Operating Instructions

7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid Handmatige Belichtingsmodus
265
De effecten van de ingestelde lensopeningwaarde en sluitertijd zullen niet op het
opnamescherm zichtbaar zijn.
Gebruik [Voorvertoning] om de effecten op het opnamescherm te controleren.
(ÎPreview-modus: 267)
U kunt het voorbeeld van het effect van de lensopening en het effect van de
sluitertijd instellen om constant te werken, in de [M]-modus, om de
scherptediepte en de beweging van het onderwerp te controleren tijdens de
opname:
[] ¨ [ ] ¨ [Constant preview] (Î[Constant preview]: 565)
De helderheid van het opnamescherm en van de op dat moment opgenomen
beelden kan verschillend zijn.
Controleer de beelden op het afspeelscherm.
Als u een lens gebruikt die een ring voor de lensopening heeft, zet de positie van
deze ring dan op iets anders dan [A] om de diafragmawaarde van de lens te
gebruiken.
Sluitertijden korter dan 1/250 seconde zijn niet beschikbaar als een flitser tijdens
de opname gebruikt wordt. (ÎSluitertijden voor flitsmodussen: 311)
U kunt de bediening van de draaiknop aanpassen aan uw voorkeur:
[] ¨ [ ] ¨ [Instellingen wieltje] ¨ [Wieltje toewijzen (F/SS)]/[Draairichting
(F/SS)] (Î[Instellingen wieltje]: 562)
Het opnamescherm kan een belichtingsmeter weergeven die het verband tussen
de diafragmawaarde en de sluitertijd aangeeft:
[] ¨ [ ] ¨ [Lichtmeter] (Î[Lichtmeter]: 571)