Operating Instructions

6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie Beeldstabilisator
246
Beeldstabilisatie-instellingen
Stel de beweging van de beeldstabilisatie in om bij de opnamesituatie te
passen.
¨ [ ] ¨ [ ] ¨ Selecteer [Beeldstabilisatie]
[Bedieningsstan
d]
Stelt de stabilisatiebeweging (wazig) in om bij de
opnamemethode (normaal, panning) te passen.
(Î[Bedieningsstand]: 247)
[E-stabilisatie
(Video)]
De camerabewegingen tijdens een video-opname worden
gecorrigeerd langs de verticale en horizontale assen en die van
schuinstand, slingering en verdraaiing, met het gecombineerde
gebruik van de in-lens, in-body en elektronische
beeldstabilisaties. (5-assen hybride beeldstabilisatie)
De [ ] op het opnamescherm verandert in [ ] terwijl
[E-stabilisatie (Video)] functioneert.
De gezichtshoek kan smaller worden als het op [ON] gezet is.
[BS versterken
(video)]
Verhoogt de doeltreffende werking van de beeldstabilisatie
tijdens video-opnames.
Dit effect kan bijdragen aan een stabiele compositie als u de
opname vanuit een vast perspectief wilt maken. (Î[BS
versterken (video)]: 248)
[Anamorfisch
(Video)]
U kunt overschakelen naar een beeldstabilisatie die past bij
anamorfe opname. (Î[Anamorfisch (Video)]: 248)
[Lensinformatie
]
Bij het gebruik van een lens die geen communicatiefunctie met
de camera heeft, registreert u de lensinformatie in de camera.
(Î[Lensinformatie]: 249)