Operating Instructions
5. Focus/Zoom – AF gebruiken
130
• Onderwerpen en opname-omstandigheden die het scherp stellen met de
AF mode moeilijk maken
– Snel bewegende onderwerpen
– Extreem heldere onderwerpen
– Onderwerpen zonder contrast
– Onderwerpen die achter glas opgenomen zijn
– Onderwerpen vlakbij glanzende objecten
– Onderwerpen op zeer donkere plaatsen
– Als onderwerpen zowel ver als dichtbij opgenomen worden
• U kunt de werking van AF-ON wijzigen, zodat AF prioriteit geeft aan
onderwerpen dichtbij.
Deze functie is nuttig als de camera per ongeluk op de achtergrond scherp stelt:
[] ¨ [ ] ¨ [Fn knopinstelling] ¨ [Instelling in opnamemodus] ¨ [AF-AAN:
Verleg focus dichtbij] (ÎFn-knoppen: 471)
• U kunt de werking van AF-ON wijzigen, zodat AF prioriteit geeft aan
onderwerpen ver weg.
Deze functie is nuttig wanneer foto's gemaakt worden door hekken of netten
heen:
[] ¨ [ ] ¨ [Fn knopinstelling] ¨ [Instelling in opnamemodus] ¨ [AF-AAN:
Verleg focus veraf] (ÎFn-knoppen: 471)
• Als de volgende handelingen worden uitgevoerd tijdens het opnemen met [AFC],
kan het enige tijd duren voordat de camera is scherpgesteld:
– Bij het inzoomen van het groothoek-uiteinde naar het telefoto-uiteinde
– Wanneer het onderwerp plotseling verandert van ver weg naar dichtbij
• Als de zoom gebruikt wordt nadat scherp gesteld is, kan de scherpstelling
verkeerd zijn. Pas de scherpstelling in dat geval opnieuw aan.
• Als de camerabeweging vermindert, is het mogelijk om automatisch scherp te
stellen:
[] ¨ [ ] ¨ [Quick AF] (Î[Quick AF]: 557)
• U kunt de instellingen wijzigen zodat AF niet werkt wanneer de ontspannerknop
tot de helft wordt ingedrukt wordt:
[] ¨ [ ] ¨ [Ontsp. knop half indr.] (Î[Ontsp. knop half indr.]: 556)
• Het volume van de AF-toon en het geluid kunnen gewijzigd worden:
[] ¨ [ ] ¨ [Toon] ¨ [AF-Piep Volume]/[AF-Pieptoon] (Î[Toon]: 588)










