-instellingen – Externe microfoons (optioneel) Afname van de windruis Dit vermindert de windruis als een externe microfoon aangesloten is. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Windreductie] Instellingen: [HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[OFF] • Door [Windreductie] in te stellen kan de gebruikelijke geluidskwaliteit veranderen.
Video-instellingen – XLR Microfoonadapter (optioneel) XLR Microfoonadapter (optioneel) ≥ [4-kanalen Mic. invoer]: 381 Door een XLR Microfoonadapter (DMW-XLR1: optioneel) aan te sluiten, kunt u een in de handel verkrijgbare XLR Microfoon gebruiken om hoge resolutie audio van superieure kwaliteit en 4-kanaals audio op te kunnen nemen. (Î[4-kanalen Mic.
Video-instellingen – XLR Microfoonadapter (optioneel) 1 Bevestig de XLR Microfoonadapter op de flitsschoen en schakel de camera vervolgens in. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [XLR Inst. Microf. adap.] • Als de XLR Microfoonadapter bevestigd is, wordt [XLR Inst. Microf. adap.] automatisch op [ON] geschakeld. [ON] Neemt audio op met gebruik van de XLR Microfoon. [OFF] Neemt audio op met gebruik van de ingebouwde microfoon van de camera.
Video-instellingen – XLR Microfoonadapter (optioneel) [4-kanalen Mic. invoer] Om 4-kanaals audio op te nemen, gebruik een in de handel verkrijgbare XLR Microfoon die aangesloten is op een XLR Microfoonadapter (DMW-XLR1: optioneel), samen met de ingebouwde microfoon.
Video-instellingen – Hoofdtelefoon Hoofdtelefoon ≥ [Kanaal geluidscontrole]: 384 U kunt video's opnemen terwijl u het geluid ervan controleert door een in de handel verkrijgbare hoofdtelefoon op de camera aan te sluiten. • Gebruik geen hoofdtelefoonkabels die 3 m of langer zijn. • Als hoofdtelefoons aangesloten zijn, worden tonen, AF-tonen en elektronische sluitergeluiden uitgezet.
Video-instellingen – Hoofdtelefoon De methode voor geluidsweergave omschakelen ¨[ ]¨[ ] ¨ Select [Geluid ouput] [REALTIME] Audio zonder tijdverschil. Het kan afwijken van het geluid dat in de video opgenomen is. [REC SOUND] Audio die in de video opgenomen moet worden. Het uitgevoerde geluid kan vertraagd zijn ten opzichte van het daadwerkelijke geluid.
Video-instellingen – Hoofdtelefoon [Kanaal geluidscontrole] U kunt tijdens het opnemen het audiokanaal op de koptelefoon instellen. Voor informatie over de audiokanaalinstellingen tijdens het afspelen (Î[Kanaal geluidscontrole (afs.)]: 599). ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Kanaal geluidscontrole] [CH1/CH2] Afspelen van CH1 (L)/CH2 (R). [CH3/CH4] Afspelen van CH3 (L)/CH4 (R). [CH1+CH2/CH3+CH4] Afspelen van CH1+CH2 (L)/CH3+CH4 (R). [CH1] Afspelen van CH1. [CH2] Afspelen van CH2. [CH3] Afspelen van CH3.
Video-instellingen – Hoofdtelefoon • Dit kan ook ingesteld worden tijdens een video-opname.
Video-instellingen – Tijdcode Tijdcode ≥ De Tijdcode instellen: 387 Als [Format opnamebestand] wordt ingesteld op [MOV] of [Apple ProRes], wordt de tijdcode automatisch opgenomen tijdens video-opname. Als [MP4], wordt de tijdcode niet opgenomen.
Video-instellingen – Tijdcode De Tijdcode instellen Stelt de opname, weergave en output van de tijdcode in. 1 Zet [Format opnamebestand] op [MOV] of [Apple ProRes]. ≥ 2 ¨[ ProRes] ]¨[ ] ¨ [Format opnamebestand] ¨ [MOV]/[Apple Selecteer [Tijdcode]. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Tijdcode] [Tijdcodeweergave] Geeft de tijdcode weer op het opnamescherm/afspeelscherm. • Wanneer u tijdens een video-opname de volgende functie gebruikt,kan de tijdcodetelling niet op het opnamescherm weergegeven worden: – [Opn.
Video-instellingen – Tijdcode [Tijdcode waarde] [Reset]: Stelt 00:00:00:00 (uren: minuten: secondes: frames) in [Handmatige invoer]: Voor de handmatige invoering van uren, minuten, seconden en frames. [Huidige tijd]: Zet de uren, minuten en secondes op de huidige tijd en zet de frames op 00. [Tijdecodefunctie] [DF]: Drop Frame. De camera verandert het verschil tussen de opgenomen tijd en de tijdcode. • Seconden en frames worden gescheiden door “.”. (Voorbeeld: 00:00:00.00) [NDF]: Non-Drop Frame.
Video-instellingen – Tijdcode • Wanneer u de volgende functies gebruikt, kan het updaten van de informatieweergave op het scherm langzamer worden wegens de belasting op de verwerking binnenin de camera maar dit is geen storing en er zal geen verandering in de opgenomen beelden plaatsvinden: – [Opn.
Video-instellingen – Synchroniseren van de tijdcode met een extern apparaat Synchroniseren van de tijdcode met een extern apparaat ≥ Voorbereidingen voor tijdcodesynchronisatie: 391 ≥ Synchroniseer de Tijdcode van het Externe Apparaat met die van de Camera (TC OUT): 393 ≥ Synchroniseer de Tijdcode van de Camera met die van het Externe Apparaat (TC IN): 395 U kunt de standaardwaarde van de tijdcode synchroniseren met een extern apparaat dat de signaalinvoer en -output van tijdcodes ondersteunt.
Video-instellingen – Synchroniseren van de tijdcode met een extern apparaat Voorbereidingen voor tijdcodesynchronisatie Wanneer [Optellen] is ingesteld op [FREE RUN] in de modus [ ], kunt u de beginwaarde van de tijdcode synchroniseren met een extern apparaat. 1 Zet de opnamefunctie op [ 2 Zet [Optellen] op [FREE RUN]. 3 ]. ≥Stel de modusknop in.
Video-instellingen – Synchroniseren van de tijdcode met een extern apparaat 5 Verbind de BNC-conversiekabel (voor TC IN/OUT) en het externe apparaat met de BNC-kabel. • Gebruik geen enkele andere BNC-conversiekabels (voor TC IN/OUT) dan de bijgeleverde. • Gebruik geen BNC-kabels met een lengte van 2,8 m of meer. • Wij raden aan een 5C-FB equivalente, dubbel afgeschermde BNC-kabel te gebruiken.
Video-instellingen – Synchroniseren van de tijdcode met een extern apparaat Synchroniseer de Tijdcode van het Externe Apparaat met die van de Camera (TC OUT) De beginwaarde van de tijdcode van het externe apparaat wordt gesynchroniseerd volgens het tijdcodesignaal (LTC-signaal) van de camera. 1 2 Voorbereiden voor tijdcodesynchronisatie. (ÎVoorbereidingen voor tijdcodesynchronisatie: 391) Selecteer [Tijdcode uitvoer ref.]. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Tijdcode] ¨ [Inst. externe tijdcode] ¨ [Tijdcode uitvoer ref.
Video-instellingen – Synchroniseren van de tijdcode met een extern apparaat Nogmaals uitvoeren van het tijdcodesignaal Door als volgt in te stellen kan het tijdcodesignaal (LTC-signaal) worden uitgestuurd door gewoon het externe apparaat te verbinden via de BNC-kabel: ]-modus •[ • [Optellen] ([Tijdcode]): [FREE RUN] • [Synchronisatie tijdcode] ([Inst.
Video-instellingen – Synchroniseren van de tijdcode met een extern apparaat Synchroniseer de Tijdcode van de Camera met die van het Externe Apparaat (TC IN) De beginwaarde van de tijdcode van de camera wordt gesynchroniseerd volgens het tijdcodesignaal (LTC-signaal) van het externe apparaat. • Wijzig van tevoren de [Systeemfrequentie] (Î[Systeemfrequentie]: 132), [Opn. kwaliteit] (Î[Opn. kwaliteit]: 136) en [Tijdecodefunctie] (Î[Tijdecodefunctie]: 388) om bij het externe apparaat te passen.
Video-instellingen – Synchroniseren van de tijdcode met een extern apparaat • Wanneer meerdere toestellen van deze camera worden gesynchroniseerd, worden de tijdcode en de belichtingstijden gesynchroniseerd, zodat u kunt de timing voor het starten van de belichting tussen camera's op elkaar kunt afstemmen. • De belichtingstijd kan alleen worden gesynchroniseerd de eerste keer nadat [Synchronisatie tijdcode] is ingesteld op [TC IN].
Video-instellingen – Synchroniseren van de tijdcode met een extern apparaat De slave-status aanhouden, vrijgeven en herstellen Zelfs als u de BNC-kabel afsluit, zal de camera in de slave-status blijven. • Voer een van de volgende handelingen uit om de camera uit de slave-status te bevrijden. – Bedienen van de aan-/uit-schakelaar van de camera – Schakelen naar de opnamemodus – De [Systeemfrequentie] wijzigen – Stel [Variabele beeldfreq.] in – Schakel [Opn.
Video-instellingen – Belangrijkste Assist-functies Belangrijkste Assist-functies ≥ [Flikker onderdrukking (Video)]: 399 ≥ [SS/gain bediening]: 400 ≥ [WFM/Vectorbereik]: 402 ≥ [Spotmeter helderheid]: 406 ≥ [Zebrapatroon]: 408 ≥ [Markering van het frame]: 410 ≥ Kleurenbalken/testtoon: 412 • Het menu [Voorkeuze] ([Scherm/Display (Video)]) heeft weergavehulpfuncties zoals de centrale markering en de veiligheidszonemarkering.
Video-instellingen – Belangrijkste Assist-functies [Flikker onderdrukking (Video)] De sluitersnelheid kan vastgezet worden om flikkeren van of strepen in het bewegende beeld te reduceren. ¨[ (Video)] ]¨[ ] ¨ Selecteer [Flikker onderdrukking [1/50]/[1/60]/[1/100]/[1/120] [OFF] • Dit kan worden ingesteld als [Autom. belichting P/A/S/M] op [ON] is gezet. (Î[Autom.
Video-instellingen – Belangrijkste Assist-functies [SS/gain bediening] U kunt de waarde-eenheden van de sluitertijd en de gain (gevoeligheid) omschakelen. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [SS/gain bediening] [SEC/ISO] Geeft de sluitertijd weer in seconden en de gain in ISO. [ANGLE/ISO] Geeft de sluitertijd weer in graden en de gain in ISO. • De hoek kan worden ingesteld worden in een bereik tussen 11° en 357°. (Wanneer [Synchro scan] op [OFF] gezet is) • Als opgenomen wordt met [Variabele beeldfreq.
Video-instellingen – Belangrijkste Assist-functies • Wanneer [SS/gain bediening] is ingesteld op [SEC/dB], veranderen de menunamen zoals hieronder: – [ISO-gevoeligh. (video)] ¨ [Versterkingsinstelling] – [ISO Auto Onderl. Inst.] ¨ [Inst. Auto Vers. Onderl.] – [ISO Auto Bovenl. Inst.] ¨ [Inst. Auto Vers. Bovenl.] – [Uitgebreide ISO] ¨ [Uitgebr. Versterkingsinst.
Video-instellingen – Belangrijkste Assist-functies [WFM/Vectorbereik] Dit geeft de golfvormmonitor of het vectorbereik op het opnamescherm weer. U kunt ook de grootte van de golfvormweergave veranderen. 1 Zet de opnamefunctie op [ 2 Stel [WFM/Vectorbereik] in. ]. ≥Stel de modusknop in. (ÎDe opnamemodus selecteren: 79) ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [WFM/Vectorbereik] [WAVE] Geeft een golfvorm weer. [VECTOR] Geeft het vectorbereik weer.
Video-instellingen – Belangrijkste Assist-functies 3 Selecteer de weer te geven positie. ≥Druk op 3421 om te selecteren en druk vervolgens op . of • De posities kunnen met gebruik van de joystick diagonaal verplaatst worden. • U kunt ook verplaatsen met de aanraakbediening. • U kunt roteren om de grootte van de golfvorm te veranderen. • Druk op [DISP.] om de positie van de golfvorm of het vectorbereik weer naar het midden terug te brengen. Als u nogmaals op [DISP.
Video-instellingen – Belangrijkste Assist-functies Schermweergaves Golfvorm • De golfvorm die op de camera weergegeven wordt, duidt op de luminantie met waarden die op onderstaande omzettingen gebaseerd zijn: 0 % (IRE*): Luminantiewaarde 16 (8 bit) 100 % (IRE*): Luminantiewaarde 235 (8 bit) * IRE: Institute of Radio Engineers (A) (B) (C) (F) (D) (E) (A) 109 % (IRE) (stippellijn) (B) 100 % (IRE) (C) 50 % (IRE) (D) 0 % (IRE) (E) -4 % (IRE) (stippellijn) (F) Het bereik tussen 0 % en 100 % toont stippelli
Video-instellingen – Belangrijkste Assist-functies Vectorbereik (G) (J) (H) (K) (I) (L) (G) R (Rood) (H) YL (Geel) (I) G (Groen) (J) MG (Magenta) (K) B (Blauw) (L) CY (Cyaan) Weergavevoorbeeld) • U kunt de positie ook verplaatsen door te verslepen op het opnamescherm. • De golfvorm en het vectorbereik worden niet uitgevoerd via HDMI.
Video-instellingen – Belangrijkste Assist-functies [Spotmeter helderheid] Geef elke plek aan op het onderwerp om de luminantie over een klein gebied te meten. 1 Stel in [Spotmeter helderheid]. 2 Selecteer de positie waar u de luminantie wilt meten. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Spotmeter helderheid] ¨ [ON] ≥Druk op 3421 om te selecteren en druk vervolgens op . of • De posities kunnen met gebruik van de joystick diagonaal verplaatst worden.
Video-instellingen – Belangrijkste Assist-functies Meetbereik Meting is mogelijk in het bereik van −7 % tot 109 % (IRE). • Als [Fotostijl] wordt ingesteld op [V-Log] kan dit worden gemeten met “Stop” toestellen.
Video-instellingen – Belangrijkste Assist-functies [Zebrapatroon] Onderdelen die helderder zijn dan de basiswaarde worden weergegeven met strepen. U kunt ook de basiswaarde en de breedte van het bereik instellen, zodat de strepen worden weergegeven op onderdelen die binnen het bereik vallen van de helderheid die u opgeeft.
Video-instellingen – Belangrijkste Assist-functies ¨[ ]¨[ [ZEBRA1] [ZEBRA2] [ZEBRA1+2] ] ¨ Selecteer [Zebrapatroon] Onderdelen die helderder zijn dan de basiswaarde worden weergegeven met [ZEBRA1] strepen. Onderdelen die helderder zijn dan de basiswaarde worden weergegeven met [ZEBRA2] strepen. [ZEBRA1] en [ZEBRA2] worden weergegeven. [OFF] — Stelt de basishelderheid in.
Video-instellingen – Belangrijkste Assist-functies [Markering van het frame] Een frame met het ingestelde aspectratio wordt op het opnamescherm weergegeven. Zo kunt u tijdens het opnemen de gezichtshoek zien die zal worden bereikt met trimmen (bijsnijden) bij het naverwerken. ¨[ [ON] ]¨[ ] ¨ Selecteer [Markering van het frame] Geeft de videoframemarker weer op het opnamescherm. [OFF] — Stelt de beeldverhouding van de [Frame aspect] [SET] videoframemarker in. [2.39:1]/[2.35:1]/[2.00:1]/[1.
Video-instellingen – Belangrijkste Assist-functies Als [CUSTOM] geselecteerd is met [Frame aspect] in [SET] U kunt de beeldverhouding van het frame vrij instellen. ≥ Druk op 3421 om de middenpositie te verplaatsen. • De posities kunnen met gebruik van de joystick diagonaal verplaatst worden. • U kunt de positie ook wijzigen door het kader op het opnamescherm te verslepen. ≥ Ztel de hoogte van het frame in met [ ] en de breedte met [ ].
Video-instellingen – Belangrijkste Assist-functies Kleurenbalken/testtoon De kleurenbalken worden op het opnamescherm weergegeven. Een testtoon wordt uitgevoerd, terwijl de kleuren worden weergegeven. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Kleurenbalken] Instellingen: [SMPTE]/[EBU]/[ARIB] • Druk op om de weergave te beëindigen.
Video-instellingen – Belangrijkste Assist-functies De testtoon aanpassen Er zijn 4 niveaus ([−12dB], [−18dB], [−20dB] en [MUTE]) waaruit de testtoon kan worden geselecteerd. Draai , of om het testtoonniveau te selecteren. • De kleurenbalken en de testtoon worden opgenomen op de video als de video-opname wordt gestart terwijl de gekleurde balken worden weergegeven.
Speciale video-opname Dit hoofdstuk beschrijft geavanceerde video-opname-applicaties zoals slowmotion/quickmotion video, en Logaritme-opname ≥ Variabele frame-snelheid: 415 ≥ Hoge framesnelheid video: 420 ≥ [Focus Overgang]: 425 ≥ Log Recording: 430 ≥ HLG-video's: 435 ≥ Anamorfische opname: 439 ≥ [Synchro scan]: 443 ≥ [Loop-recording (video)]: 445 ≥ [Gesegment. bestandsopn.
Speciale video-opname – Variabele frame-snelheid Variabele frame-snelheid U kunt een vloeiende slowmotionvideo en quickmotionvideo opnemen door voor de opname een framesnelheid te gebruiken die afwijkt van de opname-framesnelheid. Langzaam bewegende video’s (overcrank opname) Stel een aantal frames in dat hoger is dan de opname-framesnelheid van de [Opn. kwaliteit]. Bij voorbeeld: Bij het opnemen bij 48 fps wanneer ingesteld op 24,00p [Opn. kwaliteit] wordt de snelheid gehalveerd.
Speciale video-opname – Variabele frame-snelheid 1 Zet de opnamefunctie op [ 2 Zet [Format opnamebestand] op [MOV]. 3 ]. ≥Stel de modusknop in. (ÎDe opnamemodus selecteren: 79) ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Format opnamebestand] ¨ [MOV] Selecteer een opnamekwaliteit waarmee u [Variabele beeldfreq.]-opname kunt gebruiken. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Opn. kwaliteit] • Items waarmee u [Variabele beeldfreq.] kunt gebruiken, zijn aangegeven als [VBF beschikbaar]. • Opnamekwaliteiten waarmee u [Variabele beeldfreq.
Speciale video-opname – Variabele frame-snelheid Beschikbaar instelbereik van framesnelheid De framesnelheid die u kunt instellen, is afhankelijk van de [Opn. kwaliteit] instellingen. [Opn.
Speciale video-opname – Variabele frame-snelheid Sluitertijden bij video-opnames met variabele beeldfrequentie Wanneer een video met variabele beeldfrequentie opgenomen wordt, verandert de minimum sluitertijd afhankelijk van de ingestelde framesnelheid.
Speciale video-opname – Variabele frame-snelheid • U kunt filteren om alleen de opnamekwaliteiten te zien waar [Variabele beeldfreq.] gebruikt kan worden. (Î[Filteren]: 147) • Wij raden u aan een statief te gebruiken wanneer u opnames maakt met [Variabele beeldfreq.]. • De focusmodus schakelt naar MF. (Als een onderling verwisselbare lens zonder focusring gebruikt, kunt u niet met MF scherpstellen.
Speciale video-opname – Hoge framesnelheid video Hoge framesnelheid video [MOV] video met hoge framesnelheden kunnen op kaarten worden opgenomen. Door het te converteren met compatibele software kan slowmotionvideo worden geproduceerd. AF-opname en audio-opname, niet mogelijk met [Variabele beeldfreq.], zijn ook mogelijk geworden. 1 2 Zet [Format opnamebestand] op [MOV]. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Format opnamebestand] ¨ [MOV] Selecteer een opnamekwaliteit voor hoge framesnelheid video. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Opn.
Speciale video-opname – Hoge framesnelheid video Opnamekwaliteit met Hoge framesnelheid video [Systeemfrequentie] [Opn. kwaliteit] Opname-framesnelheid [5.7K/48p/420/10-L] [4.4K/48p/420/10-L] [C4K/48p/422/10-I(H)] [C4K/48p/422/10-I(L)] [C4K/48p/422/10-L] [C4K/48p/420/10-L] [4K/48p/422/10-I(H)] 47,95p [4K/48p/422/10-I(L)] [4K/48p/422/10-L] [4K/48p/420/10-L] [59.
Speciale video-opname – Hoge framesnelheid video [C4K/100p/420/10-L] [4K/100p/420/10-L] [FHD/100p/422/10-I] [50.00Hz (PAL)] 100,00p [FHD/100p/422/10-L] [FHD/100p/420/10-L] [FHD/200p/422/10-I] [FHD/200p/422/10-L] 200,00p [FHD/200p/420/10-L] [5.7K/48p/420/10-L] [4.4K/48p/420/10-L] 48,00p [C4K/120p/420/10-L] [24.
Speciale video-opname – Hoge framesnelheid video Sluitertijden bij opnemen van hoge framesnelheid video Wanneer een hoge framesnelheid video opgenomen wordt, verandert de minimum sluitertijd afhankelijk van de ingestelde framesnelheid van de video.
Speciale video-opname – Hoge framesnelheid video • Indien via HDMI uitgezonden wordt, kunnen de resolutie en de framesnelheid omlaag geconverteerd worden om te worden uitgezonden. (ÎInstellingen voor omlaag converteren: 465) • Als [Boost dynamisch bereik] op [ON] gezet is, kunt u geen [Opn. kwaliteit] instellen waarvan de framesnelheid groter is dan 60,00p. Opmerking over AF bij opnames van hoge framesnelheid video • Als een [Opn.
Speciale video-opname – [Focus Overgang] [Focus Overgang] Verplaatst de scherpstelpositie vloeiend van de huidige positie naar een van tevoren geregistreerde positie. 1 Zet de opnamefunctie op [ 2 Selecteer [Focus Overgang]. ]. ≥Stel de modusknop in. (ÎDe opnamemodus selecteren: 79) ¨[ ≥ ]¨[ ] ¨ [Focus Overgang] • Als het bericht [Stel de focuspositie in.] weergegeven wordt, druk dan op of .
Speciale video-opname – [Focus Overgang] 3 Stel de scherpstelposities in. ≥Controleer de scherpstelling door dezelfde procedure als voor MF (ÎOpnemen met MF: 195) te volgen en druk vervolgens op [WB], [ISO] en [ ] om de scherpstelposities in te stellen. ≥U kunt ook [POS1] tot [POS3] aanraken om de scherpstelposities in te stellen. POS1 POS2 POS3 1 (m)∞ 3 2 1 0.5 0.3 4 Registreer de scherpstelposities. 5 Start de opname. ≥Druk op of om de scherpstelposities te registreren.
Speciale video-opname – [Focus Overgang] 6 Start Focus Overgang ≥Druk op 21 om [1], [2], of [3] te selecteren en druk vervolgens op of . • Als [Focus Overg. Wacht.] is ingesteld, wordt de Focus Overgang gestart nadat de ingestelde tijd verstreken is. 1 (m)∞ 1 0.5 0.3 (A) (B) 1 2 3 (A) Huidige scherpstelpositie (B) Geregistreerde scherpstelpositie 7 Einde Focus Overgang 8 Stop de opname. ≥Druk op [Q]. ≥Druk opnieuw op de videotoets.
Speciale video-opname – [Focus Overgang] Items instellen ([Focus Overgang]) [Instelling focuspositie] Registreert scherpstelposities. [Focus Overgangssnelheid] Stelt de bewegingssnelheid van het brandpunt in. • Verplaatsingssnelheid: [SH] (snel) tot [SL] (langzaam) [Focus Overgang Opn.] Start de focusovergang wanneer de opname start. • Selecteer de positie geregistreerd met [Instelling focuspositie]. [Focus Overg. Wacht.] Stelt de wachttijd in voordat de focusovergang van start gaat.
Speciale video-opname – [Focus Overgang] • Handhaaf dezelfde afstand tot het onderwerp nadat de scherpstelposities zijn ingesteld. • De bewegingssnelheid van het brandpunt varieert en is afhankelijk van de lens die gebruikt wordt. • De bewegingssnelheid van de scherpstelling wordt lager als het de dichtstbijzijnde brandpuntafstand van de lens of oneindigheid nadert. • Tijdens het gebruik van [Focus Overgang] is het niet mogelijk scherp te stellen op iets anders dan de geregistreerde scherpstelposities.
Speciale video-opname – Log Recording Log Recording ≥ [V-Log View Assist]: 433 Het instellen van [Fotostijl] op [V-Log] schakelt Log-opname in. Beelden die afgewerkt zijn met een rijke gradatie kunnen gecreëerd wordt via postproductiebewerking. ¨[ ]¨[ ] ¨ [Fotostijl] ¨ Selecteer [V-Log] 9 /RJ • Postproductiebewerking wordt ingeschakeld door LUT (Look-Up Table) te gebruiken. U kunt LUT-gegevens van de volgende site downloaden: https://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/download/index3.
Speciale video-opname – Log Recording Belichting als [V-Log] is ingesteld De [V-Log] curvekarakteristieken voldoen aan “V-Log/V-Gamut REFERENCE MANUAL Rev.1.0”. Bij instelling op [V-Log] is de standaardbelichting bij grijs met een reflectieverhouding van 18 % afgebeeld op IRE 42 %.
Speciale video-opname – Log Recording • De breedtegraad wordt “13+ Stop” als [Boost dynamisch bereik] op [ON] gezet is en wordt “12+ Stop” als het op [OFF] gezet is.
Speciale video-opname – Log Recording [V-Log View Assist] Wanneer [Fotostijl] wordt ingesteld op [V-Log], zullen het opnamescherm en beelden die via HDMI uitgegeven worden, over het algemeen donkerder lijken. [V-Log View Assist] gebruiken betekent dat u beelden kunt tonen met LUT-gegevens aangebracht op de monitor/zoeker en ze daarna uitvoeren via HDMI. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [V-Log View Assist] [Lees LUT-Bestand] Leest LUT-gegevens van de kaart.
Speciale video-opname – Log Recording LUT-bestanden lezen • De volgende LUT-gegevens kunnen gebruikt worden: – Het “.vlt”-formaat, dat aan de eisen voldoet die gespecificeerd worden in “VARICAM 3DLUT REFERENCE MANUAL Rev.1.0” – Het “.cube”-formaat • De “.cube”-formaat LUT-bestanden zijn compatibel met 17 punt en 33 punt 3D LUT. • Het aantal tekens dat in een bestandsnaam gebruikt kan worden, varieert afhankelijk van het bestandssysteem van de kaart.
Speciale video-opname – HLG-video's HLG-video's ≥ [HLG View Assist]: 438 Neem video's op met het brede dynamische bereik van het HLG-formaat. U kunt opnames in zeer helder licht maken waarbij overbelichting kan optreden, of op donkere plaatsen waar onderbelichting kan optreden, met handhaving van de rijke doch subtiele kleuren die u met het blote oog kunt zien. U kunt de video zien die u opneemt door hem uit te voeren via HDMI naar apparaten (TV's, enz.
Speciale video-opname – HLG-video's 1 2 Zet de opnamefunctie op [ ]. ≥Stel de modusknop in. (ÎDe opnamemodus selecteren: 79) Selecteer een opnamekwaliteit waarmee u HLG-video kunt opnemen. ¨[ ≥ ]¨[ ] ¨ [Opn. kwaliteit] • De items die beschikbaar zijn voor opname met HLG-video worden aangeduid als [HLG beschikbaar]. • Opnamekwaliteit waarmee u HLG-video kunt opnemen (ÎLijst van opnamekwaliteiten waarmee speciale video's kunnen worden opgenomen: 449) 3 Zet [Fotostijl] op [Hybrid Log Gamma].
Speciale video-opname – HLG-video's • Het scherm en de zoeker op deze camera ondersteunen niet de weergave van beelden in het HLG-formaat. Met [Scherm] in [HLG View Assist] in het menu [Voorkeuze] ([Scherm/Display (Video)]), kunt u de beelden geconverteerd voor controle op het scherm/de zoeker van deze camera weergeven. (Î[HLG View Assist]: 438) • HLG-beelden worden donker weergegeven op apparaten die het HLG-formaat niet ondersteunen.
Speciale video-opname – HLG-video's [HLG View Assist] Bij het opnemen of afspelen van HLG-video's geeft dit beelden op het scherm/de zoeker van de camera weer met geconverteerd kleurengamma en helderheid of voert deze uit via HDMI. ¨[ [HDMI] ]¨[ ] ¨ [HLG View Assist] ¨ [Scherm] of [AUTO]* Converteert beelden alvorens ze via HDMI uit te voeren, terwijl het effect van [MODE2] toegepast wordt.
Speciale video-opname – Anamorfische opname Anamorfische opname ≥ [Anamorfisch scherm aanp.]: 441 Deze camera kan video opnemen met een resolutie van 5,8K/4,4K (anamorfische (4:3) video) die compatibel is met anamorfisch opnemen met een aspectratio 4:3. U kunt een opnamekwaliteit selecteren die past bij anamorfische opname uit een verscheidenheid van verschillende videoformaten (opnamekwaliteiten).
Speciale video-opname – Anamorfische opname 1 2 Stel [Format opnamebestand] in. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Format opnamebestand] • Als anamorfische (4:3) video's opgenomen worden, stel [MOV] in. Selecteer een opnamekwaliteit die geschikt is voor anamorfische opnames. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Opn. kwaliteit] • De volgende opnamekwaliteiten zijn beschikbaar in de [ ]-modus: – [Opn. kwaliteit] waarbij een resolutie van C4K overschreden wordt – [Opn.
Speciale video-opname – Anamorfische opname [Anamorfisch scherm aanp.] Geef de aangepaste beelden weer die passen bij de vergroting van de anamorfische lens op deze camera. Met de [Markering van het frame] is het ook mogelijk om het frame van de beeldhoek op het display te superponeren, bij het bijsnijden na het desqueezen. 1 Zet de opnamefunctie op [ 2 Stel [Anamorfisch scherm aanp.] in. ]. ≥Stel de modusknop in. (ÎDe opnamemodus selecteren: 79) ≥ ¨[ ]¨[ [ ] ([2.0×]) [ ] ([1.8×]) [ ] ([1.
Speciale video-opname – Anamorfische opname 3 Stel [Markering van het frame] in. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Markering van het frame] (Î[Markering van het frame]: 410) • Afbeeldingenoutput via HDMI zijn niet ontplet.
Speciale video-opname – [Synchro scan] [Synchro scan] De sluitertijd fijn afstellen om flikkeren en horizontale strepen te reduceren. De sluitertijd die is ingesteld in Synchro Scan wordt apart opgeslagen van de sluitertijd die wordt gebruikt voor normale opname. In het instellingenscherm Synchro Scan kunt u de huidige sluitertijd oproepen voor normale opname en deze aanpassen. 1 Zet de opnamefunctie op [ 2 Stel de belichtingsmodus in op [S] of [M]. 3 ]. ≥Stel de modusknop in.
Speciale video-opname – [Synchro scan] 4 Stel de sluitertijd in. ≥Draai aan , of om een numerieke waarde. te selecteren en druk dan op of . • U kunt de huidige sluitertijd oproepen voor normale opname door op [DISP.] te drukken. • Stel de sluitertijd in terwijl u naar het beeldscherm kijkt zodat het flikkeren en de horizontale strepen tot het minimum gereduceerd worden. 60.1 ュリヴヱハ +XLGLJH VOXLWHUWLMG • Wanneer u [Synchro scan] instelt op [ON], wordt het beschikbare sluitertijdbereik kleiner.
Speciale video-opname – [Loop-recording (video)] [Loop-recording (video)] De opname gaat door tot de kaart vol is terwijl de video's in korte periodes opgedeeld worden. Wanneer de kaart vol raakt, wordt de opname voortgezet terwijl de oude gegevens worden verwijderd. Dit is een praktische functie voor opnames van lange duur die de kaartcapaciteit mogelijk overschrijden.
Speciale video-opname – [Loop-recording (video)] 1 Zet de opnamefunctie op [ 2 Zet [Format opnamebestand] op [MOV]. 3 ]. ≥Stel de modusknop in. (ÎDe opnamemodus selecteren: 79) ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Format opnamebestand] ¨ [MOV] Stel [Loop-recording (video)] in. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Loop-recording (video)] ¨ [ON] •[ ] wordt op het opnamescherm weergegeven. • Wanneer de opname de kaart tot zijn capaciteit vult, begint loop-recording en wordt de video-opnametijd niet meer weergegeven.
Speciale video-opname – [Loop-recording (video)] • Zorg ervoor dat de camera niet wordt uitgeschakeld tijdens het opnemen. • Loop-recording kan niet starten als er onvoldoende capaciteit beschikbaar is op de kaart. • Wanneer de opnameduur 12 uur overschrijdt, gaat de opname door met gegevens die worden verwijderd vanaf het punt waar de opname is gestart. • Als [Naam videobestand] op [CINE-stijl] gezet is, stopt de opname wanneer het aantal mappen en het aantal bestanden het maximum bereiken.
Speciale video-opname – [Gesegment. bestandsopn.] [Gesegment. bestandsopn.] Om videoverlies als gevolg van onvoorziene onderbrekingen in de stroomvoorziening te vermijden, wordt opgenomen video tijdens de opname met vaste tussenpozen gesegmenteerd. • De gesegmenteerde video's worden opgeslagen als één groepsafbeelding. (ÎGroepsbeelden: 492) 1 Zet [Format opnamebestand] op [MOV] of [Apple ProRes]. ≥ 2 ¨[ ProRes] ]¨[ ] ¨ [Format opnamebestand] ¨ [MOV]/[Apple Stel [Gesegment. bestandsopn.] in.
Speciale video-opname – Lijst van opnamekwaliteiten waarmee speciale video's kunnen worden opgenomen Lijst van opnamekwaliteiten waarmee speciale video's kunnen worden opgenomen VFR : Opnamekwaliteiten die het gebruik van [Variabele beeldfreq.] mogelijk maken HFR : Opnamekwaliteiten voor hoge framesnelheid video HLG : Opnamekwaliteit waarmee u HLG-video kunt opnemen : Opnamekwaliteiten voor anamorfische opname met een aspectratio van 4:3 [Format opnamebestand]: [MP4] [Systeemfrequentie]: [59.
Speciale video-opname – Lijst van opnamekwaliteiten waarmee speciale video's kunnen worden opgenomen [Format opnamebestand]: [MOV] [Systeemfrequentie]: [59.94Hz (NTSC)] [Opn. kwaliteit] VFR HFR HLG [5.8K/30p/420/10-L] 3 3 [5.8K/24p/420/10-L] 3 3 [5.7K/60p/420/10-L] 3 [5.7K/48p/420/10-L] 3 [5.7K/30p/420/10-L] 3 [5.7K/24p/420/10-L] 3 3 3 3 [4.4K/60p/420/10-L] 3 3 3 [4.
Speciale video-opname – Lijst van opnamekwaliteiten waarmee speciale video's kunnen worden opgenomen [4K/120p/420/10-L] 3 3 [4K/60p/422/10-I(H)] 3 [4K/60p/422/10-I(L)] 3 [4K/60p/422/10-L] [4K/60p/420/10-L] 3 3 3 [4K/48p/422/10-I(H)] 3 3 [4K/48p/422/10-I(L)] 3 3 [4K/48p/422/10-L] 3 3 [4K/48p/420/10-L] 3 [4K/30p/422/10-I] 3 3 3 [4K/30p/422/10-L] 3 [4K/30p/420/10-L] 3 3 [4K/24p/422/10-I] 3 3 [4K/24p/422/10-L] [4K/24p/420/10-L] 3 3 3 [FHD/240p/422/10-I] 3 3 [FHD/240p/422/1
Speciale video-opname – Lijst van opnamekwaliteiten waarmee speciale video's kunnen worden opgenomen [FHD/48p/422/10-I] 3 3 [FHD/48p/422/10-L] 3 3 3 3 [FHD/48p/420/10-L] [FHD/30p/422/10-I] 3 [FHD/30p/422/10-L] 3 3 [FHD/30p/420/10-L] 3 3 [FHD/24p/422/10-I] 3 3 [FHD/24p/422/10-L] [FHD/24p/420/10-L] 3 3 452 3
Speciale video-opname – Lijst van opnamekwaliteiten waarmee speciale video's kunnen worden opgenomen [Systeemfrequentie]: [50.00Hz (PAL)] [Opn. kwaliteit] VFR HFR HLG [5.8K/25p/420/10-L] 3 [5.7K/50p/420/10-L] 3 [5.7K/25p/420/10-L] 3 3 [4.
Speciale video-opname – Lijst van opnamekwaliteiten waarmee speciale video's kunnen worden opgenomen [FHD/200p/422/10-I] 3 3 [FHD/200p/422/10-L] 3 3 [FHD/200p/420/10-L] 3 3 [FHD/100p/422/10-I] 3 3 [FHD/100p/422/10-L] 3 3 3 3 [FHD/100p/420/10-L] [FHD/50p/422/10-I] 3 [FHD/50p/422/10-L] [FHD/50p/420/10-L] 3 [FHD/50i/422/10-I] 3 3 [FHD/25p/422/10-L] [FHD/25p/420/10-L] 3 3 [FHD/50i/422/10-L] [FHD/25p/422/10-I] 3 3 3 3 3 454 3
Speciale video-opname – Lijst van opnamekwaliteiten waarmee speciale video's kunnen worden opgenomen [Systeemfrequentie]: [24.00Hz (CINEMA)] [Opn. kwaliteit] VFR HFR [5.8K/24p/420/10-L] 3 [5.7K/48p/420/10-L] [5.7K/24p/420/10-L] HLG 3 3 3 [4.
Speciale video-opname – Lijst van opnamekwaliteiten waarmee speciale video's kunnen worden opgenomen [Format opnamebestand]: [Apple ProRes] [Systeemfrequentie]: [59.94Hz (NTSC)] [Opn. kwaliteit] VFR HFR HLG [5.7K/30p/422 HQ] 3 [5.7K/30p/422] 3 [5.7K/24p/422 HQ] 3 [5.7K/24p/422] 3 [Systeemfrequentie]: [50.00Hz (PAL)] [Opn. kwaliteit] VFR HFR HLG [5.7K/25p/422 HQ] 3 [5.7K/25p/422] 3 [Systeemfrequentie]: [24.00Hz (CINEMA)] [Opn. kwaliteit] VFR HFR HLG [5.7K/24p/422 HQ] 3 [5.
HDMI-uitzending (Video) U kunt opnames maken terwijl u de camerabeelden naar een extern scherm of een externe recorder stuurt die met een HDMI-kabel verbonden is. • De regeling van de HDMI-output is verschillend tijdens opnemen en tijdens afspelen.
HDMI-uitzending (Video) – HDMI-apparaten verbinden HDMI-apparaten verbinden ≥ De kabelhouder bevestigen: 459 • Controleer de richting van de aansluitingen en steek de stekker, die u vasthoudt, recht naar binnen/naar buiten. (In een hoek invoeren kan de terminal vervormen en storingen veroorzaken.) • Verbind de kabel niet met de verkeerde aansluitingen. Dit kan een slechte werking tot gevolg hebben. Van start: • Schakel de camera en het externe scherm/de externe recorder uit.
HDMI-uitzending (Video) – HDMI-apparaten verbinden De kabelhouder bevestigen Het gebruik van de bijgeleverde kabelhouder voorkomt dat de kabel losraakt en de contactpunten beschadigd raken. • Plaats de camera op een stabiel oppervlak om dit te doen. 1 Open het klepje van het aansluitgedeelte en schuif het naar het met (D) gemarkeerde deel (D) 2 Monteer de kabelhouder los op het montagedeel op de camera en draai de schroeven in de richting van de pijlen om de kabelhouder te bevestigen.
HDMI-uitzending (Video) – HDMI-apparaten verbinden 3 4 5 Steek de USB-aansluitkabel en de HDMI-kabel in de klem o de kabelhouder. Sluit de USB-aansluitkabel aan op de USB-poort (F). Verbind de HDMI-kabel met de HDMI-aansluiting (G). (H) (F) (G) (H) Laat een beetje speling over zodat dit gedeelte een lengte van minstens 10 cm heeft. Verwijderen van de kabelhouder Om de kabelhouder te verwijderen, voert u de stappen voor de bevestiging ervan in omgekeerde volgorde uit.
HDMI-uitzending (Video) – HDMI-apparaten verbinden De kabelhouder verwijderen U kunt de klem op de kabelhouder verwijderen. Terwijl u op (I) drukt, verschuift u het klemgedeelte (J) van de kabelhouder om dit te verwijderen. (J) (I) Instellen van de monitorhoek U kunt de hoek van het scherm aanpassen terwijl deze is gekanteld (ÎKantelen: 71) door deze te draaien, zonder problemen te hebben met de aansluitkabels. • Gebruik geen andere USB-aansluitkabels dan de bijgeleverde kabel.
HDMI-uitzending (Video) – Beeldkwaliteit HDMI-uitzending Beeldkwaliteit HDMI-uitzending ≥ Output afbeeldingen via HDMI: 462 ≥ Instellingen voor omlaag converteren: 465 Output afbeeldingen via HDMI De uitzending van beelden via HDMI verschilt afhankelijk van de opnamefunctie. [ ]-modus Aspectratio, resolutie en uitvoer van framesnelheid zijn volgens de [Opn. kwaliteit]-instellingen in het menu [Video] ([Afbeeldingsindeling]).
HDMI-uitzending (Video) – Beeldkwaliteit HDMI-uitzending Resolutie, framesnelheid • Resolutie en uitvoer van framesnelheid zijn volgens de volgende menucombinaties: – [Opn. kwaliteit] in het [Video] ([Afbeeldingsindeling]) menu. – [Omlaag Converteren] in [HDMI-opname-output] in het menu [Voorkeuze] ([AAN/ UIT]). • Video met een resolutie van meer dan 4K wordt uitgezonden als C4K/4K-resolutie. • Indien ingesteld op een [Opn.
HDMI-uitzending (Video) – Beeldkwaliteit HDMI-uitzending Opmerking over HDMI-output • Het kan enige tijd duren voordat de uitvoermethode veranderd is. • Als u tijdens de opname de HDMI-uitgave gebruikt, kan het beeld misschien met een tijdvertraging weergegeven worden. • Tonen, AF-tonen en elektronische sluitergeluiden worden uitgezet tijdens de HDMI-output.
HDMI-uitzending (Video) – Beeldkwaliteit HDMI-uitzending Instellingen voor omlaag converteren Maak instellingen voor de het omlaag converteren van de resolutie voor HDMI-uitzending in de [ ]-modus. ¨[ ]¨[ ] ¨ [HDMI-opname-output] ¨ Selecteer [Omlaag Converteren] [AUTO] Uitvoer door omlaag te converteren om bij het aangesloten apparaat te passen. [C4K/4K] Zendt uit door de resolutie tot C4K/4K omlaag te converteren. [1080p] Omlaag converteren van de resolutie naar FHD (1080) en uitvoer als progressief.
HDMI-uitzending (Video) – Beeldkwaliteit HDMI-uitzending Afbeeldingskwaliteit bij uitvoer via HDMI Output geschiedt met de resolutie en framesnelheid volgens de combinaties van de instellingen [Opn. kwaliteit] en [Omlaag Converteren]. • Als [Omlaag Converteren] is ingesteld op [AUTO], komt de uitvoer overeen met het aangesloten apparaat. De maximumresolutie en de framesnelheid die uitgezonden worden als [AUTO] ingesteld is, zijn dezelfde als wanneer [OFF] geselecteerd is.
HDMI-uitzending (Video) – Beeldkwaliteit HDMI-uitzending [Omlaag Converteren] Resolutie en opnameframesnelheid van de [Opn. kwaliteit] 1080/239,76p 1080/119,88p 1080/59,94p 1080/59,94i — [C4K/4K] — — [1080p] 1080/119,88p*3 1080/59,94p*2 — [1080i] 1080/59,94i 1080/59,94i 1080/59,94i [OFF] 1080/119,88p 1080/59,94p 1080/59,94i [Omlaag Converteren] Resolutie en opnameframesnelheid van de [Opn.
HDMI-uitzending (Video) – Beeldkwaliteit HDMI-uitzending [Systeemfrequentie]: [50.00Hz (PAL)] [Omlaag Converteren] Resolutie en opnameframesnelheid van de [Opn.
HDMI-uitzending (Video) – Beeldkwaliteit HDMI-uitzending [Systeemfrequentie]: [24.00Hz (CINEMA)] Resolutie en opnameframesnelheid van de [Opn. kwaliteit] [Omlaag Converteren] 5,8K/24,00p 4,4K/48,00p 5,7K/48,00p 5,7K/24,00p C4K/24,00p [C4K/4K] 4K/24,00p C4K/24,00p*1 [1080p] 1080/24,00p 1080/24,00p 1080/24,00p [OFF] 4K/24,00p C4K/24,00p 1080/24,00p [Omlaag Converteren] C4K/120,00p Resolutie en opnameframesnelheid van de [Opn.
HDMI-uitzending (Video) – HDMI-uitvoerinstellingen HDMI-uitvoerinstellingen ≥ Uitvoer van de Camera-informatieweergave via HDMI: 471 ≥ Uitvoer van bedieningsinformatie naar een externe recorder: 472 ≥ Uitvoer van audio via HDMI: 473 ≥ Uitzenden van Vergrote Live weergave (Video) via HDMI: 473 470
HDMI-uitzending (Video) – HDMI-uitvoerinstellingen Uitvoer van de Camera-informatieweergave via HDMI Uitvoer van de camera-informatieweergave naar een extern apparaat verbonden via HDMI. ¨[ ]¨[ [Info tonen] ] ¨ [HDMI-opname-output] ¨ Selecteer Instellingen: [ON]/[OFF] • Er zijn de volgende beperkingen als verbinding gemaakt is via HDMI en [Info tonen] op [ON] gezet is: – Er wordt geen informatie op het opnamescherm van de camera weergegeven. – [Touch tab] is niet beschikbaar.
HDMI-uitzending (Video) – HDMI-uitvoerinstellingen Uitvoer van bedieningsinformatie naar een externe recorder Opname start- en stopbedieningsinformatie wordt uitgevoerd naar een externe recorder aangesloten via HDMI. ¨[ ]¨[ ] ¨ [HDMI-opname-output] ¨ Selecteer [HDMI-opnamebedien.] Instellingen: [ON]/[OFF] • [HDMI-opnamebedien.] kan ingesteld worden als [HDMI-tijdcode-uitvoer] op [ON] gezet is in de [ ]-modus.
HDMI-uitzending (Video) – HDMI-uitvoerinstellingen Uitvoer van audio via HDMI Uitvoer van audio naar een extern apparaat verbonden via HDMI. ¨[ ]¨[ ] ¨ [HDMI-opname-output] ¨ Selecteer [Geluid output (HDMI)] Instellingen: [ON]/[OFF] Uitzenden van Vergrote Live weergave (Video) via HDMI Uitzending van vergrote schermen van [MF assist] of [Vergr. liveweerg. (video)] naar en extern apparaat dat verbonden is via HDMI.
Beelden afspelen en bewerken In dit hoofdstuk wordt het afspelen en wissen van foto's en video uitgelegd. • Beelden die opgenomen zijn op andere apparaten dan deze camera worden mogelijk niet correct met deze camera afgespeeld of bewerkt.
Beelden afspelen en bewerken – Afspelen van foto's Afspelen van foto's 1 Laat het afspeelscherm weergeven. 2 Selecteer een foto. ≥Druk op [ ]. ≥Selecteer de foto's door op 21 te drukken. ≥U kunt de beelden continu langslopen door op 21 te drukken en die ingedrukt te houden. ≥U kunt ook selecteren door aan of te draaien. ≥U kunt de beelden ook langslopen door het scherm horizontaal te verslepen .
Beelden afspelen en bewerken – Afspelen van foto's 3 Afspelen stoppen. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥U kunt het afspelen ook stoppen door op [ ] te drukken. De kaart schakelen naar weergave U kunt de weergave van de kaart wisselen door gewoon op de [ ] te drukken tijdens het afspelen. • U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door op de Fn-knop te drukken die toegekend is aan [Verander kaartslot].
Beelden afspelen en bewerken – Video's afspelen Video's afspelen ≥ Afspelen video herhalen: 481 ≥ Een foto extraheren: 483 ≥ [Splits video]: 484 1 Laat het afspeelscherm weergeven. 2 Selecteer een video. ≥Druk op [ ]. • Voor informatie over het selecteren van beelden (ÎAfspelen van foto's: 475) • De [ ] video-icoon wordt weergegeven voor een video. • De video-opnametijd wordt op het scherm weergegeven.
Beelden afspelen en bewerken – Video's afspelen 3 Speel de video af. ≥Druk op 3. ≥U kunt het afspelen ook starten door aanraking van [ midden van het scherm. 00:05:50 (B) 00:08:30 (C) (B) Verstreken afspeeltijd 4 (C) Afspeelbalk Afspelen stoppen. ≥Op 4 drukken.
Beelden afspelen en bewerken – Video's afspelen Handelingen tijdens het afspelen van video's Knopbedieningen Aanraakbedieningen 3 / 4 — Beschrijving van de bediening Afspelen/pauzeren. Stoppen. Voert snel achteruit afspelen uit. 2 — • Als u opnieuw op 2 drukt, neemt de snelheid van het snel achteruit spelen toe. Speelt frame-per-frame terug (tijdens pauze). Speelt snel vooruit af. • Als u opnieuw op 1 drukt, neemt de 1 — snelheid van het snel vooruit afspelen toe.
Beelden afspelen en bewerken – Video's afspelen • De camera kan video's in MP4, MOV en Apple ProRes-formaten afspelen. • De video's in de PRIVATE-map die opgenomen waren met [Naam videobestand] op [CINE-stijl] worden ook afgespeeld. • Video opgenomen met een [Systeemfrequentie]-instelling die verschilt van de huidige, kan niet worden afgespeeld. • Als de leessnelheid van de kaart laag is, kan het afspelen pauzeren of is het misschien niet mogelijk vloeiend af te spelen.
Beelden afspelen en bewerken – Video's afspelen Afspelen video herhalen U kunt een deel van een video herhaaldelijk afspelen. 1 2 3 Geef het scherm weer voor de instelling van het te herhalen deel. ≥Druk op [Q] terwijl gepauzeerd wordt. ≥Het scherm voor de instelling van het te herhalen deel wordt ook weergegeven als u [Afspelen herhalen] aanraakt terwijl gepauzeerd wordt. Stel de positie in waarop de herhaling moet starten. ≥Druk op 21 om de startpositie te selecteren en druk vervolgens op of .
Beelden afspelen en bewerken – Video's afspelen 4 Start het afspelen. • De handelingen tijdens afspelen herhalen zijn dezelfde als “Handelingen tijdens het afspelen van video's”. (ÎHandelingen tijdens het afspelen van video's: 479) • Eindig het herhaald afspelen door op 4 te drukken om het afspelen te stoppen of door op [Q] te drukken terwijl gepauzeerd wordt. • Herhaald afspelen is niet mogelijk als de opnametijd kort is.
Beelden afspelen en bewerken – Video's afspelen Een foto extraheren Extraheer één frame van een video en sla het op als een JPEG-beeld. 1 Pauzeer het afspelen op de positie waarop u een foto wilt extraheren. ≥Druk op 3. • Om de positie precies te regelen, drukt u op 21 (frame-per-frame terug of frame-per-frame vooruit). 00:06:10 2 00:08:30 Sla de foto op. ≥Druk op of . ≥U kunt ook de foto opslaan door [Opsl.] aan te raken.
Beelden afspelen en bewerken – Video's afspelen [Splits video] Een opgenomen video in twee delen splitsen. • De beelden kunnen niet naar hun oorspronkelijke staat terugkeren als ze eenmaal gesplitst zijn. Controleer de beelden zorgvuldig alvorens ze te splitsen. • Verwijder de kaart of de batterij niet uit de camera tijdens het splitsingsproces. De beelden kunnen verloren gaan. 1 Selecteer [Splits video]. 2 Selecteer het beeld en speel het af.
Beelden afspelen en bewerken – Video's afspelen 4 Splits de video. ≥Druk op of . ≥U kunt de video ook verdelen door [Splitsen] aan te raken. • Het is niet mogelijk om een video op te splitsen die opgenomen was met [Format opnamebestand] op [Apple ProRes]. • Het is misschien niet mogelijk de video te splitsen op een punt vlakbij het begin of het einde. • Video’s met een korte opnameduur kunnen niet gesplitst worden.
Beelden afspelen en bewerken – De weergavemodus omschakelen De weergavemodus omschakelen ≥ Vergrote weergave: 487 ≥ Thumbnail-scherm: 489 ≥ Kalender afspelen: 491 U kunt functies gebruiken om dingen te doen zoals het vergroten van opgenomen beelden om weer te geven en naar de thumbnail-weergave schakelen om meerdere beeldden in één keer weer te geven (multi-afspelen). U kunt ook naar kalenderweergave schakelen om beelden van een geselecteerde opnamedatum weer te geven.
Beelden afspelen en bewerken – De weergavemodus omschakelen Vergrote weergave De af te spelen beelden kunnen vergroot weergegeven worden (Playback Zoom). Het afspeelscherm vergroten. ≥ Draai naar rechts. ≥ Het afspeelscherm wordt vergroot in de volgorde 2× 16×. • Door 4× 8× naar links te draaien, wordt teruggekeerd naar de vorige weergavegrootte. • De vergrote weergave tot 16× is niet mogelijk met FHD-video of met foto's die geëxtraheerd zijn uit FHD-video's. 2.
Beelden afspelen en bewerken – De weergavemodus omschakelen Handelingen tijdens vergrote weergave Knopbedieningen Aanraakbedieningen — — Spreiden/ dichtknijpen Beschrijving van de bediening Vergroot/verkleint het scherm. Vergroot/verkleint het scherm met kleine stappen. Verplaatst de positie van de vergrote zone. 3421 Verslepen De posities kunnen met gebruik van de joystick diagonaal verplaatst worden.
Beelden afspelen en bewerken – De weergavemodus omschakelen Thumbnail-scherm 1 Schakel naar de thumbnail-weergave. ≥Draai naar links. ≥Het display wordt omgeschakeld in de volgorde scherm met 12 beelden scherm met 30 beelden. • Door naar links te draaien tijdens de weergave van het scherm met 30 beelden, wordt naar de kalenderweergave geschakeld. (ÎKalender afspelen: 491) • Door naar rechts te draaien, wordt teruggekeerd naar de vorige weergave.
Beelden afspelen en bewerken – De weergavemodus omschakelen • Als u op [ ] drukt terwijl een miniatuurbeeld weergegeven wordt, kunt u naar de kaart schakelen die weergegeven wordt. • Het scherm kan langs gelopen worden door de thumbnail-weergave omhoog of omlaag te slepen. • Beelden die aangeduid worden met [ ] kunnen niet afgespeeld worden.
Beelden afspelen en bewerken – De weergavemodus omschakelen Kalender afspelen 1 Naar kalenderweergave schakelen. ≥Draai naar links. ≥Het display wordt omgeschakeld in de volgorde thumbnail-scherm (12 beelden) thumbnail-scherm (30 beelden) Kalenderweergave. • Door naar rechts te draaien, wordt teruggekeerd naar de vorige weergave.
Beelden afspelen en bewerken – Groepsbeelden Groepsbeelden Beelden die opgenomen zijn met Intervalopname of Stop Motion Shooting worden in de camera als groepsbeelden behandeld en kunnen als groep gewist en bewerkt worden. (Als bijvoorbeeld een groepsbeeld gewist wordt, worden alle beelden in de groep gewist.) U kunt ook ieder beeld in een groep afzonderlijk wissen of bewerken. Beelden die door de camera als groepsbeelden behandeld worden 1/999 75 foto Groepsbeelden opgenomen met SH burstopname.
Beelden afspelen en bewerken – Groepsbeelden Beelden in een groep een voor een afspelen en bewerken Handelingen zoals thumbnail-scherm weergeven en het verwijderen van afbeeldingen, zijn beschikbaar voor beelden in groepen net als bij het normale afspelen. 1 Selecteer het groepsbeeld in de afspeelstatus. (ÎAfspelen van foto's: 475) 2 Druk op 4 om de beelden in de groep weer te geven. 3 Druk op 21 om een beeld te selecteren.
Beelden afspelen en bewerken – Beelden wissen Beelden wissen • Beelden kunnen niet teruggewonnen worden als ze eenmaal gewist zijn. Controleer de beelden zorgvuldig alvorens ze te wissen. • U kunt alleen de beelden wissen die op de kaart van de geselecteerde kaartslot staan. • Als bijvoorbeeld een groepsbeeld gewist wordt, worden alle beelden in de groep gewist. 1 Druk in de afspeelstatus op [ 494 ].
Beelden afspelen en bewerken – Beelden wissen 2 Druk op 34 om de wismethode te selecteren en druk vervolgens op of . [Apart wissen] Wist het geselecteerde beeld. [Multi wissen] Meerdere beelden selecteren en wissen. 1 Druk op 3421 om het te wissen beeld te selecteren en druk vervolgens op of . • [ ] wordt voor het geselecteerde beeld weergegeven. • Als u opnieuw op of drukt, wordt de selectie geannuleerd. • Er kunnen tot 100 beelden geselecteerd worden. 2 Druk op [DISP.
Beelden afspelen en bewerken – [RAW-verwerking] [RAW-verwerking] Dit bewerkt foto's die met het RAW-formaat in de camera opgenomen zijn en slaat ze op in JPEG-formaat. 1 Selecteer [RAW-verwerking]. 2 Selecteer het RAW-beeld. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [RAW-verwerking] ≥Druk op 21 om een beeld te selecteren en druk vervolgens op of . • Druk als groepsbeelden geselecteerd zijn op 4 en selecteer vervolgens een beeld in de groep. Druk opnieuw op 4 om terug te keren naar het normale afspeelscherm.
Beelden afspelen en bewerken – [RAW-verwerking] 3 Selecteer een in te stellen item. 4 Verander de instelling. ≥Druk op 34 om een item te selecteren en druk vervolgens op of . ≥Draai aan , of . • Het beeld kan vergroot/verkleind worden door dit op het scherm met de vingers te spreiden/dicht te knijpen. DISP. -2 5 -1 0 +1 +2 Bevestig de instelling. ≥Druk op of . ≥Het scherm van stap verschijnt opnieuw. Herhaal voor het instellen van een ander item stap 3 497 3 tot 5.
Beelden afspelen en bewerken – [RAW-verwerking] 6 Sla het beeld op. ≥Druk op 34 om [Start verwerking] te selecteren en druk vervolgens op of .
Beelden afspelen en bewerken – [RAW-verwerking] Items instellen ([RAW-verwerking]) [Start verwerking] Slaat het beeld op. [Witbalans] Selecteert de witbalans en past die aan. Door het item met [ ] te selecteren, kan het verwerkt worden met dezelfde instelling als die van het tijdstip van de opname. • Als u op 4 drukt in het selectiescherm van [Witbalans], verschijnt het scherm voor de afstelling van de witbalans.
Beelden afspelen en bewerken – [RAW-verwerking] [Markeren] Past de helderheid van heldere delen aan. [Schaduw] Past de helderheid van donkere delen aan. [Verzadiging]/[Kleurtoon] Past de verzadiging of kleurtoon aan. [Tint] Past de tint aan. [Filtereffect] Selecteert filtereffecten. [Korreleffect] Selecteert een korreleffect-instelling. • U kunt dit niet instellen voor beelden die opgenomen zijn in de Hoge Resolutie Modus. [Kleurruis] Voegt kleur toe aan het korreleffect.
Beelden afspelen en bewerken – [RAW-verwerking] • De items die aangepast kunnen worden, zijn afhankelijk van de geselecteerde [Fotostijl]. ([Verzadiging]) 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 ([Kleurtoon]) 3 3 3 3 3 3 3* S 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 * Kan ingesteld worden als [Korreleffect] een van de [Laag], [Standaard] of [Hoog] is.
Beelden afspelen en bewerken – [RAW-verwerking] Een vergelijkingsscherm weergeven U kunt een instelling veranderen terwijl u het effect daarvan kan controleren door beelden met de toegepaste instellingswaarde naast elkaar weer te geven. 1 Druk op [DISP.] in het scherm van stap 4. • Het beeld met de huidige instelling (A) wordt in het midden weergegeven. • Door het beeld met de huidige instelling aan te raken, wordt het vergroot.
Beelden afspelen en bewerken – [RAW-verwerking] • Het kan enige tijd duren voordat het vergelijkingsscherm weergegeven wordt. • RAW-beelden die met de camera opgenomen zijn, zijn altijd opgenomen met afmetingen [L] van [4:3]. (RAW-beelden die opgenomen zijn in de Hoge Resolutie Modus worden echter opgenomen in de [XL]-grootte van [4:3]) • Met deze functie worden beelden verwerkt met de aspectratio en de gezichtshoek van [Ex. tele conv.] op het tijdstip van de opname.
Beelden afspelen en bewerken – [Afspelen] Menu [Afspelen] Menu ≥ Selecteren van (een) beeld(en) in het [Afspelen]-menu: 504 ≥ [Afspelen] ([Afspeelmodus]): 506 ≥ [Afspelen] ([Afbeelding verwerken]): 509 ≥ [Afspelen] ([Info toevoegen/verwijderen]): 510 ≥ [Afspelen] ([Afbeelding bewerken]): 511 ≥ [Afspelen] ([Overig]): 515 Selecteren van (een) beeld(en) in het [Afspelen]-menu Volg onderstaande stappen als het scherm voor de selectie van beelden weergegeven wordt.
Beelden afspelen en bewerken – [Afspelen] Menu Wanneer [Multi] geselecteerd is Als u op [ 1 ] drukt, wordt de weergegeven kaart omgeschakeld. Druk op 3421 om het beeld te selecteren en druk vervolgens op of (herhaal). • De instelling wordt gewist als opnieuw op 1 2 3 4 5 6 ュリヴヱハ 2 of gedrukt wordt. 8LWYRHU Druk op [DISP.] om dit uit te voeren.
Beelden afspelen en bewerken – [Afspelen] Menu [Afspelen] ([Afspeelmodus]) `: Standaardinstellingen [Afspeelfunctie] `[Normaal afsp.] / [Alleen foto's] / [Alleen bew. beeld] / [Rating] Filtert het type afbeeldingen om af te spelen. • Als u [Rating] ingesteld heeft, breng dan een vinkje aan in het classificatieniveau dat u wilt weergeven en druk daarna op [DISP.]. [Diashow] [Alle] / [Alleen foto's] / [Alleen bew.
Beelden afspelen en bewerken – [Afspelen] Menu [Scherm roteren] `[ON] / [OFF] Geeft foto's automatisch verticaal weer als deze gemaakt zijn met verticaal gehouden camera. [Foto's sorteren] [FILE NAME] / `[DATE/TIME] Dit stelt de volgorde in waarmee de camera beelden weergeeft tijdens het afspelen. [FILE NAME]: Geeft beelden weer op mapnaam/bestandsnaam. [DATE/TIME]: Geeft beelden weer op opnamedatum.
Beelden afspelen en bewerken – [Afspelen] Menu [HLG View Assist (scherm)] [MODE1] / `[MODE2] / [OFF] Bij het opnemen of afspelen van HLG-video's, converteert dit het weer te geven kleurengamma en de helderheid ervan. • Dit functioneert gelijk met [Scherm] in [HLG View Assist] in het menu [Voorkeuze] ([Scherm/Display (Video)]). (Î[HLG View Assist]: 438) [Anamorfisch scherm aanp.
Beelden afspelen en bewerken – [Afspelen] Menu [Afspelen] ([Afbeelding verwerken]) [RAW-verwerking] Bewerkt foto's die met het RAW-formaat in de camera opgenomen zijn en slaat ze op in JPEG-formaat. (Î[RAW-verwerking]: 496) [Intervalvideo] Dit creëert video's uit groepsbeelden die opgenomen zijn met [Intervalopname]. 1 Druk op 21 om een [Intervalopname]-groep te selecteren en druk vervolgens op 2 of . Selecteer de opties voor de creatie van een video om de foto's tot een video samen te voegen.
Beelden afspelen en bewerken – [Afspelen] Menu [Afspelen] ([Info toevoegen/verwijderen]) [Beveiligen] [Enkel] / [Multi] / [Annul] U kunt een beveiliging instellen voor beelden, zodat die niet per ongeluk gewist kunnen worden. Als u de kaart echter formatteert, zullen ook de beveiligde beelden gewist worden.
Beelden afspelen en bewerken – [Afspelen] Menu [Afspelen] ([Afbeelding bewerken]) `: Standaardinstellingen [Nw. rs.] [Enkel] / [Multi] Verklein de fotoresolutie van JPEG-beelden en sla ze op als verschillende beelden om ze gemakkelijk te kunnen gebruiken voor webpagina's of om ze als bijlagen van een e-mail op te sturen.
Beelden afspelen en bewerken – [Afspelen] Menu [Roteren] Draai beelden handmatig in stappen van 90o. [ ]: Draait 90o rechtsom. [ ]: Draait 90o linksom. • Voor informatie over het selecteren van beelden (ÎSelecteren van (een) beeld(en) in het [Afspelen]-menu: 504) • Als [Scherm roteren] op [OFF] staat, is [Roteren] niet beschikbaar. [Splits video] Een opgenomen video in twee delen splitsen.
Beelden afspelen en bewerken – [Afspelen] Menu [Kopie] [Richting Kopiëren] `[ ]/[ ] [Selecteer Kopiëren] / [Alles in Map Kopiëren] / [Alles op Kaart Kopiëren] U kunt de beelden in een van de kaarten naar de andere kaart kopiëren. • De gekopieerde beelden zullen in een nieuw map bewaard worden. [Selecteer Kopiëren]: Kopieert geselecteerde beelden 1 Selecteer de map van oorsprong om uit te kopiëren (DCIM-map/PRIVATE-map (CINE Style)). 2 3 Selecteer de map die de te kopiëren beelden bevat.
Beelden afspelen en bewerken – [Afspelen] Menu • Als de kopieerbron een PRIVATE-map is, kan alleen [Maak nieuwe map] geselecteerd worden. • U kunt tot 100 beelden met [Selecteer Kopiëren] in één keer instellen. • De [Beveiligen]-instelling wordt niet gekopieerd. • Het kopiëren kan enige tijd vergen.
Beelden afspelen en bewerken – [Afspelen] Menu [Afspelen] ([Overig]) `: Standaardinstellingen [Wissen bevestigen] [Eerst "Ja"] / `[Eerst "Nee"] Dit stelt in welke optie, [Ja] of [Nee], als eerste gemarkeerd wordt als het bevestigingsscherm voor het wissen van een beeld weergegeven wordt. [Eerst "Ja"]: [Ja] wordt als eerste gemarkeerd. [Eerst "Nee"]: [Nee] wordt als eerste gemarkeerd. [Alle beelden verwijderen] `[Kaartslot 1 (CFexpress)] / [Kaartslot 2 (SD)] Alle beelden op een kaart wissen.
Camera-aanpassing In dit hoofdstuk wordt de aanpassingsfunctie beschreven waarmee u de camera kunt configureren met uw favoriete instellingen. Het beschrijft ook het [Voorkeuze]-menu waarin u geavanceerde instellingen voor de werking van de camera en de schermweergave kunt maken, en het [Set-up]-menu waarin u de basisinstellingen van de camera kunt maken.
Camera-aanpassing – Fn-knoppen Fn-knoppen ≥ Functies op de Fn-knoppen registreren: 520 ≥ Gebruik de Fn-knoppen.: 531 U kunt functies aan de Fn-knoppen (functieknoppen) toewijzen. Bovendien kunt u andere functies aan speciale knoppen toewijzen, zoals de knop [WB], op dezelfde manier als voor de Fn-knoppen. Zowel tijdens de opname als tijdens het afspelen kunnen verschillende functies ingesteld worden.
Camera-aanpassing – Fn-knoppen Fn-knoppen [Instelling in [Instelling in opnamemodus] afspeelmodus] (1) Sub-videotoets [Video-opname] [Video-opname] (2) [Fn2] [Vergr. liveweerg. (video)] [Geen instelling] (3) [Fn3] [Voorvertoning] [Geen instelling] (4) [WB] [Witbalans] [Geen instelling] (5) [ISO] [Gevoeligheid] [Geen instelling] [ [Belichtingscomp.
Camera-aanpassing – Fn-knoppen Fn4 Fn5 Fn6 Fn7 OFF Fn8 OFF (14) (15) Fn-knoppen (14) (16) [Instelling in [Instelling in opnamemodus] afspeelmodus] [Fn4] [Wi-Fi] [Fn5] [Histogram] [Fn6] [BS versterken (video)] [Fn7] [Geen instelling] [Fn8] [Geen instelling] [Fn9] [Fn10] (15) [Fn11] • Kan niet worden [Geen instelling] [Fn12] [Fn13] [Fn14] (16) [Fn15] [Geen instelling] [Fn16] [Fn17] 519 gebruikt als Fn-knoppen tijdens het afspelen.
Camera-aanpassing – Fn-knoppen Functies op de Fn-knoppen registreren • Met de fabrieksinstellingen kunnen [Fn9] tot [Fn13] op de joystick niet gebruikt worden. Bij gebruik van functies moet [Instelling Joystick] in het menu [Voorkeuze] ([Bediening]) worden ingesteld op [Fn]. (Î[Instelling Joystick]: 563) 1 Selecteer [Fn knopinstelling]. 2 Selecteer de knop.
Camera-aanpassing – Fn-knoppen 3 4 Zoek de te registreren functie op. ≥Draai aan om de subtab te selecteren waarop de te registreren functie gecategoriseerd is (ÎItems instellen ([Fn knopinstelling]/[Instelling in opnamemodus]): 523, Items instellen ([Fn knopinstelling]/[Instelling in afspeelmodus]): 529) en druk vervolgens op of . ≥U kunt de selectie ook uitvoeren door op 2 te drukken om de subtab te selecteren, op 34 te drukken of aan te draaien en vervolgens op 1 te drukken.
Camera-aanpassing – Fn-knoppen • U kunt ook [ Fn ] op het bedieningspaneel (ÎControlepaneel: 715) aanraken om het scherm in stap 2 weer te geven. • U kunt ook (2 sec.) op de Fn-knop drukken en die ingedrukt houden om het scherm in stap 4 weer te geven. (Dit wordt misschien niet weergegeven, afhankelijk van de geregistreerde functie en het type knop.
Camera-aanpassing – Fn-knoppen Items instellen ([Fn knopinstelling]/[Instelling in opnamemodus]) [1] tab [Afbeeldingskwaliteit] • [Belichtingscomp.
Camera-aanpassing – Fn-knoppen [Focus/Sluiter] • [AF mode] (ÎDe AF-modus selecteren: 167) • [AF-detectie-instelling] (ÎAutomatische detectie: 170) • [Onderwerp detecteren] (ÎAutomatische detectie: 170) • [AF Aang. Inst.(Foto)] (Î[AF Aang. Inst.(Foto)]: 160) • [AF Aang. Inst.(Video)] (Î[AF Aang. Inst.(Video)]: 355) • [Focus beperken] (Î[Focus beperken]: 163) • [Scherpstelafstand beperken ing.
Camera-aanpassing – Fn-knoppen [Overig (Foto)] • [Instelling Aandrijfstand] (ÎDe aandrijfstand selecteren: 210) • [Bracketing] (ÎBracket-opname: 242) • [Stille modus] (Î[Stille modus]: 250) • [Beeldstabilisatie] (Î[Bedieningsstand]: 264) • [Sluitertype] (Î[Sluitertype]: 252) • [Ex. tele conv.] (ÎExtra Teleconversie: 206) [2] tab [Afbeeldingsindeling] • [Format opnamebestand] (Î[Format opnamebestand]: 134) • [Opn. kwaliteit] (Î[Opn. kwaliteit]: 136) • [Opn.
Camera-aanpassing – Fn-knoppen [Overig (Video)] • [Beeldstabilisatie] (Î[Bedieningsstand]: 264) • [E-stabilisatie (Video)] (Î[E-stabilisatie (Video)]: 262) • [BS versterken (video)] (Î[BS versterken (video)]: 262) • [Beeldzone voor video] (Î[Beeldzone voor video]: 150) • [Focus Overgang] (Î[Focus Overgang]: 425) [Bediening] • [Q.MENU] (ÎQuick Menu: 94) • [Opn. / Terugsp. Sch.] – Schakelt naar het afspeelscherm.
Camera-aanpassing – Fn-knoppen [Scherm / Display] • [Voorvertoning] (ÎPreview-modus: 285) • [Voorvert. diafragma-effect] – Het diafragma-effect kan van tevoren bekeken worden terwijl de Fn-knop ingedrukt wordt.
Camera-aanpassing – Fn-knoppen [3] tab [Lens / Andere] • [Bediening focusring] (Î[Bediening focusring]: 583) • [Zoombediening] (ÎOnderling verwisselbare lens die power zoom (elektronische zoom) ondersteunt: 205) • [Stapsg. zoom] (Î[Stapsg. zoom]: 208) • [Zoom snelheid] (Î[Zoom snelheid]: 208) • [Lensinformatie] (Î[Lensinformatie]: 266) [Kaart/bestand] • [Bestemming kaartslot] – Verandert de prioriteit van kaarten voor opname.
Camera-aanpassing – Fn-knoppen Items instellen ([Fn knopinstelling]/[Instelling in afspeelmodus]) [1] tab [Afspeelmodus] • [Vergroten vanaf AF-punt] (Î[Vergroten vanaf AF-punt]: 507) • [LUT weergavehulp (Monitor)] (Î[LUT weergavehulp (Monitor)]: 507) • [HLG View Assist (scherm)] (Î[HLG View Assist (scherm)]: 508) • [Anamorfisch scherm aanp.] (Î[Anamorfisch scherm aanp.
Camera-aanpassing – Fn-knoppen [Scherm / Display] • [Nachtmodus] (Î[Nachtmodus]: 568) [Kaart/bestand] • [Verander kaartslot] (ÎDe kaart schakelen naar weergave: 476) [AAN/UIT] • [Kanaal geluidscontrole (afs.)] • [Wi-Fi] (ÎWi-Fi / Bluetooth: 624) • [Ventilatormodus] (Î[Ventilatormodus]: 580) • [Afb.
Camera-aanpassing – Fn-knoppen Gebruik de Fn-knoppen. Door tijdens de opname op de Fn-knoppen te drukken, wordt het mogelijk de functies te gebruiken die in [Instelling in opnamemodus] geregistreerd zijn en om tijdens het afspelen de functies te gebruiken die in [Instelling in afspeelmodus] geregistreerd zijn. 1 2 Druk op de Fn-knop. Selecteer een in te stellen item. ≥Druk op 21 om een in te stellen item te selecteren en druk vervolgens op of . ≥De selectie is ook mogelijk door aan , of te draaien.
Camera-aanpassing – [Dialwerking] [Dialwerking] ≥ Functies toewijzen aan de draaiknoppen: 532 ≥ Tijdelijke verandering bediening draaiknop: 534 Dit verandert tijdelijk de functies die bediend worden met voorkant) en (draaiknop achterkant). (draaiknop Functies toewijzen aan de draaiknoppen 1 Selecteer [Instelling dialwerking]. 2 Registreer de functie. ≥ ¨[ ]¨[ dialwerking] ¨ [ ] ¨ [Instellingen wieltje] ¨ [Instelling ]/[ ] ≥Druk op 34 om een functie te selecteren en druk vervolgens op of .
Camera-aanpassing – [Dialwerking] Functies die geregistreerd kunnen worden • [Belichtingscomp.] (ÎBelichtingscompensatie: 287) • [Gevoeligheid]*1 (ÎISO-gevoeligheid: 294) • [Witbalans]*2 (ÎWitbalans (WB): 300) • [Fotostijl] (Î[Fotostijl]: 307) • [Aspectratio] (Î[Aspectratio]: 120) • [Filtereffect] (Î[Filterinstellingen]: 317) • [AF mode] (ÎDe AF-modus selecteren: 167) • [Flitserfunctie] (Î[Flitserfunctie]: 329) • [Flitser instel.] (Î[Flitser instel.
Camera-aanpassing – [Dialwerking] Tijdelijke verandering bediening draaiknop 1 2 Stel [Dialwerking] op de Fn-knop in. (ÎFn-knoppen: 517) Schakel de bediening van de draaiknop om. 1 ≥Druk op de Fn-knop die ingesteld is in stap . ≥Een gids zal de functies weergeven die geregistreerd zijn op en . • Als geen handelingen verricht worden, zal de gids na enkele seconden verdwijnen. WB ISO 3 Stel de toegewezen functie in. ≥Draai aan of terwijl de gids weergegeven worden.
Camera-aanpassing – Aanpassing Quick Menu Aanpassing Quick Menu ≥ Op het Quick Menu registreren: 535 U kunt de items van het Quick Menu veranderen, afhankelijk van de opnamemodus. Bovendien kunt u de items veranderen die op het Quick Menu weergegeven worden, en de volgorde daarvan, om die aan uw voorkeur aan te passen. Voor informatie over de bediening van het Quick menu (ÎQuick Menu: 94) Op het Quick Menu registreren Verander de menu's die in het Quick Menu weergegeven moeten worden.
Camera-aanpassing – Aanpassing Quick Menu 3 Zoek de te registreren functie op. 4 Menu-items registreren. ≥Draai aan om de subtab te selecteren waarop de te registreren functie gecategoriseerd is (ÎMenu-items die geregistreerd kunnen worden: 537) en druk vervolgens op of . ≥U kunt de selectie ook uitvoeren door op 2 te drukken om de subtab te selecteren, op 34 te drukken of aan te draaien en vervolgens op 1 te drukken. ≥Met iedere druk op [Q] wordt tussen tabs [1] en [2] geschakeld.
Camera-aanpassing – Aanpassing Quick Menu Menu-items die geregistreerd kunnen worden [1] tab [Afbeeldingskwaliteit] • [Belichtingscomp.
Camera-aanpassing – Aanpassing Quick Menu [Flitser] • [Flitserfunctie] (Î[Flitserfunctie]: 329) • [Flitser instel.] (Î[Flitser instel.]: 334) • [Draadloze Flitser instellen] (ÎOpnames maken met een draadloze flitser: 337) [Overig (Foto)] • [Instelling Aandrijfstand] (ÎDe aandrijfstand selecteren: 210) • [Bracketing] (ÎBracket-opname: 242) • [Stille modus] (Î[Stille modus]: 250) • [Beeldstabilisatie] (Î[Bedieningsstand]: 264) • [Sluitertype] (Î[Sluitertype]: 252) • [Ex. tele conv.
Camera-aanpassing – Aanpassing Quick Menu [Overig (Video)] • [Beeldstabilisatie] (Î[Bedieningsstand]: 264) • [E-stabilisatie (Video)] (Î[E-stabilisatie (Video)]: 262) • [BS versterken (video)] (Î[BS versterken (video)]: 262) • [Beeldzone voor video] (Î[Beeldzone voor video]: 150) • [Focus Overgang] (Î[Focus Overgang]: 425) [2] tab [Scherm / Display] • [Constant preview] (Î[Constant preview]: 565) • [Niveaumeting] (Î[Niveaumeting]: 573) • [Histogram] (Î[Histogram]: 566) • [Spotmeter helderheid] (Î[Spotmet
Camera-aanpassing – Aanpassing Quick Menu [Lens / Andere] • [Bediening focusring] (Î[Bediening focusring]: 583) • [Stapsg. zoom] (Î[Stapsg. zoom]: 208) • [Zoom snelheid] (Î[Zoom snelheid]: 208) • [Lensinformatie] (Î[Lensinformatie]: 266) [Kaart/bestand] • [Bestemming kaartslot] (ÎDe kaart schakelen naar weergave: 476) [AAN/UIT] • [Wi-Fi] (ÎWi-Fi / Bluetooth: 624) • [Ventilatormodus] (Î[Ventilatormodus]: 580) [Overig] • [Geen instelling] – Instellen wanneer niet wordt gebruikt.
Camera-aanpassing – Aanpassing Quick Menu Gedetailleerde instellingen Quick Menu Verander de aanblik van het Quick Menu en de bediening van de weergave van het menu. ¨[ ]¨[ tijdens ] ¨ Selecteer [Instellingen Q.MENU] [Opmaakstijl] Verandert de aanblik van het Quick Menu. [MODE1]: Geeft de live view en het menu gelijktijdig weer. [MODE2]: Geeft het menu op het volledige scherm weer. [Toewijzing voorste wiel] Verandert de bediening van in het Quick Menu. [Item]: Menu-items selecteren.
Camera-aanpassing – Voorkeuzemode Voorkeuzemode ≥ Registreren in Voorkeuzemodus: 543 ≥ De Voorkeuzemodus gebruiken: 545 ≥ Instellingen oproepen: 546 Opnamefuncties en menu-instellingen die bij uw voorkeur passen kunnen in de Voorkeuzemodus geregistreerd worden. U kunt geregistreerde instellingen gebruiken door de modusknop op een van de modussen [C1] tot [C4] te zetten.
Camera-aanpassing – Voorkeuzemode Registreren in Voorkeuzemodus U kunt de huidig ingestelde informatie van de camera registeren. Op het moment van aankoop zijn de fabrieksinstellingen van de menu's van de [P]-modus in alle Custom modes geregistreerd. 1 2 3 Stel de opnamemodus en de menu-instellingen in van de status die u wilt opslaan. Selecteer [Opslaan in Voorkeursmodus]. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Opslaan in Voorkeursmodus] Registreer ze. ≥Selecteer het nummer om in op te slaan en druk vervolgens op of .
Camera-aanpassing – Voorkeuzemode Gedetailleerde Voorkeuzemodus-instellingen U kunt aanvullende Voorkeuzemodus-sets creëren en hoe lang de veranderde details van de instellingen tijdelijk behouden moeten blijven. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Voorkeursmodus-instellingen] [Limiteer aantal voorkeursmodi] Stelt het aantal Voorkeuzemodi in dat geregistreerd kan worden in [C4]. Er kunnen maximaal 10 sets geregistreerd worden; 3 sets zijn beschikbaar als standaardinstellingen.
Camera-aanpassing – Voorkeuzemode De Voorkeuzemodus gebruiken Zet de opnamefunctie op [C1] tot [C4]. ≥ Stel de modusknop in. (ÎDe opnamemodus selecteren: 79) ≥ Indien [C4] zal de laatst gebruikte Voorkeuzemode opgeroepen worden. [C4] Selectie van Voorkeuzemode 1 2 3 Zet de opnamefunctie op [C4]. Druk op . • Het selectiemenu van de Voorkeuzemodus verschijnt. Druk op 34 om de Voorkeuzemodus te selecteren en druk vervolgens op of .
Camera-aanpassing – Voorkeuzemode Instellingen oproepen Roep de geregistreerde Voorkeuzemodus-instellingen op naar de geselecteerde opnamemodus en schrijf hiermee over de huidige instellingen heen. 1 Stel de te gebruiken opnamefunctie in. 2 Selecteer [Voorkeursmodus laden]. ≥Stel de modusknop in. (ÎDe opnamemodus selecteren: 79) ≥ 3 ¨[ ]¨[ ] ¨ [Voorkeursmodus laden] Selecteer de op te roepen Voorkeuzemodus.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Voorkeuze]-menu ≥ [Voorkeuze]-menu ([Afbeeldingskwaliteit]): 548 ≥ [Voorkeuze]-menu ([Focus/Sluiter]): 552 ≥ [Voorkeuze]-menu ([Bediening]): 558 ≥ [Voorkeuze]-menu ([Scherm/Display (Foto)]): 565 ≥ [Voorkeuze]-menu ([Scherm/Display (Video)]): 575 ≥ [Voorkeuze]-menu ([AAN/UIT]): 579 ≥ [Voorkeuze]-menu ([Lens / Andere]): 581 547
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Voorkeuze]-menu ([Afbeeldingskwaliteit]) `: Standaardinstellingen [Fotostijl-instellingen] [Levendig] / [Natuurlijk] / [L.ClassicNeo] / [Geleidelijk] / [Landschap] / [Portret] / [L.Zwart-wit] / [L.Zwart-wit D] / [Fotostijl tonen/verbergen] [L.Zwart-wit S] / [Cinelike D2] / [Cinelike V2] / [Als709] / [V-Log] / [Hybrid Log Gamma] / [MY PHOTO STYLE 1] tot [MY PHOTO STYLE 10] Stelt items van de Fotostijl in die op het menu weergegeven worden.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Uitgebreide ISO] [ON] / `[OFF] De instelling van ISO-gevoeligheid tot een minimum van [ISO50] is mogelijk. [Belichtingsverpl. aanpassen] [Multimeting] [−1EV] tot [+1EV] (`[±0EV]) [Centrum] [−1EV] tot [+1EV] (`[±0EV]) [Spot] [−1EV] tot [+1EV] (`[±0EV]) [Lichtgewogen meting] [−1EV] tot [+1EV] (`[±0EV]) Past het belichtingsniveau aan dat de standaard is voor ieder instellingsitem van [Meetfunctie].
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Kleurruimte] `[sRGB] / [AdobeRGB] Dit stelt de methode voor de reproductie van de correcte kleuren in van de opgenomen beelden op een PC-scherm of op een apparaat zoals een printer. [sRGB]: Dit wordt op grote schaal gebruikt in PC's en gelijkaardige apparaten. [AdobeRGB]: AdobeRGB wordt vooral gebruikt voor zakelijke doeleinden zoals professioneel printen omdat het een groter bereik van reproduceerbare kleuren heeft dan sRGB.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Inst. Creatieve filmmodus] [F/SS/ISO/Belichtingscomp.] `[ ]/[ ] [Witbalans] `[ ]/[ ] [Fotostijl] `[ ]/[ ] [Meetfunctie] `[ ]/[ ] [AF mode] `[ ]/[ ] De inhoud die ingesteld is in de [ ]-modus kan gescheiden worden van wanneer foto's gemaakt worden. (Î[Inst.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Voorkeuze]-menu ([Focus/Sluiter]) `: Standaardinstellingen [Prio. focus/sluiter] [AFS] `[FOCUS] / [BALANCE] / [RELEASE] [AFC] [FOCUS] / `[BALANCE] / [RELEASE] Dit stelt in of de prioriteit tijdens Auto Focus aan de scherpstelling of aan de ontspanknop gegeven moet worden. [FOCUS]: Schakelt de opname uit als geen scherpstelling verkregen wordt.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [AF+MF] [ON] / `[OFF] Wanneer de focusmodus op [AFS] gezet is, kunt u het brandpunt, tijdens AF-vergrendeling met de hand fijn afstellen.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Vergrendeling focusring] [ON] / `[OFF] Dit schakelt de werking van de focusring uit tijdens MF om de focus te vergrendelen. • [MFL] wordt op het opnamescherm weergegeven terwijl de focusring vergrendeld is.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Sluiter-focus] `[ON] / [OFF] Dit past de scherpstelling automatisch aan als u de ontspanknop tot halverwege indrukt. [Weergave oogdetectie] `[ON] / [OFF] Als het op [OFF] gezet is, kunt u het kruis voor de oog- en gezichtsdetectie laten verdwijnen als de scherpstelling uitgelijnd wordt, door de sluiterknop tot halverwege in te drukken, enz. [Ontsp. knop half indr.] [ON] / `[OFF] U kunt de ontspanner loslaten door de ontspanknop tot halverwege in te drukken.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Quick AF] [ON] / `[OFF] Wanneer de hoeveelheid beweging van de camera klein is, zal de camera het brandpunt automatisch aanpassen en zal de scherpstelaanpassing sneller zijn als op de ontspanknop gedrukt wordt. • De batterij zal sneller dan normaal opraken.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Vergr. liveweerg. (video)] [Behoud schermvergroting] `[ON] / [OFF] [PIP-scherm] [FULL] / `[PIP] Stelt de werking van de functie in voor het vergroten van de video live view (Î[Vergr. liveweerg. (video)]: 356). [Behoud schermvergroting] [ON]: Vergroot de weergave na het loslaten van de Fn-knop tot opnieuw op de knop gedrukt wordt. [OFF]: Vergroot de weergave precies wanneer de Fn-knop ingedrukt wordt.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Voorkeuze]-menu ([Bediening]) `: Standaardinstellingen [Instellingen Q.MENU] [Opmaakstijl] `[MODE1] / [MODE2] [Toewijzing voorste wiel] [Item] / `[Waarde] [Item aanpassen (Foto)] [Item aanpassen (Video)] Past het Quick Menu aan. (ÎAanpassing Quick Menu: 535) [Touch inst.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Inst. vergrendelingshendel] [AF ON]-knop [ ] / `[ Joystick `[ ]/[ ] [Q]-knop [ ] / `[ ] Cursorknoppen / [MENU/SET]-knop `[ ]/[ ] Bedieningsknop `[ ]/[ ] [ [ ] / `[ ] [ ] / `[ ] `[ ]/[ ] [ ] / `[ ] ] (AF mode)-knop [ ] (Afspelen)-knop Touch scherm [ ] (Annuleer)-knop / [ ] (Wis)-knop / Fn-knop (Fn1) ] [DISP.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu Stelt de bedieningen in die uitgeschakeld moeten worden met de vergrendelingshendel van de bediening. (Alleen voor opnamescherm) • De vergrendeling wordt telkens wanneer u op drukt, toegepast of weggenomen. • Druk op [DISP.] om de pagina te wijzigen. • De standaardinstellingen worden hersteld als u op [Q] drukt. •[ ] wordt op het scherm weergegeven als u probeert een bedieningsonderdeel te bedienen dat vergrendeld is.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [WB/ISO/Expo.-knop] [WHILE PRESSING] / [AFTER PRESSING1] / `[AFTER PRESSING2] Dit stelt de handeling in die uitgevoerd moet worden als op [WB] (Witbalans), [ISO] (ISO-gevoeligheid) of [ ] (Belichtingscompensatie) gedrukt wordt. [WHILE PRESSING]: Stelt u in staat de instelling te veranderen terwijl op de knop gedrukt wordt en die ingedrukt gehouden blijft. Laat de knop los om de instellingswaarde te bevestigen en terug te keren naar het opnamescherm.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Instellingen wieltje] `[SET1] / [SET2] / [SET3] / [SET4] / [Wieltje toewijzen (F/SS)] [SET5] Stelt de bedieningen in die toegekend moeten worden aan de draaiknoppen in de [P]/[A]/[S]/[M]-modussen.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Belichtingscomp.] [ Kent belichtingscompensatie aan of ]/[ ] / `[OFF] toe. (Behalve in de [M]-modus) • De instelling van [Wieltje toewijzen (F/SS)] heeft de prioriteit. [Instelling dialwerking] [ ] [ ] In de Fn-knop [Dialwerking] wordt hiermee ingesteld dat de functies tijdelijk worden toegewezen aan of .
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Video-knop (op afstand)] U kunt een favoriete functie toewijzen aan de videotoets uit op de Afstandsbediening van de sluiter (optioneel). (ÎAfstandsbediening sluiter (optioneel): 703) • [Video-opname] wordt geregistreerd in de standaardinstelling.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Voorkeuze]-menu ([Scherm/Display (Foto)]) `: Standaardinstellingen [Auto review] [Tijdsduur (foto)] [HOLD] / [5SEC] tot [0.5SEC] / `[OFF] [Prior. afspeelbewerking] [ON] / `[OFF] Dit geeft een beeld weer onmiddellijk nadat het opgenomen is. [Tijdsduur (foto)]: Stelt Auto Review in wanneer foto's genomen worden. [Prior. afspeelbewerking]: Als dit op [ON] gezet is, kunt u tijdens Auto Review naar het afspeelscherm schakelen of foto's wissen.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Histogram] [ON] / `[OFF] Dit geeft het histogram weer. Door dit op [ON] te zetten, wordt het overgangsscherm van het histogram weergegeven. Druk op 3421 om de positie in te stellen. De posities kunnen met gebruik van de joystick diagonaal verplaatst worden. • U kunt de positie ook verplaatsen door het histogram op het opnamescherm te verslepen.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Fotorasterlijn] [ ]/[ ]/[ ] / `[OFF] Stelt het richtlijnenpatroon in dat op het opnamescherm weergegeven wordt. Als [ ] gebruikt wordt, kunt u op 3421 drukken om de positie in te stellen. De posities kunnen met gebruik van de joystick diagonaal verplaatst worden. • Als [ ] gebruikt wordt, kunt u [ ] ook op de richtlijnen op het opnamescherm verslepen om de positie te verplaatsen.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Nachtmodus] [Scherm] [ON] / `[OFF] [LVF] [ON] / `[OFF] Geeft het scherm en de zoeker rood weer. In een donkere omgeving verlaagt dit de helderheid van het scherm waardoor de omgeving moeilijk te zien is. U kunt ook de luminantie van de rode weergave instellen. 1 Druk op 3421 om [ON] op het scherm of de zoeker (LVF) te selecteren. 2 Druk op [DISP.] om het scherm voor de instelling van de helderheid weer te geven.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [LVF/Monitorweerg. Ingest.] [LVF Weergave Ingesteld] [ ] / `[ ] [Monitorweergave Ingesteld] [ ] / `[ ] Bepaalt of liveweergave wordt geopend zonder de informatieweergave te bedekken of op het gehele scherm. [ ]: Maakt de beelden iets kleiner zodat de compositie van de beelden beter bekeken kan worden. FINE L AFS ±0 [ 999 ]: Vergroot de beelden, die het gehele scherm zullen vullen zodat de details bekeken kunnen worden.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Horiz. beeld omdraaien(monitor)] `[AUTO] / [ON] / [OFF] [Vert. beeld omdraaien(monitor)] `[AUTO] / [ON] / [OFF] U kunt instellen of het scherm al dan niet kantelt, afhankelijk van de richting of hoek van de monitor tijdens de opname. [Horiz. beeld omdraaien(monitor)] [AUTO]: Het scherm kantelt automatisch naar de horizontale stand, al naargelang de hoek waarop de monitor geopend of gesloten is. [ON]: Het scherm staat altijd in de horizontale stand.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Lichtmeter] [ON] / `[OFF] Dit geeft de belichtingsmeter weer. SS F 8 2.8 15 4.0 30 30 5.6 60 8.0 125 11 F5.6 • Stel [ON] in om de belichtingsmeter weer te geven tijdens het uitvoeren van Programme Shift, het instellen van de lensopening en het instellen van de sluitertijd. • Als gedurende een bepaalde periode geen handelingen worden verricht, zal de belichtingsmeter verdwijnen. [Brandpuntsafst.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Zuivere overlay] [ON] / `[OFF] [Transparantie] [Selecteer afbeelding] [SET] [Resetten na uitschakeling] [Beeldweerg. (sluiter indr.)] Geeft opgenomen foto's weer door ze op het opnamescherm met elkaar te laten overlappen. • Gebruik [Selecteer afbeelding] om de weer te geven foto's te selecteren. Druk op 21 om foto's te selecteren en druk op of om te bevestigen. • Als u [Beeldweerg. (sluiter indr.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Niveaumeting] `[ON] / [OFF] Geeft de niveaumeting weer, wat nuttig is voor het corrigeren van de kanteling van de camera. (D) (E) (F) (D) Horizontaal (E) Verticaal (F) Groen (geen kanteling) • Zelfs na het corrigeren van de kanteling, zou er nog steeds een fout kunnen blijven bestaan van ongeveer ±1o. • Als de camera aanzienlijk omhoog of omlaag gekanteld wordt, kan de niveaumeting mogelijk niet correct worden weergegeven.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Toon/verberg schermopm.] [Bedieningspaneel] `[ON] / [OFF] [Zwart scherm] `[ON] / [OFF] Geeft het bedieningspaneel en een zwart scherm weer wanneer tussen de weergaven geschakeld wordt met gebruik van de [DISP.]-knop.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Voorkeuze]-menu ([Scherm/Display (Video)]) `: Standaardinstellingen [V-Log View Assist] [Lees LUT-Bestand] [LUT Selecteren] [LUT weergavehulp (Monitor)] [ON] / `[OFF] [LUT weergavehulp (HDMI)] [ON] / `[OFF] U kunt afbeeldingen weergeven met LUT-gegevens aangebracht op de monitor/ zoeker of ze uitvoeren via HDMI.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Zwart-wit Live View] [ON] / `[OFF] U kunt het opnamescherm zwart-wit weergeven. • Als u tijdens de opname de HDMI-uitvoer gebruikt, kan het beeld mogelijk niet in zwart-wit weergegeven worden. • [Zwart-wit Live View] is niet beschikbaar als [Nachtmodus] gebruikt wordt. [Centrummarkering] [ ]/[ ]/[ ]/[ ] / `[OFF] Het midden van het opnamescherm zal weergegeven worden als [+]. De vorm van de marker kan gewijzigd worden.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Markering van het frame] [ON] / `[OFF] [Frame aspect] [SET] [Frame kleur] [Frame masker] Een frame met het ingestelde aspectratio wordt op het opnamescherm weergegeven. [Frame aspect] kan ook aangepast worden. (Î[Markering van het frame]: 410) [Zebrapatroon] [ZEBRA1] / [ZEBRA2] / [ZEBRA1+2] / `[OFF] [SET] [Zebra 1] [Zebra 2] Onderdelen die helderder zijn dan de basiswaarde worden weergegeven met strepen.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Kleurenbalken] [SMPTE] / [EBU] / [ARIB] De kleurenbalken worden op het opnamescherm weergegeven. (ÎKleurenbalken/testtoon: 412) [Video prioriteit menu] [ON] / `[OFF] In de modi [iA]/[P]/[A]/[S]/[M] schakelt u naar de opnameschermweergave en het bedieningspaneel, die bij de video-opname passen, net als met de modus [ ]. Het afspeelscherm schakelt ook naar een scherm dat prioriteit geeft aan video.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Voorkeuze]-menu ([AAN/UIT]) `: Standaardinstellingen [HDMI-opname-output] [Info tonen] (ÎUitvoer van de [ON] / `[OFF] Camera-informatieweergave via HDMI: 471) [Omlaag Converteren] (ÎBeeldkwaliteit `[AUTO] / [C4K/4K] / [1080p] / [1080i] / HDMI-uitzending: 462) [OFF] [HDMI-opnamebedien.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Ventilatormodus] [AUTO1] / `[AUTO2] / [FAST] / [NORMAL] / [SLOW] / [OFF] Stelt ventilatorwerking in. [AUTO1]: De camera schakelt automatisch tussen [SLOW]/[NORMAL] al naargelang de temperatuur van de camera. Dit systeem geeft prioriteit aan temperatuurstijgingen in de camera. [AUTO2]: De camera schakelt automatisch tussen [OFF]/[SLOW]/[NORMAL] al naargelang de temperatuur van de camera. [FAST]: De ventilator draait constant op hoge snelheid.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Voorkeuze]-menu ([Lens / Andere]) `: Standaardinstellingen [Lenspositie Hervatten] [ON] / `[OFF] De camera slaat de focuspositie op wanneer u hem uitschakelt. Als een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die compatibel is met power zoom, zal de zoompositie ook opgeslagen worden. [Powerzoomlens] [Stapsg.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Instelling Fn-knop lens] `[Focus stoppen] / [AF mode] / [AF-detectie-instelling] / [Onderwerp detecteren] / [Vergrendeling focusring] / [AE LOCK] / [AF LOCK] / [AF/AE LOCK] / [AF AAN] / [AF-AAN: Verleg focus dichtbij] / [AF-AAN: Verleg focus veraf] / [Focus instellen] / [Vergr. liveweerg. (video)] / [Beeldstabilisatie] / [Voorvertoning] / [Voorvert. diafragma-effect] / [Geen instelling] / [Uit (Ingedrukt vr uitsch.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Bediening focusring] `[NON-LINEAR] / [LINEAR] [SET] [90°] tot [1080°] (`[300°]) / [Maximum] Stelt de verplaatsingshoeveelheid van de scherpstelling in met gebruik van de focusring. (Als ondersteunde lenzen gebruikt worden) [NON-LINEAR]: Focus reageert volgens de draaisnelheid van de focusring. [LINEAR]: Focus reageert met een constante hoeveelheid volgens de draaihoek van de focusring.
Camera-aanpassing – [Voorkeuze]-menu [Lensinformatie] [Lens1] tot [Lens12] (`[Lens1]) Bij het gebruik van een lens die geen communicatiefunctie met de camera heeft, registreert u de lensinformatie in de camera. • Dit is gekoppeld aan [Lensinformatie] in [Beeldstabilisatie] onder het [Foto] ([Overig (Foto)])-menu.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Set-up]-Menu ≥ [Set-up]-menu ([Kaart/bestand]): 586 ≥ [Set-up]-menu ([Scherm / Display]): 594 ≥ [Set-up]-menu ([AAN/UIT]): 598 ≥ [Set-up]-menu ([Instelling]): 604 ≥ [Set-up]-menu ([Overig]): 606 585
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Set-up]-menu ([Kaart/bestand]) `: Standaardinstellingen [Kaart formatteren] [Kaartslot 1 (CFexpress)] / [Kaartslot 2 (SD)] Formatteert de kaart (initialisatie). Formatteer de kaarten met de camera vóór het gebruik. Laag niveau formattering van CFexpress-kaarten Voor het formatteren van CFexpress-kaarten, kunt u selecteren of u een laag niveau formattering wilt uitvoeren.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Functie dubbel kaartslot] `[ [Opnamemethode] ]/[ ]/[ ] Dit stelt de manier in waarop het opnemen op kaartsleuven 1 en 2 uitgevoerd wordt. [Relay-Opname]: Selecteert de prioriteit van kaartslots voor de opname. [Bestemming kaartslot]: [ ]/[ ] Er vindt een relay-opname op de kaart in de andere kaartsleuf plaats, nadat de eerste kaart geen vrije ruimte meer heeft. • U kunt de functie, die de kaart omwissel die de opnameprioriteit krijgt, aan een Fn-knop toekennen.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Naam videobestand] `[Hetzelfde als Foto (DCF-norm)] / [CINE-stijl] De mapnaam en de bestandsnaam die gebruikt werden voor het opslaan van video op kaarten zijn in CINE Style veranderd. [Hetzelfde als Foto (DCF-norm)]: Videobestanden worden opgeslagen met gebruik van dezelfde naamgevingsconventie als foto's. De opslagbestemming is in de DCIM-map. [CINE-stijl]: De naamgevingsconventie voor videobestanden is in CINE Style veranderd, De opslagbestemming is in de PRIVATE-map.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu Bestandsnaam A001C001_221201_E125.MOV (7) (8) (9) (10) (11) (12) (7) Camera-index (1 alfabetisch teken, A tot Z) (8) Kaartnummer (3 numerieke tekens, 001 tot 999) (9) Clipnummer (4 alfanumerieke tekens, C001 tot C999) (10) Jaar, maand, dag (JJMMDD) (11) Hash-waarde (4 alfanumerieke tekens) (12) Extensie • Gebruik een kaart met een capaciteit van 48 GB of groter om op [CINE-stijl] te zetten. • Er kunnen tot 999 bestanden geregistreerd worden in iedere map.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Instelling CINE-stijlbestand] `[Camera-index] / [Volgend kaartnummer] Als [Naam videobestand] op [CINE-stijl] gezet is, kunnen volumelabels voor kaarten ingesteld worden. Het volgende volumelabel zal [Camera-index]+[Volgend kaartnummer] zijn, ingesteld door het volgende. [Camera-index]: De camera-index van het volumelabel kan ingesteld worden in het bereik van A tot Z.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Map- / Bestandsinstell.] [Map Selecteren] / [Maak nieuwe map] / [Bestandsnaaminstelling] Stel de map- en bestandsnamen in die gebruikt worden voor de beelden die in de DCIM-map opgeslagen zijn. Mapnaam 100ABCDE (1) (2) (1) Mapnummer (3 numerieke tekens, 100 tot 999) (2) Door gebruiker gedefinieerd segment van 5 tekens Bestandsnaam PABC0001.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Bestandsnaaminstelling] [Link Mapnummer]: Gebruikt het door gebruiker gedefinieerde segment van 3 tekens ((4) boven) om het mapnummer ((1) boven) in te stellen. [Gebruikersinstelling]: Wijzigt het door gebruiker gedefinieerde segment van 3 tekens ((4) boven). • Volg de stappen voor “Tekens invoeren” wanneer het scherm voor de invoering van tekens weergegeven wordt.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Filenummer resetten] [Kaartslot 1 (CFexpress)] / [Kaartslot 2 (SD)] Vernieuw het mapnummer in de DCIM-map en zet het bestandsnummer opnieuw op 0001. • Als het mapnummer de 999 bereikt, kan het bestandsnummer niet gereset worden. We raden aan een back-up van uw gegevens te maken en de kaart te formatteren. • Om het mapnummer op 100 te resetten: 1 Voer [Kaart formatteren] uit om de kaart te formatteren.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Set-up]-menu ([Scherm / Display]) `: Standaardinstellingen [Batterijbesparingsmodus] [Slaapsmodus] [10MIN.] / `[5MIN.] / [2MIN.] / [1MIN.] / [OFF] [Slaapsmodus (Wi-Fi)] `[ON] / [OFF] [Auto LVF/scherm uit] `[5MIN.] / [2MIN.] / [1MIN.] / [OFF] [Batt. Besparende LVF-Opn.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Thermisch beheer] [Max. temperatuur voor opn.] [HIGH] / `[STANDARD] Dit stelt de temperatuur in tijdens de video-opname waarbij de camera automatisch met opnemen stopt. Indien ingesteld op [HIGH] wordt de opname zelfs voortgezet als de temperatuur in de camera stijgt. [Max. temperatuur voor opn.] [HIGH]: Stelt de temperatuur in waarop de opname gestopt wordt omdat de temperatuur van de camera naar een hogere temperatuur stijgt.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Scherminstellingen]/[Zoeker] [Helderheid] / [Contrast] / [Verzadiging] / [Roodachtig] / [Blauwzweem] Dit past de helderheid, kleur en rode of blauwe tinten van het scherm/de zoeker aan. 1 Druk op 34 om het instellingsitem te selecteren en druk op 21 om het aan te passen. 2 Druk op of om de instelling te bevestigen. • Het zal de monitor bijstellen als de monitor gebruikt wordt en de zoeker als de zoeker gebruikt wordt.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Oogsensor] [Gevoeligheid] `[HIGH] / [LOW] Dit zal de gevoeligheid van de oogsensor instellen. `[LVF/MON AUTO] (automatisch [LVF/Scherm] schakelen tussen zoeker/scherm) / [LVF] (zoeker) / [MON] (scherm) Dit zal de methode voor het schakelen tussen zoeker en scherm instellen. • Als u op [LVF] drukt om de weergave om te schakelen, zal ook de instelling van [LVF/Scherm] omgeschakeld worden. [Niveaumeting Aanp.] [Corr.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Set-up]-menu ([AAN/UIT]) `: Standaardinstellingen [Toon] [Beep volume] [AF-Piep Volume] [AF-Pieptoon] [E-shutter vol] [E-Shuttertoon] [ ] (Hoog) / `[ ] (Laag) / [ ] ] (Hoog) / `[ ] (Laag) / [ ] (Off) [ (Off) `[ ] (Patroon 1) / [ [ ] (Patroon 3) [ ] (Hoog) / `[ ] (Patroon 2) / ] (Laag) / [ ] (Off) `[ [ ] (Patroon 1) / [ ] (Patroon 2) / ] (Patroon 3) Stelt de pieptonen, de AF-toon en elektronische sluitergeluiden in.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Kanaal geluidscontrole (afs.)] `[COMBINED WITH REC] / [CH1/CH2] / [CH3/CH4] / [CH1+CH2/CH3+CH4] / [CH1] / [CH2] / [CH3] / [CH4] / [CH1+CH2] / [CH3+CH4] / [CH1+CH2+CH3+CH4] Tijdens het afspelen van een video selecteert dit de audiokanaaluitzending naar de luidspreker op de camera of de koptelefoon.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Bluetooth] [Bluetooth] (ÎVerbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding): 628) [Afb. versturen (Smartphone)] (ÎHet menu gebruiken om beelden gemakkelijk over te zetten: 641) [Wake-up Op Afstand] (Î[Wake-up Op Afstand]: 655) [Slaapmodus uitschakelen] (ÎDe wektijd uit [Slaapsmodus] korter maken: 648) [Autom. overzetten] (Î[Autom.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [USB] `[ [USB mode] ] [Select. verbinding] / [ [PC(Storage)] / [ ] ] [PC(Tether)] / [ [PictBridge(PTP)] Dit stelt de communicatiemethode in die gebruikt moet worden als de USB-aansluitkabel verbonden is. [ ] [Select. verbinding]: Selecteer deze instelling om het USB-communicatiesysteem te selecteren wanneer u verbinding met een ander apparaat maakt. (ÎUSB-poort: 681) [ ] [PC(Storage)]: Selecteer deze instelling om beelden naar een verbonden PC te exporteren.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [HDMI-verbinding] `[AUTO] / [C4K/120p] / [C4K/100p] / [C4K/60p] / [C4K/50p] / [C4K/30p] / [C4K/25p] / [C4K/24p] / [4K/120p] / [4K/ [Uitvoer resolutie (Afspelen)] 100p] / [4K/60p] / [4K/50p] / [4K/30p] / [4K/25p] / [4K/24p] / [1080/120p] / [1080/ 100p] / [1080p] / [1080i] / [720p] / [576p] / [480p] Stelt de HDMI-uitvoerresolutie in voor het afspelen. [AUTO]: Voert uit met een resolutie die geschikt is voor het aangesloten apparaat.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [HLG View Assist (HDMI)] `[AUTO] / [MODE1] / [MODE2] / [OFF] Bij het opnemen of afspelen van HLG-video's, converteert dit het weer te geven kleurengamma en de helderheid ervan. • Dit is gekoppeld aan [HDMI] in [HLG View Assist] onder het [Voorkeuze] ([Scherm/ Display (Video)])-menu.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Set-up]-menu ([Instelling]) [Opslaan in Voorkeursmodus] [C1] / [C2] / [C3] / [C4-1] tot [C4-10] U kunt de huidig ingestelde informatie van de camera registeren. (ÎRegistreren in Voorkeuzemodus: 543) [Voorkeursmodus laden] [C1] / [C2] / [C3] / [C4-1] tot [C4-10] Roept de geregistreerde Voorkeuzemodus-instellingen op naar de geselecteerde opnamemodus en schrijft hiermee over de huidige instellingen heen.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Camera-inst. Opsl./Herstel.] [Opsl.] / [Laden] / [Wissen] / [Houd inst. bij formatteren] Slaat de informatie van de camera-instellingen op de kaart op. De opgeslagen informatie van de instellingen kan in de camera geladen worden zodat u dezelfde instellingen op meerdere camera's kunt instellen. [Opsl.]: Slaat de informatie van de camera-instellingen op de kaart op.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Set-up]-menu ([Overig]) [Klokinst.] Stelt de datum en tijd in. (ÎDe klok instellen (Bij de eerste inschakeling): 72) [Tijdzone] Stelt de tijdzone in. Druk op 21 om de tijdzone te selecteren en druk vervolgens op of om te bevestigen. (A) (B) (A) Huidige tijd (B) Tijdsverschil met GMT (Greenwich Mean Time) • Als u Zomertijd gebruikt [ ], druk dan op 3. (De tijd zal met 1 uur vooruit gezet worden.) Druk opnieuw op 3 om naar de gewone tijd terug te keren.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Systeemfrequentie] [59.94Hz (NTSC)] / [50.00Hz (PAL)] / [24.00Hz (CINEMA)] * De specificaties van de standaardinstellingen variëren afhankelijk van het land of het gebied waarin de camera aangeschaft is. Dit verandert de systeemfrequentie van video's die met de camera worden opgenomen en op de camera worden afgespeeld. (Î[Systeemfrequentie]: 132) [Pixelverbeter.] Dit optimaliseert de beeldsensor en de beeldverwerking.
Camera-aanpassing – [Set-up]-Menu [Versie disp.] [Firmware bijwerken] / [Software info] U kunt de firmwareversies van de camera en de lens controleren. Bovendien kunt u de firmware updaten en de informatie over de camerasoftware weergeven. [Firmware bijwerken]: Maakt een firmware-update. 1 Download de firmware.
Camera-aanpassing – Mijn menu Mijn menu ≥ Registratie in Mijn Menu: 609 ≥ Mijn Menu bewerken: 610 Registreer veel gebruikte menu's in Mijn Menu. Er kunnen maximaal 23 items geregistreerd worden. De geregistreerde menu's kunnen opgeroepen worden uit [ ] tot [ ]. Registratie in Mijn Menu 1 Selecteer [Toevoegen]. 2 Registreer ze. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Toevoegen] ≥Selecteer het te registreren menu en druk vervolgens op . Mijn Menu oproepen Roep de menu's op die in Mijn Menu geregistreerd zijn.
Camera-aanpassing – Mijn menu Mijn Menu bewerken U kunt de weergavevolgorde van Mijn Menu herschikken en onnodige menu's wissen. ¨[ ] ¨ Selecteer [ ] [Toevoegen] Selecteert en registreert de menu's die in Mijn Menu weergegeven worden. [Sorteren] Verandert de volgorde van Mijn Menu. Selecteer het te wijzigen menu en stel vervolgens de bestemming in. [Wissen] Wist de menu's die in Mijn Menu geregistreerd zijn. [Item Verwijderen]: Selecteert het menu en wist het vervolgens.
Lijst van menu’s De camera-aanpassing en vele functie-instellingen worden uitgevoerd met de menu's op deze camera. Dit hoofdstuk introduceert alle menu-items in een lijstformaat.
Lijst van menu’s – [Foto]-menu [Foto]-menu : Menu-items die gemeenschappelijk zijn voor het [Foto]-menu en het [Video]-menu. De instellingen ervan zijn gesynchroniseerd. [Afbeeldingskwaliteit] ≥ [Fotostijl] (Î[Fotostijl]: 307) ≥ [Meetfunctie] (Î[Meetfunctie]: 268) ≥ [Aspectratio] (Î[Aspectratio]: 120) ≥ [Beeldkwaliteit] (Î[Beeldkwaliteit]: 123) ≥ [Fotoresolutie] (Î[Fotoresolutie]: 121) ≥ [Inst.
Lijst van menu’s – [Foto]-menu [Flitser] ≥ [Flitserfunctie] (Î[Flitserfunctie]: 329) ≥ [Flitser functie] (Î[Flitser functie]/[Handmatige flitserinstel.]: 332) ≥ [Flitser instel.] (Î[Flitser instel.]: 334) ≥ [Flits-synchro] (Î[Flits-synchro]: 335) ≥ [Handmatige flitserinstel.] (Î[Flitser functie]/[Handmatige flitserinstel.]: 332) ≥ [Auto. belichtingscomp.] (Î[Auto. belichtingscomp.
Lijst van menu’s – [Video]-menu [Video]-menu : Menu-items die gemeenschappelijk zijn voor het [Foto]-menu en het [Video]-menu. De instellingen ervan zijn gesynchroniseerd. [Afbeeldingskwaliteit] ≥ [Belicht.stand] (ÎOpnemen met Creatieve film: 347) ≥ [Fotostijl] (Î[Fotostijl]: 307) ≥ [Meetfunctie] (Î[Meetfunctie]: 268) ≥ [Boost dynamisch bereik] (Î[Boost dynamisch bereik]: 363) ≥ [ISO-gevoeligh. (video)] (Î[ISO-gevoeligh.
Lijst van menu’s – [Video]-menu [Focus] ≥ [AF-detectie-instelling] (ÎAutomatische detectie: 170) ≥ [Onderwerp detecteren] (ÎAutomatische detectie: 170) ≥ [AF Aang. Inst.(Video)] (Î[AF Aang. Inst.(Video)]: 355) ≥ [Focus beperken] (Î[Focus beperken]: 163) ≥ [Continu AF] (Î[Continu AF]: 353) ≥ [AF ass. lamp] (Î[AF ass. lamp]: 165) ≥ [Focus Peaking] (Î[Focus Peaking]: 202) ≥ [AF-beweegsnelh. van 1-zone] (Î[AF-beweegsnelh. van 1-zone]: 166) [Audio] ≥ [Weerg. geluidsop.niveau] (Î[Weerg. geluidsop.
Lijst van menu’s – [Video]-menu [Overig (Video)] ≥ [Stille modus] (Î[Stille modus]: 250) ≥ [Beeldstabilisatie] (ÎBeeldstabilisatie: 259) ≥ [Zelf ontsp.-instelling] (ÎOpnemen met gebruik van de zelfontspanner: 238) ≥ [Focus Overgang] (Î[Focus Overgang]: 425) ≥ [Loop-recording (video)] (Î[Loop-recording (video)]: 445) ≥ [Gesegment. bestandsopn.] (Î[Gesegment. bestandsopn.
Lijst van menu’s – [Voorkeuze]-menu [Voorkeuze]-menu [Afbeeldingskwaliteit] (Î[Voorkeuze]-menu ([Afbeeldingskwaliteit]): 548) ≥ [Fotostijl-instellingen] (Î[Fotostijl-instellingen]: 548) ≥ [ISO-verhoging] (Î[ISO-verhoging]: 548) ≥ [Uitgebreide ISO] (Î[Uitgebreide ISO]: 549) ≥ [Belichtingsverpl. aanpassen] (Î[Belichtingsverpl. aanpassen]: 549) ≥ [Gezichtsprior. in Multimeting] (Î[Gezichtsprior. in Multimeting]: 549) ≥ [Kleurruimte] (Î[Kleurruimte]: 550) ≥ [Belichtingscomp. reset] (Î[Belichtingscomp.
Lijst van menu’s – [Voorkeuze]-menu [Bediening] (Î[Voorkeuze]-menu ([Bediening]): 558) ≥ [Instellingen Q.MENU] (Î[Instellingen Q.MENU]: 558) ≥ [Touch inst.] (Î[Touch inst.]: 558) ≥ [Inst. vergrendelingshendel] (Î[Inst. vergrendelingshendel]: 559) ≥ [Fn knopinstelling] (Î[Fn knopinstelling]: 560) ≥ [WB/ISO/Expo.-knop] (Î[WB/ISO/Expo.-knop]: 561) ≥ [Instellingen ISO-weergave] (Î[Instellingen ISO-weergave]: 561) ≥ [Inst. belichtingscomp scherm] (Î[Inst.
Lijst van menu’s – [Voorkeuze]-menu [Scherm/Display (Video)] (Î[Voorkeuze]-menu ([Scherm/Display (Video)]): 575) ≥ [V-Log View Assist] (Î[V-Log View Assist]: 575) ≥ [HLG View Assist] (Î[HLG View Assist]: 575) ≥ [Anamorfisch scherm aanp.] (Î[Anamorfisch scherm aanp.
Lijst van menu’s – [Set-up]-menu [Set-up]-menu [Kaart/bestand] (Î[Set-up]-menu ([Kaart/bestand]): 586) ≥ [Kaart formatteren] (Î[Kaart formatteren]: 586) ≥ [Functie dubbel kaartslot] (Î[Functie dubbel kaartslot]: 587) ≥ [Naam videobestand] (Î[Naam videobestand]: 588) ≥ [Instelling CINE-stijlbestand] (Î[Instelling CINE-stijlbestand]: 590) ≥ [Map- / Bestandsinstell.] (Î[Map- / Bestandsinstell.
Lijst van menu’s – [Set-up]-menu [Instelling] (Î[Set-up]-menu ([Instelling]): 604) ≥ [Opslaan in Voorkeursmodus] (Î[Opslaan in Voorkeursmodus]: 604) ≥ [Voorkeursmodus laden] (Î[Voorkeursmodus laden]: 604) ≥ [Voorkeursmodus-instellingen] (Î[Voorkeursmodus-instellingen]: 604) ≥ [Camera-inst. Opsl./Herstel.] (Î[Camera-inst. Opsl./Herstel.]: 605) ≥ [Resetten] (Î[Resetten]: 605) [Overig] (Î[Set-up]-menu ([Overig]): 606) ≥ [Klokinst.] (Î[Klokinst.
Lijst van menu’s – [Mijn Menu] [Mijn Menu] [Bladzijde 1] (ÎMijn menu: 609) [Bladzijde 2] (ÎMijn menu: 609) [Bladzijde 3] (ÎMijn menu: 609) [Mijn menu bewerken] (ÎMijn Menu bewerken: 610) ≥ [Toevoegen] ≥ [Sorteren] ≥ [Wissen] ≥ [Weerg.
Lijst van menu’s – [Afspelen]-menu [Afspelen]-menu [Afspeelmodus] (Î[Afspelen] ([Afspeelmodus]): 506) ≥ [Afspeelfunctie] (Î[Afspeelfunctie]: 506) ≥ [Diashow] (Î[Diashow]: 506) ≥ [Scherm roteren] (Î[Scherm roteren]: 507) ≥ [Foto's sorteren] (Î[Foto's sorteren]: 507) ≥ [Vergroten vanaf AF-punt] (Î[Vergroten vanaf AF-punt]: 507) ≥ [LUT weergavehulp (Monitor)] (Î[LUT weergavehulp (Monitor)]: 507) ≥ [HLG View Assist (scherm)] (Î[HLG View Assist (scherm)]: 508) ≥ [Anamorfisch scherm aanp.
Wi-Fi / Bluetooth Dit hoofdstuk legt de functies Wi-Fi® en Bluetooth® van de camera aan. • In dit document wordt met smartphones zowel smartphones als tablets bedoeld.
Wi-Fi / Bluetooth • Verwijder de kaart of de batterij niet, of verplaats ze niet naar een zone waar geen ontvangst is, terwijl u beelden verzendt. • De camera kan niet gebruikt worden voor verbinding aan een openbare draadloze LAN-verbinding. • Wanneer u een draadloos toegangspunt gebruikt, raden wij ten zeerste aan een versleuteling in te stellen om de veiligheid van de informatie te handhaven. • We adviseren om een voldoende geladen batterij te gebruiken wanneer u beelden verzendt.
Wi-Fi / Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Verbinding maken met een smartphone ≥ Installeren “LUMIX Sync”: 627 ≥ Verbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding): 628 ≥ Verbinding maken met een smartphone ([Wi-Fi-verbinding]): 634 ≥ Met eenvoudige handelingen beelden op de camera naar een smartphone versturen: 640 Maak verbinding met een smartphone waarop de “Panasonic LUMIX Sync” (hierna: “LUMIX Sync”) smartphone app geïnstalleerd is Gebruik de “LUMIX Sync” voor remote opnames en he
Wi-Fi / Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Installeren “LUMIX Sync” “LUMIX Sync” is een applicatie voor smartphones die door Panasonic verstrekt wordt. Ondersteund OS Android™: Android 7 of hoger iOS: iOS 12 of hoger 1 2 3 4 Sluit de smartphone aan op een netwerk. (Android) Selecteer “Google Play™ Store”. (iOS) Selecteer “App Store”. Voer “LUMIX” of “panasonic lumix sync” in het zoekvenster in. Selecteer en installeer de “Panasonic LUMIX Sync” • Gebruik de meest recente versie.
Wi-Fi / Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Verbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding) Volg een eenvoudige set-up procedure voor de verbinding (koppelen), om verbinding te maken met een smartphone die Bluetooth Low Energy ondersteunt. Als het koppelen ingesteld is, maakt de camera ook automatisch verbinding met de smartphone via Wi-Fi. • Als voor het eerst verbinding gemaakt wordt, zijn instellingen voor het koppelen nodig.
Wi-Fi / Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone 1 Start “LUMIX Sync” op de smartphone. ≥Er wordt een bericht over de registratie van het apparaat (camera) weergegeven. Selecteer [Volgende]. • Als u het bericht gesloten heeft, selecteer dan [ ] en registreer vervolgens de camera met gebruik van [Cameraregistratie (koppelen)]. LUMIX Sync 2 Controleer de inhoud in de weergegeven gids en selecteer [Volgende] tot het scherm weergegeven wordt waarin de camera geregistreerd moet worden.
Wi-Fi / Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone De camera bedienen in overeenstemming met de gids van de smartphone. 3 Zet de camera in de stand-by-status van Bluetooth koppelen. ¨[ ]¨[ ] ¨ [Bluetooth] ¨ [Bluetooth] ¨ [SET] ¨ [Koppelen] ≥De camera gaat in de stand-by-status voor koppelen en de apparaatnaam (A) wordt weergegeven. ≥ (A) 4 Selecteer de apparaatnaam van de camera op de smartphone.
Wi-Fi / Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone 5 Als een bericht verschijnt dat aangeeft dat de apparaatregistratie voltooid is, selecteer dan [OK]. ≥Er zal een Bluetooth-verbinding tussen de camera en de smartphone gemaakt worden. OK • De gekoppelde smartphone zal als een gekoppeld apparaat geregistreerd worden. • Tijdens de Bluetooth verbinding wordt [ ] op het opnamescherm weergegeven.
Wi-Fi / Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Verbinding maken met een gekoppelde smartphone Verbind gekoppelde smartphones met gebruik van de volgende procedure. 1 Schakel de Bluetooth functie van de camera in. 2 Start “LUMIX Sync” op de smartphone. • ¨[ ]¨[ ] ¨ [Bluetooth] ¨ [Bluetooth] ¨ [ON] • Als een bericht verschijnt waarin gemeld wordt dat de smartphone camera's aan het zoeken is, sluit dit bericht dan. 3 Selecteer [ ]. LUMIX Sync 4 Selecteer [Bluetooth-setup].
Wi-Fi / Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Het koppelen annuleren 1 Annuleer de koppelingsinstelling van de camera. 2 Selecteer de smartphone waarvoor het koppelen geannuleerd moet worden. • ¨[ ]¨[ ] ¨ [Bluetooth] ¨ [Bluetooth] ¨ [SET] ¨ [Verwijderen] • Annuleer ook de koppelingsinstelling op de smartphone. • Als [Resetten] in het [Set-up] ([Instelling])-menu gebruikt is om de netwerkinstellingen te resetten, wordt de informatie van de geregistreerde apparaten gewist.
Wi-Fi / Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Verbinding maken met een smartphone ([Wi-Fi-verbinding]) Gebruik Wi-Fi om de camera en de smartphone te verbinden. Met de fabrieksinstellingen is een eenvoudige verbinding met smartphones mogelijk zonder dat een wachtwoord ingevoerd moet worden. U kunt de wachtwoordauthenticatie ook gebruiken voor een verhoogde beveiliging van de verbinding. 1 Zet de camera op de stand-by status van de Wi-Fi verbinding.
Wi-Fi / Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone 3 Selecteer de SSID die op de camera weergegeven wordt. Wi-Fi Wi-Fi XXXXXXXX i i 4 5 Start “LUMIX Sync” op de smartphone. (Bij de eerste verbinding) Bevestig de apparaatnaam die op de camera weergegeven wordt en selecteer vervolgens [Ja]. • Als een ander apparaat dat waarmee u verbinding wilt maken weergegeven wordt, zal de camera automatisch met dat apparaat verbinding maken als u [Ja] selecteert.
Wi-Fi / Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Verbinding maken met gebruik van wachtwoordauthenticatie U kunt de veiligheid van de Wi-Fi verbinding verbeteren door een wachtwoordauthenticatie te gebruiken, door die handmatig in te voeren, dan wel met een QR-code. De QR-code scannen om verbinding te maken 1 Zet [Wi-Fi-wachtwoord] op de camera op [ON]. 2 Laat de QR-code (C) weergeven.
Wi-Fi / Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Handmatig invoeren van een wachtwoord om verbinding te maken 1 Geef het scherm weer in stap 2 (ÎDe QR-code scannen om verbinding te maken: 636). 2 Zet in het instellingenmenu van de smartphone de Wi-Fi functie op ON. Wi-Fi Wi-Fi XXXXXXXX i i 3 Selecteer op het set-upscherm van Wi-Fi de SSID (D) die op de camera weergegeven wordt. 4 (Bij de eerste verbinding) Voer het wachtwoord in (D) dat op de camera weergegeven wordt.
Wi-Fi / Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Andere verbindingsmethoden dan de standaardinstellingen Als verbinding gemaakt wordt met [Via netwerk] of [WPS-verbinding] in [Direct], volg dan onderstaande stappen: 1 Geef het instellingenscherm van de verbindingsmethode voor de camera weer. • ¨[ ]¨[ ] ¨ [Wi-Fi] ¨ [Wi-Fi-functie] ¨ [Nieuwe verbinding] ¨ [Bediening met smartphone] 2 Druk op [DISP.]. Verbinding maken via een netwerk 1 Selecteer [Via netwerk] en druk dan op of .
Wi-Fi / Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone De Wi-Fi verbinding beëindigen Om de Wi-Fi verbinding tussen de camera en de smartphone te beëindigen, volgt u onderstaande stappen. 1 Druk de sluiterknop tot halverwege in om de camera in de opnamemodus te zetten. 2 De Wi-Fi-verbinding beëindigen. • ¨[ ]¨[ ] ¨ [Wi-Fi] ¨ [Wi-Fi-functie] ¨ [Ja] • U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door op de Fn-knop te drukken die toegekend is aan [Wi-Fi].
Wi-Fi / Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Met eenvoudige handelingen beelden op de camera naar een smartphone versturen U kunt foto's naar een smartphone overzetten die verbonden is via Bluetooth door tijdens het afspelen eenvoudig op [Q] te drukken. U kunt ook het menu gebruiken om gemakkelijk verbinding te maken. • U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door op de Fn-knop te drukken die geregistreerd is op [Afb. versturen (Smartphone)].
Wi-Fi / Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Meer beelden verzenden 1 Druk op [Q]. 2 Selecteer [Multi selecteren]. • Om de verzendingsinstellingen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (ÎInstellingen voor het verzenden van beelden: 675) 3 Selecteer de beelden en zet ze vervolgens over. 21: Selecteer de beelden. of : Instellen/Annuleren [DISP.]: Overzetten 4 Selecteer op de smartphone [Ja] (voor Android apparaten) of [Verbind] (voor iOS-apparaten).
Wi-Fi / Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen De camera met een smartphone bedienen ≥ [Opname op afstand]: 644 ≥ [Afstandsbediening sluiter]: 646 ≥ [Afbeeldingen importeren]: 649 ≥ [Autom. overzetten]: 651 ≥ [Locatie vermelden]: 653 ≥ [Wake-up Op Afstand]: 655 ≥ [Auto Klokinstelling]: 657 ≥ [Camera-inst. kopie]: 658 Dit legt de functies uit voor de bediening van de camera vanaf een smartphone.
Wi-Fi / Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen Home-scherm Wanneer u “LUMIX Sync” opstart, wordt het home-scherm weergegeven. LUMIX Sync (A) (B) (C) (D) (E) (A) : App-instellingen (ÎVerbinding maken met een gekoppelde smartphone: 632, Verbinding maken met gebruik van wachtwoordauthenticatie: 636, [Wake-up Op Afstand]: 655) Hiermee zijn verbindingsinstellingen, bediening van de camerastroom en de Helpweergave mogelijk.
Wi-Fi / Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen [Opname op afstand] U kunt de smartphone gebruiken om beelden op te nemen vanuit een verre locatie terwijl u naar de live view beelden op de camera kijkt. Van start: • Verbind de camera met een smartphone. (ÎVerbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding): 628, Verbinding maken met een smartphone ([Wi-Fi-verbinding]): 634) • Start “LUMIX Sync” op de smartphone. 1 Selecteer [ ] ([Opname op afstand]) op het home-scherm.
Wi-Fi / Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen Bedieningsmethode tijdens remote opnames Stel de camera of de smartphone in als bedieningsapparaat dat de prioriteit heeft en tijdens de remote opname gebruikt moet worden. ¨[ ]¨[ ] ¨ [Wi-Fi] ¨ [Wi-Fi setup] ¨ Selecteer [Prioriteit van apparaat op afstand] [Camera] De bediening is mogelijk op zowel de camera als de smartphone. • De instellingen van de functieknop van de camera, enz. kunnen niet veranderd worden met de smartphone.
Wi-Fi / Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen [Afstandsbediening sluiter] Bluetooth U kunt de smartphone gebruiken als afstandsbediening van de sluiter. Van start: • Verbind de camera met een smartphone door middel van Bluetooth. (ÎVerbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding): 628) • Start “LUMIX Sync” op de smartphone. 1 2 Selecteer [ ] ([Afstandsbediening sluiter]) op het home-scherm. Start de opname.
Wi-Fi / Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen Bulb-opname De sluiter kan open gehouden blijven van het begin tot het einde van de opname, wat nuttig is voor het opnemen van een sterrenhemel of een nachtlandschap. Van start: • Zet de camera in de [M]-modus. (ÎHandmatige Belichtingsmodus: 280) • Zet de sluitertijd van de camera op [B] (Bulb). (Î[B] (Bulb): 284) 1 Raak [ ] aan om de opname te starten (blijf het aanraken zonder uw vinger weg te nemen).
Wi-Fi / Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen De wektijd uit [Slaapsmodus] korter maken U kunt de tijd verkorten die het duurt voor de camera terugkeert van [Slaapsmodus] wanneer de [Afstandsbediening sluiter] is gebruikt. Van start: • Verbind de camera met een smartphone door middel van Bluetooth. (ÎVerbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding): 628) • Zet [Wake-up Op Afstand] in [Bluetooth] op [ON].
Wi-Fi / Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen [Afbeeldingen importeren] Zet een beeld dat op de kaart opgeslagen is over naar de smartphone die verbonden is via Wi-Fi. Van start: • Verbind de camera met een smartphone. (ÎVerbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding): 628, Verbinding maken met een smartphone ([Wi-Fi-verbinding]): 634) • Start “LUMIX Sync” op de smartphone. 1 Selecteer [ ] ([Afbeeldingen importeren]) op het home-scherm.
Wi-Fi / Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen 3 Zet het beeld over. ≥Selecteer [ ]. • Als het beeld een video is, kunt u het ook afspelen door op het midden van het scherm [ ] aan het raken. • Als een video afgespeeld wordt, heeft die een kleine gegevensgrootte en wordt verzonden met gebruik van “LUMIX Sync”, de beeldkwaliteit zal daarom anders zijn dan die van de actuele video-opname.
Wi-Fi / Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen [Autom. overzetten] Bluetooth U kunt de opgenomen foto's automatisch naar een smartphone overzetten als ze genomen zijn. Van start: • Verbind de camera met een smartphone door middel van Bluetooth. (ÎVerbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding): 628) 1 Inschakelen van [Autom. overzetten] op de camera. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Bluetooth] ¨ [Autom.
Wi-Fi / Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen 4 Neem op met de camera. •[ ] wordt op het opnamescherm van de camera weergegeven terwijl een bestand verzonden wordt. Automatische overzetting van beelden stoppen ¨[ [OFF] ]¨[ ] ¨ [Bluetooth] ¨ [Autom. overzetten] ¨ Selecteer ≥ Er wordt een bevestigingsscherm weergegeven waarin u gevraagd wordt de Wi-Fi-verbinding te beëindigen. • Als de instellingen van [Bluetooth] en [Autom.
Wi-Fi / Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen [Locatie vermelden] Bluetooth De smartphone verzendt de eigen locatie-informatie naar de camera via Bluetooth en de camera voert de opname uit terwijl het de verworven locatie-informatie schrijft. Van start: • De GPS-functie op de smartphone inschakelen. • Verbind de camera met een smartphone door middel van Bluetooth. (ÎVerbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding): 628) 1 Schakel [Locatie vermelden] in op de camera.
Wi-Fi / Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen • Als [ GPS ] doorschijnend op het opnamescherm verschijnt, kan de locatie-informatie niet verworven worden en kunnen dus geen gegevens geschreven worden. De GPS-positionering van de smartphone is misschien niet mogelijk in een gebouw, een tas of een gelijkaardige plek. Verplaats de smartphone naar de plek waarin breed zicht op de lucht is om de positionering te verbeteren. Raadpleeg bovendien de gebruiksaanwijzing van uw smartphone.
Wi-Fi / Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen [Wake-up Op Afstand] Bluetooth Zelfs als de camera uitgeschakeld is, kan de smartphone gebruikt worden om de camera te starten en beelden op te nemen, of om de opgenomen beelden te controleren. Van start: 1 Maak verbinding met een smartphone met gebruik van Bluetooth. (ÎVerbinding 2 Schakel [Wake-up Op Afstand] in op de camera. 3 Zet de aan/uit schakelaar van de camera op [OFF]. 4 Start “LUMIX Sync” op de smartphone.
Wi-Fi / Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen • Als [Autom. overzetten] op [ON] gezet is, worden beelden die opgenomen zijn tijdens de remote-werking automatisch naar een smartphone overgezet. Als [Camera UIT] geselecteerd is terwijl er nog steeds niet-verzonden beelden zijn, wordt het verzenden hervat wanneer de camera de volgende keer ingeschakeld wordt.
Wi-Fi / Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen [Auto Klokinstelling] Bluetooth Synchroniseer de instelling van de klok en de tijdzone van de camera met die van een smartphone. Van start: • Verbind de camera met een smartphone door middel van Bluetooth. (ÎVerbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding): 628) Schakel [Auto Klokinstelling] in op de camera.
Wi-Fi / Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen [Camera-inst. kopie] Bluetooth Dit slaat de informatie van de camera-instellingen op de smartphone op. De opgeslagen informatie van de instellingen kan in de camera geladen worden zodat u dezelfde instellingen op meerdere camera's kunt instellen. Van start: • Verbind de camera met een smartphone door middel van Bluetooth. (ÎVerbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding): 628) 1 2 Selecteer [ ] ([Overig]) ¨ [ ] ([Camera-inst.
Wi-Fi / Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden Beelden uit de camera verzenden ≥ [PC]: 662 ≥ [Printer]: 665 Bedien de camera om de opgenomen beelden naar een apparaat te zenden dat verbonden is via Wi-Fi. Raadpleeg de volgende pagina's voor de stappen die voor alle apparaten gemeenschappelijk zijn.
Wi-Fi / Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden Beelden die verzonden kunnen worden De beelden die verzonden kunnen worden verschillen afhankelijk van het doelapparaat. Beelden die verzonden kunnen worden Doelapparaat [Beelden naar pc versturen tijdens [Afbeeldingen versturen van camera] opname] [PC] (Î[PC]: 662) [Printer] (Î[Printer]: 665) JPEG/RAW/MP4/MOV/ JPEG/RAW Apple ProRes — JPEG • Afhankelijk van de versie besturingssysteem worden deze mogelijk niet correct weergegeven.
Wi-Fi / Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden Fn-knop toegekend aan [Wi-Fi] U kunt de volgende handelingen uitvoeren door op de Fn-knop te drukken die toegekend is aan [Wi-Fi], na verbinding gemaakt te hebben via Wi-Fi. (ÎFn-knoppen: 517) [Verbinding beëindigen] Eindigt de Wi-Fi-verbinding. [Doelapparaat wijzigen] Eindigt de Wi-Fi-verbinding en stelt u in staat om een andere Wi-Fi-verbinding te kiezen.
Wi-Fi / Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden [PC] Beelden naar en PC verzenden die via Wi-Fi verbonden is. Ondersteund OS Windows: Windows 10 Mac: macOS 10.13, 10.14, 10.15.3 tot 10.15.7, 11.0 tot 11.4 Van start: • Schakel de PC in. • Creëer een bestemmingsmap voor beelden. • Als de werkgroep van de PC van bestemming veranderd is en niet meer de standaardinstelling heeft, dan dient u de overeenkomstige instelling van de camera in [PC-verbinding] te veranderen.
Wi-Fi / Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden • Creëer een PC-accountnaam (tot 254 karakters) en een wachtwoord (tot 32 karakters) bestaande uit alfanumerieke karakters. Er wordt mogelijk geen bestemmingsmap gecreëerd als de accountnaam niet-alfanumerieke karakters bevat. • Als de computernaam (NetBIOS naam voor Mac) een spatie bevat (leeg karakter), enz., dan wordt hij misschien niet herkend.
Wi-Fi / Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden 5 Selecteer een map om beelden in op te slaan. • Er zullen in de geselecteerde map mappen gecreëerd worden op grond van de verzendingsdatum en de beelden zullen in die mappen opgeslagen 6 worden. Controleer de versturingsinstellingen en druk vervolgens op of . • Om de verzonden instelling te veranderen, drukt u op [DISP.].
Wi-Fi / Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden [Printer] U kunt beelden naar een door PictBridge (draadloos LAN)* ondersteunde printer die via Wi-Fi verbonden is, om afgedrukt te worden. * Conform DPS over IP norm 1 Selecteer de methode voor het versturen van beelden op de camera. ≥ 2 3 4 5 ¨[ ]¨[ ] ¨ [Wi-Fi] ¨ [Wi-Fi-functie] ¨ [Nieuwe verbinding] ¨ [Afbeeldingen versturen van camera] Zet de bestemming op [Printer]. Verbind de camera met een printer via Wi-Fi.
Wi-Fi / Bluetooth – Wi-Fi verbindingen Wi-Fi verbindingen ≥ [Via netwerk]: 667 ≥ [Direct]: 671 ≥ Verbinding met Wi-Fi maken door eerder opgeslagen instellingen te gebruiken: 673 Als [Nieuwe verbinding] geselecteerd is in [Wi-Fi-functie] in [Wi-Fi] van het [Set-up] ([AAN/UIT])-menu, selecteer dan de verbindingsmethode tussen [Via netwerk] of [Direct] om verbinding te maken.
Wi-Fi / Bluetooth – Wi-Fi verbindingen [Via netwerk] Verbindt de camera en het doelapparaat via het draadloos toegangspunt. Selecteer de methode om verbinding met een draadloos toegangspunt te maken. Instellingen: [WPS (knop)]/[WPS (PIN-code)]/[Uit lijst] (Î[WPS (knop)]: 668, [WPS (PIN-code)]: 668, [Uit lijst]: 669) • Nadat [Via netwerk] één keer geselecteerd is, zal de camera verbinding maken met het eerder gebruikte draadloze toegangspunt. Druk op [DISP.
Wi-Fi / Bluetooth – Wi-Fi verbindingen [WPS (knop)] Druk op de WPS-knop op het draadloze toegangspunt om een verbinding tot stand te brengen. Druk op de WPS-knop van het draadloze toegangspunt totdat deze naar WPS-modus schakelt. Voorbeeld) [WPS (PIN-code)] Voer en PIN-code in op het draadloze toegangspunt om een verbinding tot stand te brengen. 1 Selecteer op het scherm van de camera het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding maakt.
Wi-Fi / Bluetooth – Wi-Fi verbindingen [Uit lijst] Zoekt naar een draadloos toegangspunt dat gebruikt kan worden en maakt daar verbinding mee. • Bevestig de coderingssleutel van het draadloze toegangspunt. 1 Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding maakt. • Druk op [DISP.] om het zoeken naar een draadloos toegangspunt opnieuw uit te voeren.
Wi-Fi / Bluetooth – Wi-Fi verbindingen Verbinden via handmatige input • Controleer de SSID, netwerkauthenticatie, codering en de coderingssleutel van het draadloze toegangspunt dat u gebruikt. 1 Op het scherm in stap 1 van “[Uit lijst]”, selecteert u [Handmatige invoer]. (Î[Uit lijst]: 669) 2 Voer de SSID in van het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding maakt en selecteer vervolgens [Inst.]. • Tekens invoeren (ÎTekens invoeren: 105) 3 Selecteer het type netwerkauthenticatie.
Wi-Fi / Bluetooth – Wi-Fi verbindingen [Direct] De camera en het doelapparaat rechtstreeks verbinden. Selecteer de methode om verbinding te maken met het doelapparaat. [WPS-verbinding] [WPS (knop)]: Druk op de WPS-knop op het doelapparaat om verbinding te maken. • Druk op de camera op [DISP.] om de wachtstatus van de verbinding te verlengen. [WPS (PIN-code)]: Voer de PIN-code in op de camera en maak verbinding. [Handmatig. verbinden.] Zoek de camera op het doelapparaat op om verbinding te maken.
Wi-Fi / Bluetooth – Wi-Fi verbindingen • Raadpleeg ook de gebruiksaanwijzing van het apparaat waarmee verbinding gemaakt moet worden.
Wi-Fi / Bluetooth – Wi-Fi verbindingen Verbinding met Wi-Fi maken door eerder opgeslagen instellingen te gebruiken Gebruik de geschiedenis van de Wi-Fi verbinding om verbinding te maken met dezelfde instellingen als voorheen. 1 Laat de geschiedenis van de Wi-Fi verbinding weergeven. ≥ 2 ¨[ ]¨[ ] ¨ [Wi-Fi] ¨ [Wi-Fi-functie] ¨ [Selecteer doelapparaat uit geschiedenis]/[Selecteer doelapparaat uit favorieten] Selecteer het item van de geschiedenis waarmee u verbinding wilt maken. • Druk op [DISP.
Wi-Fi / Bluetooth – Wi-Fi verbindingen Items bewerken die in Favorieten geregistreerd zijn 1 Items weergeven die in Favorieten geregistreerd zijn. • ¨[ ]¨[ ] ¨ [Wi-Fi] ¨ [Wi-Fi-functie] ¨ [Selecteer doelapparaat uit favorieten] 2 Selecteer het item van de geschiedenis dat u in favorieten wilt bewerken en druk vervolgens op 1. [Verwijderen uit favorieten] [Volgorde van favorieten wijzigen] Specificeer de locatie van bestemming van het item waarvan u de weergavevolgorde wilt veranderen.
Wi-Fi / Bluetooth – Instellingen verzenden en beelden selecteren Instellingen verzenden en beelden selecteren ≥ Instellingen voor het verzenden van beelden: 675 ≥ Beelden selecteren: 676 Instellingen voor het verzenden van beelden Stel de afmetingen, het bestandsformaat en andere items in om het beeld naar het doelapparaat te versturen. 1 2 Na de Wi-Fi verbinding zal het scherm voor de bevestiging van de verzendingsinstellingen weergegeven worden, druk dus op [DISP.].
Wi-Fi / Bluetooth – Instellingen verzenden en beelden selecteren Beelden selecteren Wanneer met [Afbeeldingen versturen van camera] verzonden wordt, selecteer de beelden dan met de volgende procedure. 1 2 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren]. Selecteer het beeld. [Enkelvoudig select.] instelling 1 Druk op 21 om een beeld te selecteren. 2 Druk op of . [Multi selecteren] instelling 1 Druk op 3421 om een beeld te selecteren en druk vervolgens op of .
Wi-Fi / Bluetooth – [Wi-Fi setup]-menu [Wi-Fi setup]-menu Dit configureert de instellingen die vereist worden voor de Wi-Fi functie. De instellingen kunnen niet veranderd worden als er een Wi-Fi-verbinding is. Het [Wi-Fi setup] weergeven. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Wi-Fi] ¨ [Wi-Fi setup] [Prioriteit van apparaat op afstand] Dit stelt of de camera of de smartphone in als bedieningsapparaat met voorrang, dat gebruikt moet worden bij remote opnames.
Wi-Fi / Bluetooth – [Wi-Fi setup]-menu [Toestelnaam/Wachtwoord] U kunt de cameranaam (SSID) en het wachtwoord veranderen. • Druk op [DISP.] om de apparaatnaam en het wachtwoord te veranderen. Tekens invoeren (ÎTekens invoeren: 105) • Voer tot 32 tekens voor de apparaatnaam en 63 tekens voor het wachtwoord in. [Wi-Fi-functievergrend.
Verbinding met andere apparaten maken In dit hoofdstuk worden verbindingen met andere apparaten beschreven, bijvoorbeeld HDMI-apparaten zoals TV's en PC's. Maak verbinding met de HDMI-aansluiting of de USB-poort op de camera.
Verbinding met andere apparaten maken – Verbinden Verbinden • Controleer de richting van de aansluitingen en steek de stekker, die u vasthoudt, recht naar binnen/naar buiten. (Door ze onder een hoek naar binnen te steken, kan vervorming of een slechte werking veroorzaakt worden) • Verbind de kabel niet met de verkeerde aansluitingen. Dit kan een slechte werking tot gevolg hebben. HDMI-aansluiting Verbind de camera en het HDMI-apparaat (TV, enz.) met een in de handel verkrijgbare HDMI-kabel.
Verbinding met andere apparaten maken – Verbinden USB-poort Gebruik een USB-aansluitkabel om de camera met een PC, recorder of printer te verbinden. • Gebruik geen andere USB-aansluitkabels dan de bijgeleverde kabel.
Verbinding met andere apparaten maken – Beelden op een TV bekijken Beelden op een TV bekijken U kunt de camera met een TV of extern scherm verbinden om de opgenomen foto’s en video’s te bekijken. Van start: • Schakel de camera en de TV uit. 1 2 3 4 5 Verbind de camera en de TV met elkaar met een in de handel verkrijgbare HDMI-kabel. (ÎHDMI-aansluiting: 680) Schakel de TV in. Schakel de TV-input naar HDMI-input. Schakel de camera in. Laat het afspeelscherm weergeven. ≥Druk op [ ].
Verbinding met andere apparaten maken – Beelden op een TV bekijken • Met de standaardinstellingen worden de foto's weergegeven met de optimale resolutie voor de verbonden TV. De weergegeven resolutie kan veranderd worden in [Uitvoer resolutie (Afspelen)]. (Î[Uitvoer resolutie (Afspelen)]: 602) • Afhankelijk van de aspectratio kunnen boven, onder, links en rechts van de beelden grijze banden weergegeven worden.
Verbinding met andere apparaten maken – Beelden op een TV bekijken Gebruik van VIERA Link VIERA Link (HDAVI Control™) is een functie die u de mogelijkheid biedt uw afstandsbediening voor de Panasonic-TV te gebruiken, voor gemakkelijk uit te voeren handelingen, wanneer de camera verbonden is met een VIERA Link-compatibel apparaat, met gebruik van een HDMI-kabel voor automatisch gekoppelde handelingen. (Niet alle handelingen zijn mogelijk.
Verbinding met andere apparaten maken – Beelden op een TV bekijken • VIERA Link is een unieke functie van Panasonic die in een HDMI-bedieningsfunctie opgenomen is met gebruik van de standaard HDMI CEC (Consumer Electronics Control). Handelingen die gekoppeld zijn aan HDMI CEC-compatibele apparaten die door andere bedrijven vervaardigd zijn, worden niet gegarandeerd. • De camera ondersteunt “VIERA Link Ver.5”. “VIERA Link Ver.5” is de standaard voor Panasonic apparaten die compatibel zijn met VIERA Link.
Verbinding met andere apparaten maken – Beelden naar een PC importeren Beelden naar een PC importeren ≥ Beelden naar een PC kopiëren: 687 ≥ Installeren van de software: 691 Als u de camera op een PC aansluit, kunt u de opgenomen beelden naar de PC kopiëren. U zult software moeten gebruiken die compatibel is met het opgenomen videoformaat, om video's te kunnen afspelen op de PC. U kunt ook software gebruiken voor het verwerken en bewerken van RAW-beelden.
Verbinding met andere apparaten maken – Beelden naar een PC importeren Beelden naar een PC kopiëren Na het aansluiten op de pc kunt u de opgenomen beelden kopiëren door bestanden en mappen op deze camera naar de PC te verslepen. • De camera kan verbonden worden met een PC waarop ongeacht welke van de volgende besturingssystemen werkt die massa-opslagapparaten kunnen herkennen. Ondersteund OS Windows: Windows 10 Mac: macOS 10.13, 10.14, 10.15.3 tot 10.15.7, 11.0 tot 11.
Verbinding met andere apparaten maken – Beelden naar een PC importeren Van start: • Schakel de camera en de PC in. 1 2 3 Verbind de camera en de PC met de USB-aansluitkabel. (ÎUSB-poort: 681) Druk op 34 om [PC(Storage)] te selecteren en druk vervolgens op of . ≥Windows: De drive (“LUMIX” of het volumelabel van de kaart ingesteld met [Instelling CINE-stijlbestand]) wordt weergegeven in [Deze pc].
Verbinding met andere apparaten maken – Beelden naar een PC importeren Mapstructuur op kaart (A) AD_LUMIX CAMSET (B) DCIM 100XXXXX (C) (D) PXXX0001.JPG (E) (F) (G) PRIVATE PANA_GRP (H) 001AXXAX (D) A001C001_XXXXXX_XXXX.
Verbinding met andere apparaten maken – Beelden naar een PC importeren (E) JPG: JPEG-formaat foto's RW2: RAW-formaat foto's MP4: MP4-video's MOV: MOV-video's, Apple ProRes-video's (F) Bestandsnummer (G) Kleurruimte P: sRGB _: AdobeRGB (H) CINE Style video (I) Kaartnummer (J) Camera-index • Als [USB mode] op [PC(Storage)] gezet is in het [Set-up] ([AAN/UIT])-menu, zal de camera automatisch met de PC verbonden worden zonder dat het [USB mode]-selectiescherm weergegeven wordt.
Verbinding met andere apparaten maken – Beelden naar een PC importeren Installeren van de software Installeer de software voor het verwerken en bewerken van RAW-beelden. • Om de software te downloaden, moet uw PC met het internet verbonden worden. • De ondersteunde besturingssystemen zijn correct met ingang van januari 2022 en aan veranderingen onderhevig. SILKYPIX Developer Studio SE Deze software verwerkt en bewerkt RAW-beelden.
Verbinding met andere apparaten maken – Opslaan op een recorder Opslaan op een recorder Door de camera met een Blu-ray disc recorder of DVD recorder van Panasonic te verbinden kunt u de foto's en de video's opslaan. Van start: • Schakel de camera en de recorder in. • Plaats een kaart in kaartsleuf 1. 1 2 3 Verbind de camera en de recorder met de USB-aansluitkabel. (ÎUSB-poort: 681) Druk op 34 om [PC(Storage)] te selecteren en druk vervolgens op of . Bedien de recorder om de beelden op te slaan.
Verbinding met andere apparaten maken – Tethered opname Tethered opname ≥ Installeren van de software: 694 ≥ De camera vanaf een PC bedienen: 695 Als u de besturingssoftware “LUMIX Tether” voor camera's op uw PC installeert, kunt u de camera met de PC verbinden via USB en de camera vanaf de PC bedienen en opnames maken terwijl u de opname live op het PC-scherm bekijkt (tethered opname). Bovendien kunt u tijdens tethered recording via HDMI beelden naar een externe monitor of TV uitzenden.
Verbinding met andere apparaten maken – Tethered opname Installeren van de software “LUMIX Tether” Deze software dient voor de bediening van de camera vanaf een PC. De software stelt u in staat diverse instellingen te veranderen, remote opnames te maken en de beelden vervolgens op de PC op te slaan. Controleer onderstaande site en download en installeer vervolgens de software: https://panasonic.jp/support/global/cs/soft/download/d_lumixtether.
Verbinding met andere apparaten maken – Tethered opname De camera vanaf een PC bedienen Van start: • Schakel de camera en de PC in. • Installeer “LUMIX Tether” op de PC. 1 2 3 Verbind de camera en de PC met de USB-aansluitkabel. (ÎUSB-poort: 681) Druk op 34 om [PC(Tether)] te selecteren en druk vervolgens op of . ≥[ ] wordt op het scherm van de camera weergegeven. Gebruik “LUMIX Tether” om de camera vanaf de PC te bedienen.
Verbinding met andere apparaten maken – Printen Printen Als u de camera met een printer verbindt die PictBridge ondersteunt, kunt u foto's op de monitor van de camera selecteren en die printen. Van start: • Schakel de camera en de printer in. • Stel de printkwaliteit en andere instellingen op de printer in. 1 Speel de kaart af die de foto bevat die u wilt printen. ≥Druk op [ ].
Verbinding met andere apparaten maken – Printen 4 Druk op 21 om een foto te selecteren en druk vervolgens op of . ≥Druk om meerdere foto's te printen op 3, stel de selectiemethode van de foto's in en selecteer vervolgens de foto's. PictBridge 9HHOY DIGU 3ULQWHQ [Multi selecteren] Selecteert de te printen foto. 1 Druk op 3421 om een foto te selecteren en druk vervolgens op . • Druk opnieuw op 2 of om de instelling te annuleren. Druk op [DISP.] om de selectie te beëindigen.
Verbinding met andere apparaten maken – Printen Items instellen (Printinstellingen) [Print start] Start printen. [Print met dat.] Stelt het printen met datum in. • Als de printer het afdrukken van de datum niet ondersteunt, kan de datum niet worden afgedrukt. [Aantal prints] Stelt het aantal te printen beelden in (tot 999). [Papierafmeting] Stelt het papierformaat in. [Lay-out pagina] Stelt in of al dan niet randen toegevoegd moeten worden en hoeveel beelden op ieder vel papier afgedrukt worden.
Verbinding met andere apparaten maken – Printen • Als [USB mode] op [PictBridge(PTP)] gezet is in het [Set-up] ([AAN/UIT])-menu, zal de camera automatisch met de printer verbonden worden zonder dat het [USB mode]-selectiescherm weergegeven wordt. (Î[USB mode]: 601) • Zorg ervoor de camera niet uit te schakelen terwijl het printen in uitvoering is. • Als verbinding met de printer niet mogelijk is, zet [USB-voeding] dan op [OFF] en probeer opnieuw verbinding te maken.
Materialen Dit hoofdstuk beschrijft de procedures die geprobeerd kunnen worden als er een probleem is en het verstrekt informatie over de specificaties zodat u die kunt raadplegen.
Materialen – Accessoiresysteem van de Digitale Camera Accessoiresysteem van de Digitale Camera (De productnummers zijn correct met ingang van januari 2022.
Materialen – Optionele accessoires gebruiken Optionele accessoires gebruiken ≥ Afstandsbediening sluiter (optioneel): 703 ≥ Statiefgrip (Optioneel): 705 ≥ Netadapter (optioneel)/DC-koppelaar (optioneel): 706 • Voor informatie over de externe flitser (ÎGebruik een externe flitser (optioneel): 324) • Voor informatie over de externe microfoon (ÎExterne microfoons (optioneel): 374) • Voor informatie over de XLR Microfoonadapter (ÎXLR Microfoonadapter (optioneel): 379) • Bepaalde optionele accessoires kunne
Materialen – Optionele accessoires gebruiken Afstandsbediening sluiter (optioneel) U kunt de Afstandsbediening van de sluiter (DMW-RS2: optioneel) aansluiten om de camera als volgt te gebruiken: • De ontspanknop volledig indrukken zonder camerabewegingen • De ontspanknop vastzetten tijdens bulb-opnames en burst-opnames • De video-opname starten/beëindigen • De functies geregistreerd in de videotoets uit op de Afstandsbediening van de sluiter gebruiken Functies toewijzen aan de Video opnemen toets U kunt
Materialen – Optionele accessoires gebruiken • Gebruik altijd een originele Panasonic afstandsbediening voor sluiters (DMW-RS2: optioneel). • Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de Afstandsbediening van de sluiter voor details.
Materialen – Optionele accessoires gebruiken Statiefgrip (Optioneel) Bevestig een statiefgrip (DMW-SHGR1: optioneel) om als handgreep te gebruiken bij opnames onder hert lopen, als handgreep van het statief, of als afstandsbediening van de sluiter. • Sluit de handgreep kabel aan op de [REMOTE]-aansluiting op de camera. • Gebruik altijd een originele Panasonic statiefgrip (DMW-SHGR1: optioneel). • Het [Video-knop (op afstand)]-menu werkt niet met de statiefgrip.
Materialen – Optionele accessoires gebruiken Netadapter (optioneel)/DC-koppelaar (optioneel) Met een Netadapter (DMW-AC10: optioneel) en een DC-koppelaar (DMW-DCC17: optioneel) kunt u het opnemen en afspelen uitvoeren zonder u zorgen te maken over de resterende batterijlading. • Koop zowel de Netadapter als de DC-koppelaar als een set. Ze kunnen niet onafhankelijk van elkaar gebruikt worden.
Materialen – Weergave scherm/zoeker Weergave scherm/zoeker ≥ Opnamescherm: 707 ≥ Afspeelscherm: 723 • Het beeldscherm is een voorbeeld van schermweergave wanneer [LVF/ Monitorweerg. Ingest.] op [ ] gezet is. Opnamescherm (1) RAW BKT + AWB FINE L AFS GPS Fn4 Fn5 (2) (6) EXPS Fn6 (3) Fn7 OFF (4) 24m59s AEL BKT 60 F2.
Materialen – Weergave scherm/zoeker BKT AWB AWB AWB Witbalans Bracket, Witbalans Bracket (Kleurtemperatuur) (Î[Meer instellen] (Witbalans Bracket): 249) Afstellen van de witbalans (ÎDe witbalans aanpassen: 305) Fotostijl (Î[Fotostijl]: 307) EXPS Filterinstelling (Î[Filterinstellingen]: 317)/ Aanpassing filtereffect (ÎHet filtereffect aanpassen: 319) LUT View Assist (Î[V-Log View Assist]: 433) HLG View Assist (Î[HLG View Assist]: 438) Fotokwaliteit (Î[Beeldkwaliteit]: 123), Fotoresolutie (Î[Fotoresolut
Materialen – Weergave scherm/zoeker MFL Vergrendeling focusring (Î[Vergrendeling focusring]: 554) Focus peaking (Î[Focus Peaking]: 202) FULL Beeldzone voor video (Î[Beeldzone voor video]: 150) AF mode (ÎDe AF-modus selecteren: 167) AF-detectie-instelling (ÎAutomatische detectie: 170) Aandrijfstand (ÎDe aandrijfstand selecteren: 210) Verbonden met Wi-Fi (ÎControleren van de werking van de Wi-Fi en Bluetooth functies: 624) Verbonden met Bluetooth (ÎVerbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbindi
Materialen – Weergave scherm/zoeker (2) Zelfontspanner (ÎOpnemen met gebruik van de zelfontspanner: 238) Stille modus (Î[Stille modus]: 250) Beeldzone voor video (Î[Beeldzone voor video]: 150) Anamorfisch scherm aanpassen (Î[Anamorfisch scherm aanp.]: 441) Overlappingsaanduiding (Î[Zuivere overlay]: 572) LUT View Assist (Î[V-Log View Assist]: 433) Loop-recording (Î[Loop-recording (video)]: 445) Dynamic Range Boost (Î[Boost dynamisch bereik]: 363) (3) Ingebouwde microfoon/externe microfoon (Î[Weerg.
Materialen – Weergave scherm/zoeker (4) Histogram (Î[Histogram]: 566) AF-gebied (ÎVerplaatsing AF Area: 187) Puntfocusing (Î[Meetfunctie]: 268) Middelste marker (Î[Centrummarkering]: 576) Zelfontspanner (ÎOpnemen met gebruik van de zelfontspanner: 238) Vergrendelingshendel (ÎVergrendelingshendeltje bediening: 86) 24m59s Verstreken opnametijd (ÎBasisbediening voor video's: 126) Tijdcode (ÎTijdcode: 386) Beeld versturen (Î[Autom.
Materialen – Weergave scherm/zoeker Meetfunctie (Î[Meetfunctie]: 268) AE AEL 60 F2.8 BKT F2.
Materialen – Weergave scherm/zoeker (6) Waarschuwingsicoon temperatuurstijging (ÎOpnemen: 733) Waarschuwingsicoon ventilatorfout (ÎOverige: 746) A001C001 Videobestandsnaam (als [CINE-stijl] ingesteld is) (Î[Naam videobestand]: 588) Touch Tab (Î[Touch inst.
Materialen – Weergave scherm/zoeker (ÎEen filter instellen met aanraakbediening: 320)/ (ÎHandelingen tijdens het opnemen van video's: 349) Aanpassing filtereffect (ÎHet filtereffect aanpassen: 319) Filter on/off (ÎEen filter instellen met aanraakbediening: 320) EXPS Filterinstelling (Î[Filterinstellingen]: 317) Zoom (ÎHandelingen tijdens het opnemen van video's: 349) F SS Diafragmawaarde (ÎHandelingen tijdens het opnemen van video's: 349) Sluitertijd (ÎHandelingen tijdens het opnemen van video's: 349)
Materialen – Weergave scherm/zoeker Controlepaneel 1/60 F2.8 (1) 0 ISO (2) (3) 4:3 AFS (4) 0 0 100 Fn FINE 999 999 AWB (1) Opnamefunctie (ÎDe opnamemodus selecteren: 79) 1/60 Sluitertijd (ÎBasisbediening voor foto's: 118) F2.
Materialen – Weergave scherm/zoeker (3) Aandrijfstand (ÎDe aandrijfstand selecteren: 210) AFS Focusmodus (ÎSelecteren van de Focusmodus: 153, Opnemen met MF: 195) AF mode (ÎDe AF-modus selecteren: 167) FINE Fotokwaliteit (Î[Beeldkwaliteit]: 123) Beeldzone voor video (Î[Beeldzone voor video]: 150)/ Opnamebestandsformaat (Î[Format opnamebestand]: 134)/ Opnamekwaliteit (Î[Opn.
Materialen – Weergave scherm/zoeker (4) Fotostijl (Î[Fotostijl]: 307) AWB Witbalans (ÎWitbalans (WB): 300) Meetfunctie (Î[Meetfunctie]: 268) Kaartslot (ÎKaarten plaatsen (optioneel): 60)/ Dubbele kaartslotfunctie (Î[Functie dubbel kaartslot]: 587) Geen kaart Kaart vol 999 r20 R24m59s ---- Aantal foto's dat kan worden gemaakt (ÎAantal foto's dat kan worden gemaakt en video-opnametijd met kaarten: 770) Aantal foto's dat continu kan worden gemaakt (ÎAantal foto's dat continu opgenomen kan worden: 216) Vid
Materialen – Weergave scherm/zoeker Bedieningspaneel (Creatieve Videomodus) FPS (1) SHUTTER 60 (2) 11 3 (3) MOV 422/10-L FHD 59.94p 48kHz/24bit (4) IRIS F2.8 1/60 FULL TC DF 00:00:00:00 24m59s 24m59s -36 -24 -12 REC OFF -6 0 CH1 CH2 ISO (5) AUTO -2 -6 PHOTO STYLE 100 WB AWB (1) FPS 60 SHUTTER 1/60 IRIS F2.8 Framesnelheid (Î[Opn.
Materialen – Weergave scherm/zoeker (3) MOV 422/10-L FHD 59.94p Opnamebestandsformaat (Î[Format opnamebestand]: 134)/ Opnamekwaliteit (Î[Opn.
Materialen – Weergave scherm/zoeker (5) ISO AUTO 100 ISO-gevoeligheid (ÎISO-gevoeligheid: 294) Fotostijl (Î[Fotostijl]: 307)/ LUT View Assist (Î[V-Log View Assist]: 433)/ HLG View Assist (Î[HLG View Assist]: 438) Witbalans (ÎWitbalans (WB): 300) 720
Materialen – Weergave scherm/zoeker Audio-informatiedisplay 4ch/96kHz/24bit -36 -24 -12 -6 (1) -2 -6 -36 -24 -12 -6 CH3 CH4 EXT. GAIN (2) 0 CH1 CH2 -2 -6 Mute OFF STD. 4ch MIC Input ON 0 Monitor Audio Quality 96kHz/24bit Monitor CH REALTIME CH1/CH2 (1) Ingebouwde microfoon/externe microfoon (Î[Weerg. geluidsop.
Materialen – Weergave scherm/zoeker (2) EXT.GAIN STD. Mute OFF Audio Quality 96kHz/24bit 4ch MIC Input ON Monitor REALTIME Monitor CH CH1/CH2 Schakelaar versterking geluidsopname (Î[Versterk niveau geluidsopn.]: 367) Geluidsingang uitzetten(Î[Geluidsinvoer dempen]: 366) Geluidsopnamekwaliteit (Î[Kwaliteit geluidsopname]: 369) 4-kan microfooningang (Î[4-kanalen Mic.
Materialen – Weergave scherm/zoeker Afspeelscherm 2022.12.1 10:00 (1) 100-0001 1/999 8m30s 3 (2) GPS (3) (4) 60 F2.8 ±0 ISO100 (5) FINE L (1) Afspeelmodus (Î[Afspeelfunctie]: 506) Opnamedatum en -tijd (ÎDe klok instellen (Bij de eerste 2022.12.
Materialen – Weergave scherm/zoeker (2) 100-0001 A001C001 Map-/bestandsnummer (Î[Map- / Bestandsinstell.
Materialen – Weergave scherm/zoeker (3) Afspelen (video) (ÎVideo's afspelen: 477) Groepsbeelden (ÎGroepsbeelden: 492) Tijdcode (ÎTijdcode: 386) 96kHz/24bit MOV Geluidsopnamekwaliteit (Î[Kwaliteit geluidsopname]: 369) Opnamebestandsformaat (Î[Format opnamebestand]: 134)/ FHD 422/10-L Opnamekwaliteit (Î[Opn. kwaliteit]: 136) 59.94p Framesnelheid (Î[Opn. kwaliteit]: 136)/ 60/59.
Materialen – Weergave scherm/zoeker Weergave van gedetailleerde informatie 1/5 AFS 4:3 L ISO 100 STD. 0 FINE sRGB 1 5500 F2.8 60 0 2022.12. 1 10:00 100-0001 (1) (2) (3) (4) (5) (1) Kaartslot (ÎKaarten plaatsen (optioneel): 60) (2) Opnamedatum en -tijd (ÎDe klok instellen (Bij de eerste inschakeling): 72) (3) Map-bestandsnummer (Î[Map- / Bestandsinstell.
Materialen – Weergave scherm/zoeker Fotostijl-display 3/5 ISO 100 0 F2.8 60 2022.12. 1 10:00 100-0001 Weergave witbalans 4/5 1 5500K ISO 100 0 G A B F2.8 60 2022.12. 1 10:00 M 100-0001 Weergave lensinformatie 5/5 ISO 60 100 0 F2.8 2022.12.
Materialen – Displayberichten Displayberichten Betekenissen van de belangrijkste berichten die op het camerascherm weergegeven worden en methoden om daarop te reageren. Kaart [Storing geheugenkaart]/[Kaart formateren ?] • Het is een formaat dat niet gebruikt kan worden met de camera. Of u steekt een andere kaart naar binnen of u maakt een back-up van alle benodigde gegevens voordat u formatteert. (Î[Kaart formatteren]: 586) [Storing geheugenkaart]/[Deze geheugenkaart kan niet worden gebruikt.
Materialen – Displayberichten [Opname bew. beelden geann. schrijfsnelheid kaart te beperkt] • De kaart voldoet niet aan de schrijfsnelheidseisen voor opnames. Kaarten die gebruikt kunnen worden zijn afhankelijk van de videobeeldkwaliteit. Controleer of de kaart die u gebruikt voldoet aan de eisen die voor opnemen gesteld worden. (ÎSD-kaarten die gebruikt kunnen worden met deze camera: 25) * Controleer bij de fabrikant van de kaart de specificaties van hun kaarten.
Materialen – Displayberichten Lens [Lens niet goed aangesloten. Druk niet op lensontkoppelingsknop als lens is aangesl.] • Verwijder de lens in één keer en breng hem weer aan zonder op de vrijgaveknop van de lens te drukken. (ÎEen lens bevestigen: 64) Schakel de camera weer in en neem contact op met uw verkoper als de weergave blijft aanhouden. [Lensfout. Controleer lens of lens juist opgezet is.
Materialen – Displayberichten Overige [Sommige foto's kunnen niet gewist worden]/[Deze foto kan niet gewist worden] • Beelden die niet aan de DCF-norm voldoen, kunnen niet gewist worden. Maak een back-up van alle benodigde gegevens alvorens de kaart te formatteren. (Î[Kaart formatteren]: 586) [Creëren van een map niet mogelijk] • Het maximum aantal mapnummer is bereikt, er kunnen dus geen nieuwe mappen gecreëerd worden.
Materialen – Problemen oplossen Problemen oplossen ≥ Stroom, Batterij: 732 ≥ Opnemen: 733 ≥ Video: 738 ≥ Afspelen: 739 ≥ Monitor/Zoeker: 740 ≥ Flitser: 741 ≥ Wi-Fi-functie: 742 ≥ TV, PC, Printer: 745 ≥ Overige: 746 Probeer eerst de volgende procedures. Als het probleem niet verholpen is, kan het verbeterd worden door de selectie van [Resetten] (Î[Resetten]: 104) in het [Set-up] ([Instelling])-menu. Stroom, Batterij De camera wordt automatisch uitgeschakeld. • [Batterijbesparingsmodus] is ingeschakeld.
Materialen – Problemen oplossen Opnemen De opname stopt voordat hij klaar is. Kan niet opnemen. Kan bepaalde functies niet gebruiken. • De temperatuur van de camera of de kaart stijgt sneller in de volgende omstandigheden: als de omgevingstemperatuur hoog is en tijdens continu gebruik zoals bij het opnemen van hoge definitie video's, burstfoto's met hoge snelheid, of uitzenden via HDMI. Wanneer de temperatuur van de camera of van de kaart stijgt, verschijnt [ ] knipperend o het scherm.
Materialen – Problemen oplossen Het opgenomen beeld is te licht of te donker. • Controleer of AE Lock niet ingesteld is als dat niet passend is. (ÎFocus en belichting vergrendelen (AF/AE vergrendeling): 292) Er worden meerdere beelden in één keer opgenomen. • Als de aandrijfstand op [ ] (Burst Shot 1) of [ ] (Burst Shot 2) gezet is, zullen burstfoto's gemaakt worden als de sluiterknop ingedrukt wordt en ingedrukt gehouden blijft.
Materialen – Problemen oplossen Het opgenomen beeld is wazig. De beeldstabilisatie is niet doeltreffend. • De sluitertijd zal langer worden en de beeldstabilisatiefunctie kan mogelijk niet naar behoren werken als foto's gemaakt worden op donkere plaatsen. Gebruik in die gevallen een statief en de zelfontspanner om opnames te maken. Het opgenomen beeld ziet er ruw uit. Er verschijnt ruis op de foto. • Probeer het volgende: – Verlaag de ISO-gevoeligheid.
Materialen – Problemen oplossen Er kunnen strepen of beeldflikkering verschijnen onder verlichting, zoals fluorescente verlichting en LED-verlichting. • Dit is kenmerkend voor MOS-sensoren die dienst doen als de pickupsensoren van de camera. Dit is geen storing. • Als de elektronische sluiter (Î[Sluitertype]: 252) gebruikt wordt, zal het verlagen van de sluitertijd het effect van de horizontale strepen verkleinen.
Materialen – Problemen oplossen De helderheid of kleur van de opgenomen beelden verschilt van de eigenlijke scène. • Als wordt opgenomen bij verlichting zoals fluorescente verlichting, LED-verlichting, enz., kan de verkorting van de sluitertijd lichte veranderingen op de helderheid en de kleur aanbrengen. Deze zijn het resultaat van de kenmerken van de lichtbron en duiden niet op een slechte werking.
Materialen – Problemen oplossen Video Kan geen video's opnemen. • Probeer het opnieuw nadat u [Systeemfrequentie] naar de oorspronkelijke instelling hebt teruggezet of een andere kaart hebt geplaatst. • Als een kaart met grote capaciteit gebruikt wordt, bent u mogelijk een tijdje neit in staat om op te nemen nadat de camera ingeschakeld is. • Er zijn [Format opnamebestand] en [Opn. kwaliteit] die niet op SD-kaarten opgenomen kunnen worden. Gebruik CFexpress-kaarten.
Materialen – Problemen oplossen Afspelen Kan niet afspelen. Er zijn geen foto’s opgenomen. • Mappen en beelden die op een PC verwerkt worden, kunnen niet op de camera afgespeeld worden. • Sommige beelden worden niet weergegeven wanneer de [Afspeelfunctie] is ingesteld. Zet op [Normaal afsp.]. (Î[Afspeelfunctie]: 506) • Video's die zijn opgenomen met een [Systeemfrequentie]-instelling, kunnen niet worden afgespeeld. Zet de instelling van [Systeemfrequentie] op die welke u tijdens de opname gebruikte.
Materialen – Problemen oplossen Monitor/Zoeker Het scherm/de zoeker wordt uitgeschakeld als de camera ingeschakeld wordt. • Als gedurende de ingestelde tijdsduur geen handelingen uitgevoerd worden, wordt [Auto LVF/scherm uit] (Î[Auto LVF/scherm uit]: 58) geactiveerd wordt het scherm/ de zoeker uitgeschakeld. • Als een voorwerp of uw hand zich vlakbij de oogsensor bevinden, kan het zijn dat de monitorweergave naar de zoekerweergave overschakelt.
Materialen – Problemen oplossen Het updaten van de weergegeven informatie op het scherm vindt soms langzaam plaats. • Wanneer functies gebruikt worden die de verwerking in de camera zwaarder maken, kan het updaten van de weergegeven informatie op het scherm langzamer plaatsvinden maar dit is geen storing. De opgenomen beelden zullen niet gewijzigd worden. Functies die de werking in de camera zwaarder maken: – [Opn.
Materialen – Problemen oplossen Wi-Fi-functie Er kan geen Wi-Fi-verbinding tot stand gebracht worden. Radiogolven verbreken de verbinding. Het draadloze toegangspunt wordt niet weergegeven. Tips van algemene aard voor het gebruik van een Wi-Fi-verbinding • Gebruik het toestel binnen het communicatiebereik van het apparaat dat aangesloten moet worden. • Gebruik vlakbij apparaten die gebruik maken van de 2,4-GHz-frequentie zoals magnetrons en draadloze telefoons, waardoor de radiogolf verloren gaat.
Materialen – Problemen oplossen Kan geen verbinding maken met een draadloos toegangspunt. • De informatie van het draadloze toegangspunt die op de camera ingesteld is, is verkeerd. Controleer het type authentificatie en de coderingssleutel. (ÎVerbinden via handmatige input: 670) • Radiogolven vanaf andere inrichtingen kunnen de verbinding naar een draadloos toegangspunt blokkeren.
Materialen – Problemen oplossen De PC wordt niet herkend als ik een Wi-Fi-verbinding gebruik. De camera kan niet via de Wi-Fi-functie met de PC verbonden worden. • Op het moment van aankoop is deze camera ingesteld om een werkgroepnaam van “WORKGROUP” te gebruiken. Als u de werkgroepnaam van de PC veranderd heeft, zal die niet worden herkend. Verander in het [Wi-Fi setup]-menu [PC-verbinding], de werkgroepnaam van de PC waarmee verbinding wordt gemaakt.
Materialen – Problemen oplossen TV, PC, Printer De TV-beelden worden met grijze banden weergegeven. • Afhankelijk van de [Aspectratio], zouden er grijze banden afgebeeld kunnen worden boven en onderaan of links en rechts van de beelden. U kunt de kleur van de band wijzigen in [Achtergrondkleur (afspelen)] in [HDMI-verbinding] van het [Set-up] ([AAN/UIT])-menu. (Î[Achtergrondkleur (afspelen)]: 603) De beelden kunnen zelfs niet geïmporteerd worden wanneer er verbinding met een PC is.
Materialen – Problemen oplossen Overige [ ] wordt op het scherm weergegeven. • De ventilator is gestopt. Schakel de camera uit en weer in. Als de ventilator niet werkt nadat u de camera uit en vervolgens weer aan hebt gezet, raadpleeg dan de dealer. • De temperatuur van de camera zal stijgen als u doorgaat met de camera gebruiken terwijl de ventilator is gestopt. Een lange tijd niet gebruiken. Er klinkt een alarm wanneer de kaartklep geopend wordt.
Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik De camera Houd dit toestel zo ver mogelijk uit de buurt van elektromagnetische apparatuur (zoals magnetrons, televisie, videospelletjes, enz.). • Indien u dit toestel op of naast een televisie gebruikt, kunnen beeld en/of geluid op dit toestel onderbroken worden door de straling van de elektromagnetische golven. • Gebruik dit toestel niet in de buurt van een mobiele telefoon.
Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Houd items verwijderd van de magnetische onderdelen (A)/(B)/(C) die gemakkelijke de invloed van magnetisme kunnen ondergaan. De effecten van magneten kunnen tot gevolg hebben dat items als bankpasjes, OV-kaarten en klokken ophouden met correct te werken. (A) (B) (C) Het toestel niet bespuiten met insectenverdelgers of chemische middelen. • Wordt het toestel met chemische middelen bespoten dan kan het beschadigd raken en de afwerkingslaag er van af gaan.
Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Bij gebruik in een koud klimaat of bij lage temperaturen • Er kunnen brandwonden veroorzaakt worden als u de metalen delen van de camera lange tijd en op een koude plaats in rechtstreeks contact met de huid laat (in een omgeving met temperaturen van 0 oC of lager, zoals ski-oorden of plaatsen op grote hoogte). Draag handschoenen wanneer u het toestel lange tijd gebruikt.
Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Reiniging Voordat u de camera reinigt, dient u de batterij of de DC-koppelaar te verwijderen en de stekker uit het stopcontact te trekken. Veeg de camera vervolgens af met een droge, zachte doek. • Wanneer het toestel vuil is, kan het schoongemaakt worden door het vuil eraf te wrijven met een uitgewrongen natte doek en vervolgens met een droge doek. • Geen schoonmaakmiddelen gebruiken zoals benzeen, verdunner, alcohol, keukenschoonmaakmiddelen, enz.
Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Vuil op de beeldsensor Als vuil in de lensbevestiging komt wanneer van lens verwisseld wordt, kan dit vuil afhankelijk van de opname-omstandigheden op de beeldsensor terechtkomen en op de opgenomen foto komen te staan. Om te voorkomen dat er vuil of stof op de interne delen van het toestel komen, kunt u beter niet de lens omwisselen in een stoffige omgeving en altijd de body-kap of lens erop doen wanneer u de camera opbergt.
Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik De zoeker reinigen Als de zoeker vuil is, verwijder dan de oogdop en reinig. Terwijl u op het vergrendelingshendeltje van de oogdop (D) duwt, duwt u de oogdop in de richting van de pijl en verwijdert u (E). Blaas het vuil van het oppervlak van de zoeker met gebruik van een in de handel verkrijgbare blower en veeg het oppervlak vervolgens zachtjes schoon met een zachte, droge doek.
Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Monitor/Zoeker • Druk niet hard op het scherm. Dit kan een onregelmatige kleur of en storing veroorzaken. • Er is van extreem hoge precisietechnologie gebruik gemaakt voor de productie van het beeldscherm van het scherm/de zoeker. Toch kunnen er donkere of lichte punten op het scherm staan of punten die continu branden (rood, blauw of groen). Dit is geen storing.
Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Lens • Wanneer u deze lens gebruikt, moet u erop letten hem niet te laten vallen, ertegen te stoten of onnodige kracht erop uit te oefenen. Dit kan storingen of beschadiging van deze lens en de digitale camera veroorzaken. • Richt de lens niet op de zon of sterke lichtbronnen. Het geconcentreerde licht kan brand of schade veroorzaken. • De beelden kunnen de invloed ondergaan van stof, vuil en vervuiling (water, olie, vingerafdrukken, enz.
Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Batterij De batterij is een oplaadbare lithium-ion batterij. Deze is erg gevoelig voor temperatuur en vochtigheid en het effect op de prestaties neemt toe wanneer de temperatuur stijgt of daalt. Haal de batterij altijd uit het toestel na gebruik. • Doe de verwijderde batterij voor opslag of vervoer in een plastic zak bijv. en bewaar deze ver van metalen voorwerpen (paperclips, enz.) voor opslag of transport.
Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Lader, Netadapter • De laadlampjes kunnen knipperen onder de invloed van statische elektriciteit of elektromagnetische golven, afhankelijk van de laadomgeving. Dit fenomeen is niet van invloed op het laden. • Als u een batterijlader vlak bij een radio gebruikt, kan dit de radio-ontvangst storen. De lader 1 m of meer verwijderd houden van de radio. • De Netadapter kan tijdens het gebruik een elektrische zoemtoon laten klinken; dit is geen storing.
Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Persoonlijke Informatie Persoonlijke informatie is in de camera opgeslagen en in beelden opgenomen. Wij raden aan dat u de beveiliging verbetert door een Wi-Fi-wachtwoord en een Wi-Fi-functievergrendeling in te stellen om uw persoonlijke informatie te beveiligen. (Î[Wi-Fi setup]-menu: 677) • De beelden kunnen informatie bevatten die gebruikt kan worden om de gebruiker te identificeren, zoals opnamedatums en -tijden, en locatie-informatie.
Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Punten waarmee rekening gehouden moet worden wanneer de geheugenkaart afgedankt/overgedragen wordt Het formatteren of wissen met gebruik van de camera of een PC zal alleen de informatie van het bestandsmanagement veranderen en zal de gegevens in de geheugenkaart niet volledig wissen.
Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Statief • Zet het statief goed vast als u het toestel erop bevestigt. • Als een statief gebruikt wordt, is het misschien niet mogelijk de batterij te verwijderen. • Zorgvuldigheid is vereist omdat het overmatig vastdraaien van de schroef de camera kan beschadigen of tot gevolg hebben dat het typeplaatje losraakt.
Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Wi-Fi-functie Gebruik de camera als een draadloos LAN-apparaat. Als apparaten of computersystemen gebruikt worden die een meer betrouwbare beveiliging dan draadloze LAN-apparaten vereisen, controleer dan of passende maatregelen getroffen zijn voor veiligheidsontwerpen en defecten van de gebruikte systemen.
Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en beschikbare opnametijd met de batterij Aantal foto's dat kan worden gemaakt en beschikbare opnametijd met de batterij Hieronder worden het aantal foto's vermeld dat opgenomen kan worden en de tijd die voor de opname beschikbaar is als de bijgeleverde batterij gebruikt wordt. • Het aantal foto's dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op de CIPA (Camera & Imaging Products Association) standaard.
Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en beschikbare opnametijd met de batterij Foto's opnemen (wanneer de zoeker gebruikt wordt) Als de onderling verwisselbare lens (H-ES12060) gebruikt wordt Gebruikte kaart Aantal foto's kan worden gemaakt CFexpress-kaart 330 (750) SDXC-geheugenkaart 360 (850) Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12060) gebruikt wordt Gebruikte kaart Aantal foto's kan worden gemaakt CFexpress-kaart 350 (800) SDXC-geheugenkaart 380 (900) • De nummers tussen h
Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en beschikbare opnametijd met de batterij Video's opnemen (wanneer het scherm gebruikt wordt) Als de onderling verwisselbare lens (H-ES12060) gebruikt wordt (A) Een CFexpress-kaart gebruiken (B) Een SDXC-geheugenkaart gebruiken [Format opnamebestand] [MP4] [Opn.
Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en beschikbare opnametijd met de batterij [MOV] [5.7K/60p/420/10-L] (A) 60 [5.
Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en beschikbare opnametijd met de batterij [5.7K/30p/422 HQ] [5.7K/30p/422] [Apple ProRes] [5.7K/25p/422 HQ] [5.7K/25p/422] [5.7K/24p/422 HQ] [5.7K/24p/422] (A) 60 30 60 30 70 35 70 35 70 35 70 35 (B) (A) (B) (A) (B) (A) (B) (A) (B) (A) (B) • De huidige beschikbare opnametijd is de tijd die voor de opname beschikbaar is als handelingen, zoals het in- en uitschakelen van de camera, het starten/stoppen van de opname, enz. herhaald worden.
Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en beschikbare opnametijd met de batterij Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12060) gebruikt wordt (A) Een CFexpress-kaart gebruiken (B) Een SDXC-geheugenkaart gebruiken [Format opnamebestand] [MP4] [Opn.
Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en beschikbare opnametijd met de batterij [MOV] [5.7K/60p/420/10-L] (A) 60 [5.
Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en beschikbare opnametijd met de batterij [5.7K/30p/422 HQ] [5.7K/30p/422] [Apple ProRes] [5.7K/25p/422 HQ] [5.7K/25p/422] [5.7K/24p/422 HQ] [5.7K/24p/422] (A) 70 35 70 35 70 35 70 35 70 35 70 35 (B) (A) (B) (A) (B) (A) (B) (A) (B) (A) (B) • De huidige beschikbare opnametijd is de tijd die voor de opname beschikbaar is als handelingen, zoals het in- en uitschakelen van de camera, het starten/stoppen van de opname, enz. herhaald worden.
Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en beschikbare opnametijd met de batterij Afspelen (met gebruik van de monitor) Als de onderling verwisselbare lens (H-ES12060) gebruikt wordt Gebruikte kaart Afspeeltijd CFexpress-kaart 240 minuten SDXC-geheugenkaart 240 minuten Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12060) gebruikt wordt Gebruikte kaart Afspeeltijd CFexpress-kaart 250 minuten SDXC-geheugenkaart 260 minuten • Het aantal foto's dat kan worden gemaakt en de beschikbare opname
Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en video-opnametijd met kaarten Aantal foto's dat kan worden gemaakt en video-opnametijd met kaarten Hieronder wordt het aantal foto's opgesomd alsmede de tijden van video's die opgenomen kunnen worden op een kaart. • De opgesomde waarden zijn bij benadering.
Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en video-opnametijd met kaarten Video-opnametijd • “h” is een afkorting voor uur, “m” voor minuut en “s” voor seconde. • Video-opnametijd is de totale tijd van alle video's die opgenomen zijn. • [Format opnamebestand]: [MP4] [Systeemfrequentie]: [59.94Hz (NTSC)] [Opn.
Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en video-opnametijd met kaarten • [Format opnamebestand]: [MOV] [Systeemfrequentie]: [59.94Hz (NTSC)] [Opn.
Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en video-opnametijd met kaarten [5.8K/30p/420/10-L]/ [5.8K/24p/420/10-L]/ [5.7K/30p/420/10-L]/ [5.
Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en video-opnametijd met kaarten [Systeemfrequentie]: [50.00Hz (PAL)] [Opn. kwaliteit] Capaciteit CFexpress-kaart 128 GB 256 GB 512 GB [C4K/50p/422/10-I(H)]/ [4K/50p/422/10-I(H)]/ [FHD/200p/422/10-I] 21m00s 42m00s 1h25m [C4K/50p/422/10-I(L)]/ [4K/50p/422/10-I(L)] 28m00s 56m00s [C4K/25p/422/10-I]/ [4K/25p/422/10-I]/ [FHD/100p/422/10-I] 42m00s [5.7K/50p/420/10-L]/ [4.
Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en video-opnametijd met kaarten [FHD/50p/422/10-L]/ [FHD/50p/420/10-L]/ [FHD/50i/422/10-I]/ [FHD/25p/422/10-L]/ [FHD/25p/420/10-L] 2h45m 5h40m 11h20m 1h25m 2h45m 5h25m [FHD/50i/422/10-L] 5h35m 11h15m 22h40m 2h50m 5h35m 10h55m 775
Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en video-opnametijd met kaarten [Systeemfrequentie]: [24.00Hz (CINEMA)] [Opn. kwaliteit] Capaciteit CFexpress-kaart Capaciteit SD-kaart 128 GB 256 GB 512 GB 64 GB 128 GB 256 GB [C4K/24p/422/10-I]/ [4K/24p/422/10-I]/ [FHD/120p/422/10-I] 42m00s 1h20m 2h50m 21m00s 42m00s 1h20m [5.7K/48p/420/10-L]/ [4.4K/48p/420/10-L]/ [C4K/120p/420/10-L]/ [4K/120p/420/10-L] 56m00s 1h50m 3h45m 28m00s 56m00s 1h45m [5.8K/24p/420/10-L]/ [5.
Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en video-opnametijd met kaarten • [Format opnamebestand]: [Apple ProRes] [Systeemfrequentie]: [59.94Hz (NTSC)] [Opn. kwaliteit] Capaciteit CFexpress-kaart 128 GB 256 GB 512 GB [5.7K/30p/422 HQ] 8m00s 17m00s 35m00s [5.7K/30p/422] 13m00s 26m00s 53m00s [5.7K/24p/422 HQ] 11m00s 22m00s 44m00s [5.7K/24p/422] 16m00s 33m00s 1h05m [Systeemfrequentie]: [50.00Hz (PAL)] [Opn. kwaliteit] Capaciteit CFexpress-kaart 128 GB 256 GB 512 GB [5.
Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en video-opnametijd met kaarten • Het aantal foto's dat gemaakt kan worden zal kleiner zijn en de beschikbare opnametijd zal korter zijn, afhankelijk van de gebruikte SD-kaart wanneer opgenomen wordt met [Gesegment. bestandsopn.] of [Loop-recording (video)]. • Afhankelijk van de opname-omstandigheden en het type kaart kunnen het aantal foto's dat kan worden gemaakt en de beschikbare video-opnametijd variëren.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Lijst met standaardinstellingen/ voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren : Door [Resetten] te gebruiken, wordt de functie op de standaardinstellingen gezet : Door [Opslaan in Voorkeursmodus] te gebruiken, worden de instellingsdetails van de functie in de Voorkeuzemodus opgeslagen : Door [Camera-inst. Opsl./Herstel.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren [Min. sluitertijd] [AUTO] 3 3 3 [Vignetteercomp.] [OFF] 3 3 3 [Diffractiecompensatie] [OFF] 3 3 3 [Filtereffect] [OFF] 3 3 3 [Gelijktijdig zond. filter] [OFF] 3 3 3 [Filterinstellingen] Menu [Foto]: Standaardinstellingen [Focus] [AF-detectie-instelling] [OFF] 3 3 3 [Onderwerp detecteren] [HUMAN] 3 3 3 [AF Aang. Inst.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Foto]: Standaardinstellingen [Flitser] [Flitserfunctie] [ ] 3 3 3 [Flitser functie] [TTL] 3 3 3 [Flitser instel.] [±0 EV] 3 3 3 [Flits-synchro] [1ST] 3 3 3 [Handmatige flitserinstel.] [1/1] 3 3 3 [Auto. belichtingscomp.] [OFF] 3 3 3 [Draadloos] [OFF] 3 3 3 [Draadloos kanaal] [1CH] 3 3 3 [Draadl.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Foto]: Standaardinstellingen [Overig (Foto)] [Type Bracketing] [OFF] 3 3 3 [Meer instellen] — 3 3 3 [OFF] 3 3 3 [Bedieningsstand] [ ] 3 3 3 [E-stabilisatie (Video)] [OFF] 3 3 3 [BS versterken (video)] [OFF] 3 3 3 [Anamorfisch (Video)] [OFF] 3 3 [Lensinformatie] [Lens1] 3 [Burst Shot 1 Inst.] [H] 3 3 3 [Burst Shot 2 Inst.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Video]: Standaardinstellingen [Afbeeldingskwaliteit] [Belicht.stand] [P] [Fotostijl] [ [Meetfunctie] [ [Boost dynamisch bereik] 3 3 3 3 3 3 ] 3 3 3 [OFF] 3 3 3 [ISO Auto Onderl. Inst.] [100] 3 3 3 [ISO Auto Bovenl. Inst.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Video]: Standaardinstellingen [Afbeeldingsindeling] Wanneer [Systeemfrequentie] ingesteld is op [59.94Hz (NTSC)] of [50.00Hz (PAL)]: [MP4] [Format opnamebestand] Wanneer [Systeemfrequentie] op [24.00Hz (CINEMA)] gezet is: [MOV] [Beeldzone voor video] [FULL] 3 3 3 3 3 3 3 3 3 Wanneer [Systeemfrequentie] op [59.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Video]: Standaardinstellingen [Focus] [AF-detectie-instelling] [OFF] 3 3 3 [Onderwerp detecteren] [HUMAN] 3 3 3 [ON] / [OFF] [OFF] 3 3 3 [SET] — 3 3 3 [ON] / [OFF] [OFF] 3 3 3 [SET] — 3 3 3 [Continu AF] [MODE1] 3 3 3 [AF ass. lamp] [ON] 3 3 3 [ON] / [OFF] [ON] 3 3 3 [SET] — 3 3 3 [FAST] 3 3 3 [AF Aang. Inst.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Video]: Standaardinstellingen [Audio] [ON] / [OFF] [OFF] 3 3 3 [SET] — 3 3 3 [Geluidsinvoer dempen] [OFF] 3 3 3 [Versterk niveau geluidsopn.] [STANDARD] 3 3 3 [Aanp. geluidsopn.niveau] [0dB] 3 3 3 [Kwaliteit geluidsopname] [48kHz/24bit] 3 3 3 [Begr. geluidsopn.niveau] [ON] 3 3 3 [Uitsch.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Video]: Standaardinstellingen [Overig (Video)] [Stille modus] [Beeldstabilisatie] [Zelf ontsp.-instelling] [OFF] 3 3 3 [Bedieningsstand] [ ] 3 3 3 [E-stabilisatie (Video)] [OFF] 3 3 3 [BS versterken (video)] [OFF] 3 3 3 [Anamorfisch (Video)] [OFF] 3 3 [Lensinformatie] [Lens1] 3 [Zelf ontsp.] [ 3 3 3 [Zelf ontsp.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Voorkeuze]: Standaardinstellingen [Afbeeldingskwaliteit] [Fotostijl tonen/verbergen] — 3 3 3 [Fotostijl-instellingen] [Mijn Fotostijl-instellingen] — 3 3 3 [Fotostijl resetten] — [ISO-verhoging] [1/3 EV] 3 3 3 [Uitgebreide ISO] [OFF] 3 3 3 [Multimeting] [±0EV] 3 3 3 [Centrum] [±0EV] 3 3 3 [Spot] [±0EV] 3 3 3 [Lichtgewogen meting] [±0EV] 3 3 3
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Voorkeuze]: Standaardinstellingen [Focus/Sluiter] [AFS] [FOCUS] 3 3 3 [AFC] [BALANCE] 3 3 3 [Focusoversch. vr Ver./ Hor.] [OFF] 3 3 3 [AE-vergr.-vast] [OFF] 3 3 3 [AF+MF] [OFF] 3 3 3 [Focusring] [ON] 3 3 3 [AF mode] [ON] 3 3 3 [Druk op joystick] [OFF] 3 3 3 [MF assist weergave] [PIP] 3 3 3 3 3 3 [Prio.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren [Sluiter-focus] [ON] 3 3 3 [Weergave oogdetectie] [ON] 3 3 3 [Ontsp. knop half indr.] [OFF] 3 3 3 [Wijs video-opn. toe aan sluiter] [ON] 3 3 3 [Quick AF] [OFF] 3 3 3 [Oogsensor AF] [OFF] 3 3 3 [Loop verpl. focus kader] [OFF] 3 3 3 [Behoud schermvergroting] [ON] 3 3 3 [PIP-scherm] [PIP] 3 3 3 [Vergr. liveweerg.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Voorkeuze]: [Instellingen Q.MENU] [Touch inst.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren [AF ON]-knop [ ] 3 3 3 Joystick [ ] 3 3 3 [Q]-knop [ ] 3 3 3 Cursorknoppen / [MENU/ SET]-knop [ ] 3 3 3 Bedieningsknop [ ] 3 3 3 [ [ ] 3 3 3 [ ] 3 3 3 Touch scherm [ ] 3 3 3 [ ] (Annuleer)-knop / [ ] (Wis)-knop / Fn-knop (Fn1) [ ] 3 3 3 [DISP.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren [Fn knopinstelling] [Instelling in opnamemodus] — 3 3 3 [Instelling in afspeelmodus] — 3 3 3 [AFTER PRESSING2] 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 ] 3 3 3 [OFF] 3 3 3 [Instelling dialwerking] — 3 3 3 [Draaien(bediening via menu)] [ 3 3 3 [WB/ISO/Expo.-knop] [Instellingen ISO-weergave] [Inst.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Voorkeuze]: Standaardinstellingen [Scherm/Display (Foto)] [Tijdsduur (foto)] [OFF] 3 3 3 [Prior.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Voorkeuze]: Standaardinstellingen [Scherm/Display (Video)] [Lees LUT-Bestand] — [LUT Selecteren] [Vlog_709] 3 3 3 [V-Log View Assist] [LUT weergavehulp (Monitor)] [OFF] 3 3 3 [LUT weergavehulp (HDMI)] [OFF] 3 3 3 [Scherm] [MODE2] 3 3 3 [HDMI] [AUTO] 3 3 3 [Anamorfisch scherm aanp.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Voorkeuze]: Standaardinstellingen [AAN/UIT] [Info tonen] [OFF] 3 3 3 [Omlaag Converteren] [AUTO] 3 3 3 [OFF] 3 3 3 [Geluid output (HDMI)] [ON] 3 3 3 [Vergrote live-weergave] [OFF] 3 3 3 [AUTO2] 3 3 3 [Statuslamp voor aan] [H] 3 3 3 [Statuslamp achter aan] [L] 3 3 3 [HDMI-opname-output] [HDMI-opnamebedien.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Set-up]: Standaardinstellingen [Kaart/bestand] [Kaart formatteren] [Functie dubbel kaartslot] — [Opnamemethode] [ [Bestemming kaartslot] [ 3 3 ] 3 3 [Hetzelfde als Foto (DCF-norm)] 3 3 [Camera-index] [A] 3 3 [Volgend kaartnummer] [001] 3 3 [Map Selecteren] — [Maak nieuwe map] — 3 3 [OFF] 3 3 [OFF] 3 3 [Naam videobestand] [Instelling CINE-stijlbestand
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Set-up]: Standaardinstellingen [Scherm / Display] [Slaapsmodus] [5MIN.] 3 3 [Slaapsmodus (Wi-Fi)] [ON] 3 3 [5MIN.] 3 3 [Batt. Besparende LVF-Opn.] — 3 3 [Max. temperatuur voor opn.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Set-up]: Standaardinstellingen [AAN/UIT] [Toon] [Beep volume] [ ] 3 3 [AF-Piep Volume] [ ] 3 3 [AF-Pieptoon] [ ] 3 3 [E-shutter vol] [ ] 3 3 [E-Shuttertoon] [ ] 3 3 3 [Koptelefoonvolume] [LEVEL3] 3 [Kanaal geluidscontrole (afs.)] [COMBINED WITH REC] 3 [Wi-Fi] — 3 [Bluetooth] — 3 [USB] [USB mode] [ ] [Select.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Set-up]: Standaardinstellingen [Instelling] [Opslaan in Voorkeursmodus] — 3 3 [Voorkeursmodus laden] — 3 3 [3] 3 3 — 3 3 — 3 3 [Selecteer laadgegevens] — 3 3 [Opsl.] — [Laden] — [Wissen] — 3 3 [Limiteer aantal voorkeursmodi] [Voorkeursmodus- [Naam bewerken] instellingen] [Voorkeursmodus herladen] [Camera-inst. Opsl./Herstel.] [Houd inst.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Set-up]: Standaardinstellingen [Overig] [Klokinst.] 0:00:00 1/1/2022 [Tijdzone] *1 [Systeemfrequentie] [59.94Hz (NTSC)] / [50.00Hz (PAL)]*1 [Pixelverbeter.] — [Sensorreiniging] — [Taal] *1 [Versie disp.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Mijn Menu]: Standaardinstellingen [Mijn menu bewerken] [Toevoegen] — [Sorteren] — [Wissen] — [Weerg. in Mijn Menu] [OFF] Menu [Afspelen]: 3 3 3 3 Standaardinstellingen [Afspeelmodus] [Afspeelfunctie] [Normaal afsp.
Materialen – Lijst met standaardinstellingen/voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Menu [Afspelen]: Standaardinstellingen [Info toevoegen/verwijderen] [Beveiligen] — [Rating] — Menu [Afspelen]: Standaardinstellingen [Afbeelding bewerken] [Nw. rs.
Materialen – Lijst van functies die in iedere opnamemodus ingesteld kunnen worden Lijst van functies die in iedere opnamemodus ingesteld kunnen worden Menu [Foto]: iA P A S M [Afbeeldingskwaliteit] [Fotostijl] 3 [Meetfunctie] 3 3 3 3 3 3 3 3 [Aspectratio] 3 3 3 3 3 [Beeldkwaliteit] 3 3 3 3 3 [Fotoresolutie] 3 3 3 3 3 [Handheld hoge resolutie] 3 3 3 3 [Beeldkwaliteit] 3 3 3 3 [Fotoresolutie] 3 3 3 3 [Simul opname norm.
Materialen – Lijst van functies die in iedere opnamemodus ingesteld kunnen worden Menu P A S M [AF-detectie-instelling] 3 3 3 3 [Onderwerp detecteren] 3 3 3 3 [AF Aang. Inst.(Foto)] 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 [Foto]: iA [Focus] [Focus beperken] 3 [AF ass. lamp] [Focus Peaking] [ON] / [OFF] 3 3 3 3 3 [SET] 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 iA P A S M [AF-beweegsnelh.
Materialen – Lijst van functies die in iedere opnamemodus ingesteld kunnen worden Menu iA P A S M [Type Bracketing] 3 3 3 3 3 [Meer instellen] 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 [Bedieningsstand] 3 3 3 3 3 [E-stabilisatie (Video)] 3 3 3 3 3 [BS versterken (video)] 3 3 3 3 3 [Anamorfisch (Video)] 3 3 3 3 3 [Lensinformatie] 3 3 3 3 3 [Burst Shot 1 Inst.] 3 3 3 3 3 [Burst Shot 2 Inst.
Materialen – Lijst van functies die in iedere opnamemodus ingesteld kunnen worden Menu [Video]: iA P A S M 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 [Afbeeldingskwaliteit] [Belicht.stand] 3 [Fotostijl] [Meetfunctie] [Boost dynamisch bereik] [ISO-gevoeligh. (video)] 3 [ISO Auto Onderl. Inst.] 3 [ISO Auto Bovenl. Inst.] 3 [Synchro scan] 3 [Flikker onderdrukking (Video)] 3 3 3 3 [Niveau masterpedestal] 3 [SS/gain bediening] 3 [Vignetteercomp.
Materialen – Lijst van functies die in iedere opnamemodus ingesteld kunnen worden Menu iA P A S M [Format opnamebestand] 3 3 3 3 3 3 [Beeldzone voor video] 3 3 3 3 3 3 [Opn. kwaliteit] 3 3 3 3 3 3 [Opn. kwaliteit (Mijn lijst)] 3 3 3 3 3 [Video]: [Afbeeldingsindeling] [Variabele beeldfreq.
Materialen – Lijst van functies die in iedere opnamemodus ingesteld kunnen worden Menu iA P A S M [Weerg. geluidsop.niveau] 3 3 3 3 3 3 [Geluidsinvoer dempen] 3 3 3 3 3 3 [Versterk niveau geluidsopn.] 3 3 3 3 3 3 [Aanp. geluidsopn.niveau] 3 3 3 3 3 3 [Kwaliteit geluidsopname] 3 3 3 3 3 3 [Begr. geluidsopn.niveau] 3 3 3 3 3 3 [Uitsch.
Materialen – Lijst van functies die in iedere opnamemodus ingesteld kunnen worden Menu [Video]: iA P A S M [Overig (Video)] [Stille modus] [Beeldstabilisatie] [Zelf ontsp.-instelling] 3 3 3 3 3 3 [Bedieningsstand] 3 3 3 3 3 3 [E-stabilisatie (Video)] 3 3 3 3 3 3 [BS versterken (video)] 3 3 3 3 3 3 [Anamorfisch (Video)] 3 3 3 3 3 3 [Lensinformatie] 3 3 3 3 3 3 [Zelf ontsp.] 3 3 3 3 3 3 [Zelf ontsp.
Materialen – Specificaties Specificaties De specificaties zijn aan wijzigingen onderhevigter verbetering van de prestaties.
Materialen – Specificaties Beeldsensor ≥ Beeldsensor 4/3″ Live MOS-sensor, totaal 26.520.000 pixels, primair kleurenfilter ≥ Effectief aantal pixels van de camera 25.210.000 pixels Breedtegraad 13+ stopt (als [Boost dynamisch bereik] op [ON] gezet is), 12+ stopt (als [Boost dynamisch bereik] op [OFF] gezet is) ([V-Log]) Opnameformaat voor stilstaande beelden ≥ Bestandsformaat voor stilstaande beelden JPEG (in overeenstemming met DCF, in overeenstemming met Exif 2.
Materialen – Specificaties Wanneer de instelling van de aspectratio [16:9] is [L]: 5776×3248 [M]: 4096×2304 [S]: 2944×1656 Hoge Resolutie Modus ([XL]): 11552×6496 Hoge Resolutie Modus ([LL]): 8192×4608 Wanneer de instelling van de aspectratio [1:1] is [L]: 4336×4336 [M]: 3072×3072 [S]: 2208×2208 Hoge Resolutie Modus ([XL]): 8672×8672 Hoge Resolutie Modus ([LL]): 6144×6144 ≥ Beeldkwaliteit voor foto's Fijn / Standaard / RAW+Fijn / RAW+Standaard / RAW Opnameformaat voor video's ≥ Videoformaat MP4 (H.
Materialen – Specificaties Zoeker ≥ Type Aspectratio 4:3, 0,5 inches, ongev. 3.680.000 dots, organisch EL (OLED) live view zoeker ≥ Gezichtsveldratio Ongev. 100 % ≥ Vergroting Ongev. 1,52×, Ongev. 0,76× (equivalent aan 35 mm filmcamera), −1,0 m−1 50 mm bij oneindigheid, met aspectratio op [4:3] ≥ Oogpunt Ongev. 21 mm (op −1,0 m−1) ≥ Dioptrie-regelsbereik −4,0 tot +3,0 dioptrie ≥ Oogsensor Ja Monitor ≥ Type Aspectratio 3:2, 3,0 inches, scherm met ongev. 1.840.
Materialen – Specificaties Focus ≥ AF-type TTL type gebaseerd op beelddetectie (Contrast AF) ≥ Focusmodus AFS / AFC / MF ≥ AF-modus Tracking / Full Area AF / Zone (Horizontaal/Verticaal) / Zone / 1-Area+Supplementair / 1-Area / Pinpoint Selectie focusgebied is mogelijk door aanraking of met joystick Belichtingsbediening ≥ Lichtmeetsysteem/Lichtmeetmodus 1728-zone meting, multi-meting / centrale meting / spotmeting / highlight-meting ≥ Meetbereik EV 0 tot EV 18 (F2.
Materialen – Specificaties ≥ ISO-gevoeligheid voor video's (standaard uitgezonden gevoeligheid) Normaal: [Boost dynamisch bereik] [OFF]: AUTO / 50*4 / 100 tot 12800 (basisgevoeligheid ISO100) [ON]*5: AUTO / 800 tot 12800 (basisgevoeligheid ISO800) [V-Log]: [Boost dynamisch bereik] [OFF]: AUTO / 125*4 / 250 tot 12800 (basisgevoeligheid ISO250) [ON]*5: AUTO / 2000 tot 12800 (basisgevoeligheid ISO2000) [Hybrid Log Gamma]: [Boost dynamisch bereik] [OFF]: AUTO / 250 tot 12800 (basisgevoeligheid ISO250) [ON]*5:
Materialen – Specificaties Witbalans ≥ Witbalansmodus AWB / AWBc / AWBw / Daglicht / Bewolkt / Schaduw / Gloeilamp / Flitser / Witinstelling 1, 2, 3, 4 / Kleurtemperatuur 1, 2, 3, 4 Sluiter ≥ Type Spleetsluiter ≥ Sluitertijd Foto's: Mechanische sluiter: bulb (max. ongev. 30 minuten), 60 seconden tot 1/8000 seconde Elektronische voorste gordijnsluiter: bulb (max. ongev. 30 minuten), 60 seconden tot 1/2000 seconde Elektronische sluiter: Bulb (max. ongev.
Materialen – Specificaties Burstopname ≥ Mechanische sluiter/Elektronische voorste gordijnsluiter Hoge snelheid: 14 frames/seconde ([AFS], [MF]) / 8 frames/seconde ([AFC]) Gemiddelde snelheid: 6 frames/seconde ([AFS], [MF]) / 5 frames/seconde ([AFC]) Lage snelheid: 2 frames/seconde ≥ Elektronische sluiter [SH75]: 75 frames/seconde ([AFS], [MF]) [SH60]: 60 frames/seconde ([AFS], [MF]) [SH20]: 20 frames/seconde ([AFS], [MF]) Hoge snelheid: 14 frames/seconde ([AFS], [MF]) / 7 frames/seconde ([AFC]) Gemiddelde
Materialen – Specificaties Interface ≥ USB USB Type-C®, SuperSpeed USB 10Gbps (USB 3.
Materialen – Specificaties Externe afmetingen/ massa ≥ Externe afmetingen Ongev. 138,4 mm (W)×100,3 mm (H)×99,6 mm (D) (de uitstekende delen niet meegerekend) ≥ Massa Ongev. 823 g (camerabody, met batterij en één SD-geheugenkaart) Ongev. 739 g (alleen camerabody) Besturingsomgeving ≥ Aanbevolen werktemperatuur −10 oC tot 40 oC • Batterijprestaties tijdelijk minder bij lage temperaturen (−10 oC tot 0 oC), wat het aantal foto's dat kan worden gemaakt en de beschikbare opnametijd vermindert.
Materialen – Specificaties Wi-Fi ≥ Nalevingsnorm IEEE 802.11a/b/g/n/ac (standaard draadloos LAN-protocol) ≥ Gebruikt frequentiebereik (centrale frequentie) De specificaties variëren afhankelijk van het land of het gebied waarin de camera aangeschaft is. Raadpleeg de (bijgeleverde) “Operating Instructions ” voor details. ≥ Encryptiemethode Wi-Fi conform WPA™ / WPA2™ / WPA3™ ≥ Toegangsmethode Infrastructuurmodus Bluetooth ≥ Nalevingsnorm Bluetooth v5.
Materialen – Specificaties Onderling verwisselbare lens: H-ES12060 “LEICA DG VARIO-ELMARIT 12-60mm/F2.8-4.0 ASPH./ POWER O.I.S.” ≥ Bevestiging Micro Four Thirds Montage ≥ Brandpuntsafstand f=12 mm tot 60 mm (35 mm filmcamera equivalent: 24 mm tot 120 mm) ≥ Lensopbouw 14 elementen in 12 groepen (4 asferische lenzen, 2 ED-lenzen) ≥ Diafragmatype 9 diafragmabladen/cirkelvormige diafragmaopening ≥ Maximum lensopening F2.8 (Wide) tot F4.
Materialen – Specificaties ≥ Filterdiameter 62 mm ≥ Maximum diameter ‰68,4 mm ≥ Totale lengte Ongev. 86 mm (van de top van de lens tot de basiszijde van de lensbevestiging) ≥ Massa Ongev.
Materialen – Specificaties Onderling verwisselbare lens: H-FS12060 “LUMIX G VARIO 12-60mm/F3.5-5.6 ASPH./POWER O.I.S.” ≥ Bevestiging Micro Four Thirds Montage ≥ Brandpuntsafstand f=12 mm tot 60 mm (35 mm filmcamera equivalent: 24 mm tot 120 mm) ≥ Lensopbouw 11 elementen in 9 groepen (3 asferische lenzen, 1 ED-lens) ≥ Diafragmatype 7 diafragmabladen/cirkelvormige diafragmaopening ≥ Maximum lensopening F3.5 (Wide) tot F5.
Materialen – Specificaties ≥ Filterdiameter 58 mm ≥ Maximum diameter ‰66,0 mm ≥ Totale lengte Ongev. 71 mm (van de top van de lens tot de basiszijde van de lensbevestiging) ≥ Massa Ongev.
Materialen – Handelsmerken en licenties Handelsmerken en licenties • Micro Four Thirds™ en Micro Four Thirds Logo-merken zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van OM Digital Solutions Corporation, in Japan, de Verenigde Staten, De Europese Unie en andere landen. • Lexar, het Lexar logo, en alle andere Lexar handelsmerken, zijn het eigendom van Longsys Electronics (HK) Co., Ltd. • SDXC logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
Materialen – Handelsmerken en licenties • USB Type-C® en USB-C® zijn gedeponeerde handelsmerken van USB Implementers Forum. • De logo’s USB Type-C® Charging Trident zijn handelsmerken van USB Implementers Forum, Inc. • Het logo SuperSpeed USB 10Gbps Trident is een gedeponeerd handelsmerk van USB Implementers Forum, Inc. • QuickTime en het QuickTime-logo zijn merken of geregistreerde merken van Apple Inc. en worden onder licentie gebruikt. • HDAVI Control™ is een handelsmerk van Panasonic Corporation.
Materialen – Handelsmerken en licenties • Het Bluetooth® woordmerk en logo’s zijn gedeponeerde handelsmerken die het bezit zijn van Bluetooth SIG, Inc. en ieder gebruik van dergelijke merken door Panasonic Corporation vindt plaats onder licentie. Andere handelsmerken en handelsnamen zijn die van de respectievelijke eigenaren. • Het Wi-Fi CERTIFIED™ Logo is een geregistreerd handelsmerk van Wi-Fi Alliance®. • Het Wi-Fi Protected Setup™ Logo is een handelsmerk van Wi-Fi Alliance®.
Materialen – Handelsmerken en licenties • Dit product maakt gebruik van “DynaFont” van DynaComware Corporation. DynaFont is een geregistreerd handelsmerk van DynaComware Taiwan Inc. • QR Code is een gedeponeerd handelsmerk van DENSO WAVE INCORPORATED. • LEICA is een gedeponeerd handelsmerk van Leica Microsystems IR GmbH. ELMARIT is een gedeponeerd handelsmerk van Leica Camera AG.
Materialen – Handelsmerken en licenties Dit product bevat de volgende software: (1) de software die onafhankelijk ontworpen is door of voor Panasonic Corporation, (2) de software van derden die onder licentie verstrekt is aan Panasonic Corporation, (3) de software verstrekt onder de licentie van GNU General Public License, Version 2.0 (GPL V2.0), (4) de software verstrekt onder de licentie van GNU LESSER General Public License, Version 2.1 (LGPL V2.
Materialen – Handelsmerken en licenties Het ontdoen van oude apparatuur en batterijen. Enkel voor de Europese Unie en landen met recycle systemen. Deze symbolen op de producten, verpakkingen en/of begeleidende documenten betekenen dat gebruikte elektrische en elektronische producten en batterijen niet samen mogen worden weggegooid met de rest van het huishoudelijk afval.