Gebruiksaanwijzing Digitale Camera Model Nr. DC-GH5M2 Lees deze instructies met aandacht alvorens dit product te gebruiken.
Over deze gebruiksaanwijzing Dit document, “Gebruiksaanwijzing ”, bevat de gedetailleerde uitleg van alle functies en werkingen van de camera.
Over deze gebruiksaanwijzing Weergave op een smartphone Voorbeeld: Weergave in Engels (C) (F) (A) (B) (E) (D) (A) Zoekveld Voer de op te zoeken term in en druk op [ ]. Door meerdere zoektermen in te voeren die door spaties van elkaar gescheiden worden, kunt de pagina’s vinden die alle zoektermen bevatten die u ingevoerd heeft. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters of tussen single-byte en double-byte tekens.
Over deze gebruiksaanwijzing (F) ‘Toon Inhoudsopgave’-knop/‘Sluit Inhoudsopgave’-knop Wanneer de weergave op een smartphone plaatsvindt, druk dan op [ ] om ‘Inhoudsopgave’ weer te geven. Druk op [ ] om ‘Inhoudsopgave’ te verlaten. In dit document gebruikte symbolen De zwarte iconen tonen de omstandigheden waarin deze gebruikt kunnen worden en de grijze iconen tonen de omstandigheden waarin deze niet gebruikt kunnen worden.
Over deze gebruiksaanwijzing (A) Modusknop op de voorkant (B) Modusknop op de achterkant Cursorknop omhoog/omlaag/links/rechts (C) 3421 of Joystick omhoog/omlaag/links/rechts (D) Druk op het midden van de joystick (E) [MENU/SET]-knop (F) Bedieningsknop • Andere symbolen, zoals de iconen die op het camerascherm getoond worden, worden ook in de uitleg gebruikt.
Inhoudsopgave Over deze gebruiksaanwijzing 1. Introductie 2 18 Vóór het gebruik ........................................................................19 Standaardaccessoires ...............................................................22 Lenzen die gebruikt kunnen worden..........................................24 Geheugenkaarten die gebruikt kunnen worden.........................25 Namen van onderdelen .............................................................28 Camera.............................
Inhoudsopgave 3. Basisbediening 74 Basisbediening voor opnames...................................................75 De camera vasthouden ..................................................................... 75 Opnemen........................................................................................... 77 Selecteren van de opnamefunctie ..................................................... 79 Camera-instellingen bedienen ...................................................
Inhoudsopgave 5. Focus/Zoom 124 Selecteren van de Focusmodus ..............................................125 AF gebruiken ...........................................................................127 [AF Aang. Inst.(Foto)] ...................................................................... 132 De AF mode selecteren ...........................................................135 [Mens detectie AF]/[Detectie van mens/dier AF] ............................. 138 [Tracking]...............................
Inhoudsopgave Het scherpstelpunt voor de te bewaren foto selecteren .................. 211 Focus Stacking ................................................................................ 213 Opnemen met Intervalopname ................................................216 Opnames met Stop-motionanimatie ........................................221 Video's met Intervalopname en Stop-motionanimatie .............225 Opnemen met de zelfontspanner ............................................227 Bracket-opname ....
Inhoudsopgave [Gelijktijdig zond. filter] .................................................................... 302 9. Flitser 303 Gebruik een externe flitser (optioneel).....................................304 De bescherming van de flitsschoen verwijderen ............................. 305 Flitser instellen.........................................................................308 [Flitserfunctie] ..................................................................................
Inhoudsopgave [Helderheidsniveau]......................................................................... 357 [Niveau masterpedestal].................................................................. 358 Opnemen terwijl de overbelichting (Knee) gecontroleerd wordt...... 360 [ISO-gevoeligh. (video)]................................................................... 362 Audio-instellingen ....................................................................364 [Weerg. geluidsop.niveau]......................
Inhoudsopgave [Synchro scan] .........................................................................410 [Loop-recording (video)]...........................................................412 [Gesegment. bestandsopn.].....................................................414 Lijst van opnamekwaliteiten waarmee speciale video's kunnen worden opgenomen .................................................................416 11. Verbindingen met externe apparaten (Video) 421 HDMI-apparaten (HDMI-output) .......
Inhoudsopgave Kalender afspelen ........................................................................... 454 Groepsbeelden ........................................................................456 Beelden wissen........................................................................458 [RAW-verwerking]....................................................................460 [Splits video] ............................................................................467 13.
Inhoudsopgave [Foto]-menu ([Focus]) ...................................................................... 523 [Foto]-menu ([Flitser]) ...................................................................... 525 [Foto]-menu ([Overig (Foto)])........................................................... 528 [Video]-menu ...........................................................................534 [Video]-menu ([Afbeeldingskwaliteit]) ..............................................
Inhoudsopgave 15. Wi-Fi/Bluetooth 610 Verbinding maken met een smartphone..................................612 Volgorde voor verbinding van een smartphone............................... 612 Installeren “LUMIX Sync” ................................................................ 614 Verbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding) ..... 615 Verbinding maken met een smartphone ([Wi-Fi-verbinding]) .......... 622 De camera met een smartphone bedienen .............................
Inhoudsopgave 16. Streamingfunctie 676 Streamen door een smartphone te gebruiken .........................677 Streamen door de camera te bedienen ...................................679 Streaminginstellingen ..............................................................682 Opmerkingen bij het gebruik van de Streamingfunctie.................... 686 17. Verfbinding met andere apparaten maken 688 Beelden op een TV bekijken....................................................
Inhoudsopgave Stroom, Batterij................................................................................ 736 Opnemen......................................................................................... 737 Video ............................................................................................... 742 Afspelen .......................................................................................... 743 Monitor/Zoeker ......................................................................
1.
1. Introductie – Vóór het gebruik Vóór het gebruik Firmware van uw camera/lens Er kunnen firmware-updates verstrekt worden om de capaciteiten van de camera te verbeteren of functionaliteit toe te voegen. Controleer of de firmware van de camera/lens die u gekocht heeft de laatste versie is. We raden aan de laatste firmware-versie te gebruiken. • Om de firmware-versie van de camera/lens te controleren, dient u de lens op de camera te bevestigen en [Versie disp.
1. Introductie – Vóór het gebruik Spatbestendigheid Spatbestendigheid is een term die gebruikt wordt om een extra niveau van bescherming te beschrijven dat door deze camera geboden wordt tegen de blootstelling aan een minimale hoeveelheid vocht, water of stof. Spatbestandigheid garandeert niet dat de schade niet zal optreden als deze camera aan rechtstreeks contact met water onderworpen wordt.
1. Introductie – Vóór het gebruik Let op het copyright Volgens de copyrightwetgeving mag u de beelden en audio die u opgenomen heeft zonder de toestemming van de copyrighthouder niet voor andere doeleinden dan voor persoonlijk vermaak gebruiken. Wees voorzichtig omdat er gevallen zijn waarin beperkingen op de opname van toepassing zijn, zelfs voor het doel van persoonlijk vermaak.
1. Introductie – Standaardaccessoires Standaardaccessoires Controleer of alle accessoires bijgeleverd zijn alvorens het toestel in gebruik te nemen. • De accessoires en de vorm ervan kunnen verschillen, afhankelijk van het land of het gebied waar u de camera hebt gekocht. Raadpleeg voor details over de accessoires “Operating Instructions ” (bijgeleverd). • Digitale Camerabody (wordt in dit document camera genoemd.
1. Introductie – Standaardaccessoires Bijgeleverde artikelen bij DC-GH5M2L (Lenskitproduct) • Onderling verwisselbare lens*2: H-ES12060 “LEICA DG VARIO-ELMARIT 12–60mm/F2.8–4.0 ASPH./POWER O.I.S.” – Deze lens is stofbestendig en spatbestendig. – De aanbevolen werktemperatuur is tussen j10 °C en 40 °C. • Lenskap • Lensdop*3 • Achterste lensdop*3 Geleverde artikelen bij DC-GH5M2M (Lenskitproduct) • Onderling verwisselbare lens*2: H-FS12060 “LUMIX G VARIO 12–60mm/F3.5–5.6 ASPH./POWER O.I.S.
1. Introductie – Lenzen die gebruikt kunnen worden Lenzen die gebruikt kunnen worden Dit toestel kan de speciale lenzen gebruiken die compatibel zijn met de specificatie van de lensmontage van het Micro Four ThirdsTM Systeem (Micro Four Thirds montage). U kunt ook de Leica M Montage onderling verwisselbare lens gebruiken door de M Montageadapter te bevestigen (DMW-MA2M: optioneel).
1. Introductie – Geheugenkaarten die gebruikt kunnen worden Geheugenkaarten die gebruikt kunnen worden U kunt de volgende geheugenkaarten met deze camera gebruiken. (Met ingang van mei 2021) SD-geheugenkaart/SDHC-geheugenkaart/SDXC-geheugenkaart (Maximum 256 GB) • SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart en de SDXC-geheugenkaart worden in dit document aangeduid met de algemene naam kaart.
1. Introductie – Geheugenkaarten die gebruikt kunnen worden • Bij gebruik van de volgende functies moeten kaarten worden gebruikt met de juiste SD-snelheidsklasse, UHS-snelheidsklasse en Video-snelheidsklasse. – Snelheidsklassen zijn standaards om de minimum snelheid te garanderen die voor continu schrijven nodig is.
1. Introductie – Geheugenkaarten die gebruikt kunnen worden • U kunt het schrijven en wissen van gegevens voorkomen door het wisbeveiligingsschuifje (A) op de kaart in te stellen op “VERGRENDELEN”. • De gegevens die op een kaart opgeslagen zijn, kunnen beschadigd raken door elektromagnetische golven, statische elektriciteit of defecten van de camera of de kaart. We raden aan een back-up van belangrijke gegevens te maken. • Houd de geheugenkaart buiten het bereik van kinderen om inslikken te voorkomen.
1.
1. Introductie – Namen van onderdelen (1) Stereo microfoon (Î[Aanp. geluidsopn.niveau]: 366) • Pas op dat u de microfoon niet met uw vinger blokkeert. Het zal moeilijk zijn om dan audio op te nemen. (2) Aandrijfstandknop (ÎDe Aandrijfstand selecteren: 182) (3) Flitsschoen (bescherming flitsschoen) (ÎDe bescherming van de flitsschoen verwijderen: 305) • De bescherming van de flitsschoen buiten het bereik van kinderen houden om het inslikken ervan te voorkomen.
1.
1.
1. Introductie – Namen van onderdelen (30) Oogdop (ÎDe zoeker reinigen: 753) • Houd de oogdop buiten het bereik van kinderen om inslikken te voorkomen.
1. Introductie – Namen van onderdelen (43) DC-koppelaardeksel (ÎNetadapter (optioneel)/DC-koppelaar (optioneel): 713) • Als u een netadapter gebruikt, wees er dan zeker van dat het DC-koppelaar van Panasonic (DMW-DCC17: optioneel) en de netadapter (DMW-AC10: optioneel) gebruikt worden. • Gebruik altijd een originele Panasonic netadapter (DMW-AC10: optioneel). • Wanneer een (optionele) netadapter gebruikt wordt, moet de netkabel gebruikt worden die bij de (optionele) netadapter geleverd is.
1. Introductie – Namen van onderdelen (46) Zelfontspannerlampje (ÎOpnemen met de zelfontspanner: 227)/ AF Assist-lampje (Î[AF ass.
1. Introductie – Namen van onderdelen (56) Aansluiting koptelefoon (ÎHoofdtelefoon: 441) • Een excessieve geluidsdruk uit oor- en hoofdtelefoons kan gehoorletsel veroorzaken.
1. Introductie – Namen van onderdelen Lens H-ES12060 H-FS12060 (1) Lensoppervlak (2) Tele (3) Focusring (ÎScherpstellen.: 169) (4) Zoomring (ÎOpnemen met zoom: 174) (5) Breed (6) O.I.S.-schakelaar (7) [AF/MF]-schakelaar • Als de [AF/MF]-schakelaar van de lens, of de instelling van de camera, op [MF] gezet is, is de manuele focus (MF) vrijgegeven.
1.
1. Introductie – Namen van onderdelen Zoeker/schermweergaven Op het moment van aankoop geeft de zoeker/het scherm de volgende iconen weer. • Raadpleeg voor andere iconen dan die hier beschreven worden (ÎWeergave scherm/zoeker: 714) Zoeker 60 F3.5 999 200 Monitor 60 F3.
1.
2.
2. Van Start – Een schouderriem bevestigen Een schouderriem bevestigen Bevestig met de volgende procedure een schouderriem aan de camera om te voorkomen dat hij valt.
2. Van Start – Een schouderriem bevestigen 3 4 • Trek aan de schouderriem en controleer of hij niet los komt. • Bevestig het tegengestelde einde van de schouderriem op dezelfde manier. • Gebruik de schouderriem om uw schouder. – Draag hem niet om uw nek. Dit kan leiden tot letsel of ongevallen. • Bewaar de schouderriem niet waar er een kind bij kan. – De riem kan per ongeluk om hun nek gewikkeld raken.
2. Van Start – De batterij laden De batterij laden ≥ Laden met de lader: 44 ≥ Plaatsing batterij: 47 ≥ Doe de batterij in de camera om deze op te laden: 49 ≥ De camera gebruiken terwijl deze van stroom wordt voorzien (Stroomtoevoer/Opladen): 53 ≥ Mededelingen over laden/stroomtoevoer: 55 ≥ [Batterijbesparingsmodus]: 57 U kunt de batterij laden door of de bijgeleverde lader te gebruiken of in de camerabody. U kunt de camera ook inschakelen en stroom van een stopcontact gebruiken.
2. Van Start – De batterij laden Laden met de lader Oplaadtijd: Ongev. 230 min • Gebruik de bijgeleverde lader en Netadapter. • De aangeduide oplaadtijd is voor als de batterij volledig ontladen is. De oplaadtijd kan variëren afhankelijk van hoe de batterij gebruikt wordt. De oplaadtijd voor een batterij in een warme/koude omgeving of een batterij die lange tijd niet gebruikt werd, kan langer zijn dan normaal. • Gebruik voor het laden de producten die bij de camera geleverd zijn.
2. Van Start – De batterij laden 1 Verbind de lader en de netadapter met de USB-aansluitkabel. • Houd de stekker vast en steek de kabel recht naar binnen of trek hem recht naar buiten. 2 3 (In een hoek invoeren kan de terminal vervormen en storingen veroorzaken.) Steek de netadapter in een stopcontact. Plaats de batterij. ≥Het [CHARGE]-lampje (A) knippert en het laden begint. • Gebruik geen andere USB-aansluitkabels dan de bijgeleverde kabel. Dit kan en slechte werking tot gevolg hebben.
2. Van Start – De batterij laden Aanduidingen [CHARGE]-lampje Laadstatus 0 % tot 49 % 50 % tot 79 % 80 % tot 99 % 100 % (B) (A) (C) [CHARGE]-li cht (A) (B) (A) (A) Knippert (B) Aan (C) Uit • Als de batterij geplaatst is terwijl de lader niet met de stroombron verbonden is, gaan de laadlampjes een bepaalde tijd branden om u in staat te stellen het batterijniveau te controleren. • Na het laden moet de aansluiting op de stroombron afgesloten worden en de batterij verwijderd.
2. Van Start – De batterij laden Plaatsing batterij • Gebruik altijd originele Panasonic batterijen (DMW-BLK22/DMW-BLF19). – DMW-BLF19 (optioneel) heeft een kleinere batterijcapaciteit dan DMW-BLK22. • Als u andere batterijen gebruikt, garanderen wij de kwaliteit van dit product niet. • Controleer of de aan-/uitschakelaar van de camera op [OFF] gezet is. 1 2 (A) 3 • Controleer of het hendeltje (A) de batterij op zijn plaats houdt.
2. Van Start – De batterij laden De batterij verwijderen (A) 1 Zet de aan/uit schakelaar van de camera op [OFF]. 2 Open de batterijklep. • Controleer of het toegangslampje van de kaart uit is en open vervolgens de batterijklep. (ÎAanduidingen kaarttoegang: 60) 3 Duw het hendeltje (A) in de richting van de pijl en verwijder vervolgens de batterij. • Controleer of geen vreemde objecten op de binnenkant (rubber afdichting) van de batterijklep zitten. • Verwijder de batterij na gebruik.
2. Van Start – De batterij laden Doe de batterij in de camera om deze op te laden Oplaadtijd: Ongev. 220 min • Gebruik van de camerabody en de bijgeleverde Netadapter. • De aangeduide oplaadtijd is voor als de batterij volledig ontladen is. De oplaadtijd kan variëren afhankelijk van hoe de batterij gebruikt wordt. De oplaadtijd voor een batterij in een warme/koude omgeving of een batterij die lange tijd niet gebruikt werd, kan langer zijn dan normaal.
2. Van Start – De batterij laden (A) 1 3 4 2 1 Zet de aan/uit schakelaar van de camera op [OFF]. 2 Plaats de batterij in de camera. 3 Verbind de USB-poort van de camera met de netadapter met gebruik van de USB-aansluitkabel. • Controleer de richting van de aansluitingen en steek de stekker, die u vasthoudt, recht naar binnen/naar buiten. (door ze onder een hoek naar binnen te steken, kan vervorming of een 4 slechte werking veroorzaakt worden) Steek de netadapter in een stopcontact.
2. Van Start – De batterij laden • U kunt de batterij ook laden door een USB-apparaat (PC, enz.) op de camera aan te sluiten met de USB-aansluitkabel. In dat geval kan het laden even duren. • Gebruik geen andere USB-aansluitkabels dan de bijgeleverde kabel. Dit kan en slechte werking tot gevolg hebben. • Geen andere netadapters gebruiken dan de bijgeleverde adapter. Dit kan en slechte werking tot gevolg hebben. • Na het laden moet de aansluiting op de stroombron afgesloten worden.
2. Van Start – De batterij laden Stroomtoevoer Wanneer de batterij in de camera geplaatst is en vervolgens geladen wordt met de (bijgeleverde) netadapter, en de camera wordt ingeschakeld, dan kunt u opnames maken terwijl stroom toegevoerd wordt. •[ ] wordt op het scherm weergegeven terwijl de stroom toegevoerd wordt. • U kunt de stroom ook toevoeren door een USB-aansluitkabel te gebruik om de camera en een USB-apparaat (PC, enz.) te verbinden.
2. Van Start – De batterij laden De camera gebruiken terwijl deze van stroom wordt voorzien (Stroomtoevoer/Opladen) Aangezien deze camera en de artikelen die bij de batterijlader (DMW-BTC15: optioneel) geleverd zijn compatibel zijn met USB PD (USB Power Delivery), kunt u opladen terwijl de camera van stroom voorzien wordt. Sluit de USB-aansluitkabel, de netadapter en de netkabel van de batterijlader (DMW-BTC15: optioneel) aan op de camera. Oplaadtijd: Ongev.
2. Van Start – De batterij laden • Plaats de batterij in de camera. • Maak de verbinding door de USB-aansluitkabel van de batterijlader (DMW-BTC15: optioneel) te gebruiken. • Als de camera ingeschakeld is, zal het laden langer duren dan wanneer de camera uitgeschakeld is. • Zelfs wanneer verbinding gemaakt wordt met apparaten die USB PD ondersteunen, bent u mogelijk niet in staat te laden terwijl de camera gebruikt wordt. • Als verbinding gemaakt wordt met apparaten (PC, enz.
2. Van Start – De batterij laden Mededelingen over laden/stroomtoevoer Stroomaanduidingen (A) (B) (C) (A) USB-aansluitingskabel stroomtoevoer (B) Batterij-aanduiding (C) De batterij in de Batterijhandgreep gebruiken 75 % of hoger 50 % tot 74 % 25 % tot 49 % 24 % of lager Batterij laag (Het statuslampje knippert ook). Knippert rood • Laad of vervang de batterij. • Het op het scherm aangeduide batterijniveau is approximatief.
2. Van Start – De batterij laden • Om er zeker van te zijn dat veilige producten gebruikt worden, raden wij aan een origineel Panasonic batterijpakket te gebruiken. Er bestaat de mogelijkheid dat het gebruik van andere batterijpakketten brand of explosies kan veroorzaken. Houd u er rekening mee dat wij niet aansprakelijk zijn voor ongeacht welke ongevallen of storingen als gevolg van het gebruik van een namaak-batterijpakket.
2. Van Start – De batterij laden [Batterijbesparingsmodus] Dit is een functie voor de automatische omschakeling van de camera naar de slaapmodus (energiebesparing) of om de zoeker/het scherm uit te schakelen als gedurende een ingestelde tijd geen handelingen verricht worden. Beperkt het batterijverbruik. ¨[ ]¨[ [Slaapsmodus] [Slaapsmodus (Wi-Fi)] [Auto LVF/ scherm uit] ] ¨ Selecteer [Batterijbesparingsmodus] Stelt de tijd in die moet verstrijken tot de camera in de slaapmodus gezet wordt.
2. Van Start – De batterij laden • Voer een van de volgende handelingen uit om [Slaapsmodus], [Slaapsmodus (Wi-Fi)] of [Batt. Besparende LVF-Opn.] te annuleren: – Druk de sluiterknop tot halverwege in. – Zet de aan/uit schakelaar van de camera op [OFF] en vervolgens weer op [ON]. • Druk op een van de knoppen om te herstellen van [Auto LVF/scherm uit].
2. Van Start – Kaarten plaatsen (optioneel) Kaarten plaatsen (optioneel) ≥ Formatteren van kaarten (initialisatie): 62 Deze camera ondersteunt een dubbele kaartsleuffunctie. Wanneer twee kaarten worden gebruikt, zijn relay-opname, back-up-opname en de toewijzing van opname beschikbaar. 1 2 (A)A (B) (A) Kaartslot 1 (B) Kaartslot 2 3 • Breng de kaarten aan in de posities die aangeduid worden in de afbeelding en plaats ze stevig naar binnen tot een klik gehoord wordt.
2. Van Start – Kaarten plaatsen (optioneel) • U kunt de manier instellen om op kaartsleuven 1 en 2 op te nemen: [ ]¨[ ] ¨ [Functie dubbel kaartslot] (Î[Functie dubbel kaartslot]: 118) Aanduidingen kaarttoegang Het kaarttoegangslampje (C) gaat branden wanneer de kaart wordt benaderd. (C) • Voer de volgende handelingen niet uit wanneer toegang tot de kaart verkregen wordt. De camera kan verkeerd werken of de kaart en de opgenomen beelden kunnen beschadigd raken. – Schakel de camera uit.
2. Van Start – Kaarten plaatsen (optioneel) Een kaart verwijderen 1 Open de kaartklep. 2 Duw tegen de kaart tot een klik gehoord wordt en trek de kaart vervolgens recht naar buiten. • De kaart kan warm zijn vlak nadat de camera gebruikt is.
2. Van Start – Kaarten plaatsen (optioneel) Formatteren van kaarten (initialisatie) Formatteer de kaarten met de camera voorafgaand aan het gebruik om zeker te zijn van de optimale prestaties van de kaart. • Als een kaart geformatteerd wordt, worden alle gegevens die op de kaart opgeslagen zijn gewist en kunnen niet teruggewonnen worden. Maak een back-up van alle benodigde gegevens voordat de kaart geformatteerd wordt.
2. Van Start – Een lens bevestigen Een lens bevestigen ≥ Een lenskap bevestigen: 66 • Controleer of de aan-/uitschakelaar van de camera op [OFF] gezet is. • Verwissel de lens op een plaats met weinig vuil en stof. Als vuil of stof op de lens komt (ÎVuil op de beeldsensor: 752) • Verwissel de lens terwijl de lensdop bevestigd is.
2. Van Start – Een lens bevestigen 3 (A) (A) Pasmarkeringen voor de lens • Wanneer u een lens bevestigd heeft die geen communicatiefunctie met deze camera heeft, wordt na het inschakelen van de camera een bericht weergegeven met de vraag om de weergegeven lensinformatie te bevestigen. U kunt de brandpuntsafstand van de lens registeren als u [Ja] selecteert. (Î[Lensinformatie]: 249) • Breng de lens recht aan.
2. Van Start – Een lens bevestigen Een lens verwijderen 1 Terwijl u op de ontgrendelknop van de lens (B) drukt, draait u de lens naar de pijl tot de lens stopt en verwijderd kan worden. (B) • Controleer, nadat de lens verwijderd is, of de cameradop en de achterste lensdop aangebracht zijn.
2. Van Start – Een lens bevestigen Een lenskap bevestigen Voor opnames met sterk tegenlicht kan een lenskap de insluiting van ongewenst licht op de beelden beperken en het contrast doen afnemen dat het gevolg is van de onregelmatige weerkaatsing van licht binnenin de lens. Deze stelt u in staat mooiere foto's te maken door overtollig licht af te snijden.
2. Van Start – Een lens bevestigen 1 Lijn het merkteken (A) ( ) op de lenskap uit met het merkteken op de top van de lens. (A) 2 Draai de lenskap in de richting van de pijl en lijn het merkteken (B) ( ) op de lenskap uit met het merkteken op de top van de lens. ≥Bevestig de lenskap door eraan te draaien tot een klik gehoord wordt.
2. Van Start – Een lens bevestigen De lenskap verwijderen (H-ES12060) 1 Terwijl u op de lenskap-knop (C) drukt, draait u de lenskap in de richting van de pijl en verwijdert u hem vervolgens. (C) De camera dragen • De lenskap kan omgekeerd aangebracht worden. Voorbeeld: H-ES12060 1 Lijn het merkteken (B) ( ) op de lenskap uit met het merkteken op de top van de lens. 2 Bevestig de lenskap door hem in de richting van de pijl te draaien tot een klik gehoord wordt.
2. Van Start – Aanpassen van de schermrichting en -hoek Aanpassen van de schermrichting en -hoek Op het moment van aankoop bevindt het scherm zich in de camerabody. 1 2 3 • De afstelhoeken dienen alleen als aanwijzing. • Oefen geen overmatige kracht uit op het scherm. Dit kan schade of een slechte werking tot gevolg hebben. • Wanneer u de camera niet gebruikt, sluit u het scherm met het scherm naar binnen gericht.
2. Van Start – De klok instellen (bij de eerste inschakeling) De klok instellen (bij de eerste inschakeling) ≥ Klokinstelling: 70 Wanneer u de camera voor het eerst inschakelt, verschijnt een beeldscherm voor het instellen van de tijdzone en de klok. Controleer of deze instellingen vóór het gebruik uitgevoerd worden om er zeker van te zijn dat de beelden met de correcte datum- en tijdinformatie opgenomen worden. Klokinstelling 1 Zet de aan/uit schakelaar van de camera op [ON].
2. Van Start – De klok instellen (bij de eerste inschakeling) 5 De tijdzone instellen. ≥Druk op 21 om de tijdzone te selecteren en druk vervolgens op of . • Als u Zomertijd gebruikt [ ], druk dan op 3. (De tijd zal met 1 uur vooruit gezet worden.) Druk opnieuw op 3 om naar de gewone tijd terug te keren. (A) 6 (A) Tijdsverschil met GMT (Greenwich Mean Time) Als [Aub klok instellen] verschijnt, druk dan op .
2. Van Start – De klok instellen (bij de eerste inschakeling) 7 De klok instellen. 21: Selecteer een item (jaar, maand, dag, uur, minuut of seconde). 34: Selecteer een waarde. Weergavevolgorde (B) en tijdnotatie (C) instellen ≥Druk op 21 om de tijdzone te selecteren [Indeling] en druk vervolgens op of , het scherm voor het instellen van de weergavevolgorde en tijdsweergave wordt weergegeven.
2. Van Start – De klok instellen (bij de eerste inschakeling) 8 Bevestig uw selectie. ≥Druk op 9 of . Als [De klokinstelling is voltooid.] verschijnt, druk dan op of . • Als de camera gebruikt wordt zonder de klok in te stellen, zal deze op “0:00:00 1/ 1/2021” gezet worden. • De klokinstellingen worden gedurende ongev. 3 maanden behouden met behulp van de ingebouwde klokbatterij, zelfs zonder batterij. (Laat de volledig geladen batterij in de camera gedurende ongev.
3.
3. Basisbediening – Basisbediening voor opnames Basisbediening voor opnames ≥ De camera vasthouden: 75 ≥ Opnemen: 77 ≥ Selecteren van de opnamefunctie: 79 De camera vasthouden Om he schudden van de camera tot een minimum te beperken, moet de camera zo vastgehouden worden dat hij tijdens de opname niet beweegt. Houd de camera met beide handen vast, houd uw armen stil langs uw lichaam en sta met uw benen niet verder gespreid dan de breedte van uw schouders.
3. Basisbediening – Basisbediening voor opnames Functie voor de detectie van de verticale stand Deze functie detecteert wanneer foto's opgenomen worden terwijl de camera verticaal gehouden wordt. Met de fabrieksinstellingen worden de foto's automatisch in de verticale stand teruggespeeld. • Als u [Scherm roteren] op [OFF] zet, zullen de foto's afgespeeld worden zonder gedraaid te worden.
3. Basisbediening – Basisbediening voor opnames Opnemen 1 Focus aanpassen. ≥Druk de ontspanner tot halverwege in (druk er zachtjes op). ≥De diafragmawaarde (A) en de sluitertijd (B) worden weergegeven. (Als de correcte belichting niet verkregen kan worden, knipperen de aanduidingen rood.) ≥Is het onderwerp eenmaal scherp gesteld, dan brandt de focusaanduiding (C). (Is het onderwerp niet scherp gesteld, dan knippert de focusaanduiding.
3. Basisbediening – Basisbediening voor opnames 2 Start de opname. ≥Druk de ontspanner volledig in (druk hem verder in). ≥Druk voor het opnemen van video's op de videoknop. (Î10. Video's opnemen: 324) • De opgenomen foto’s kunnen automatisch weergegeven worden door [Auto review] van het [Voorkeuze] ([Scherm/Display (Foto)])-menu in te stellen. U kunt de duur van de fotoweergave ook op uw voorkeursinstelling zetten.
3. Basisbediening – Basisbediening voor opnames Selecteren van de opnamefunctie 1 2 Druk op de vergrendelknop (1) van de modusknop, om de vergrendeling vrij te geven. • De knop wordt vergrendeld als de vergrendelknop van de modusknop ingedrukt wordt. Iedere druk vergrendelt/ontgrendelt de knop. Draai aan modusknop (2) en stel de functie in.
3. Basisbediening – Camera-instellingen bedienen Camera-instellingen bedienen Als u de camera-instellingen wilt veranderen, gebruikt u daarvoor de volgende onderdelen.
3. Basisbediening – Camera-instellingen bedienen Modusknop op de voorkant/Modusknop op de achterkant Draaien: Selecteert een item of een numerieke waarde. Bedieningsknop Draaien: Selecteert een item of een numerieke waarde.
3. Basisbediening – Camera-instellingen bedienen Cursorknoppen Druk op: Selecteert een item of een numerieke waarde. [MENU/SET]-knop Druk op: Bevestigt een instelling. • Geeft het menu weer tijdens opnemen en afspelen.
3. Basisbediening – Camera-instellingen bedienen Joystick De joystick kan bediend worden in 4 richtingen door hem omhoog, omlaag, naar links, naar rechts te kantelen en door op het middelste gedeelte te drukken. (B) (A) (A) Kantelen: Selecteert een item of een numerieke waarde of verplaatst een positie. • Leg uw vinger op het midden van de joystick voordat u hem kantelt. De joystick werkt mogelijk niet zoals verwacht wordt wanneer op de zijkanten gedrukt wordt. (B) Druk op: Bevestigt een instelling.
3. Basisbediening – Camera-instellingen bedienen Touch scherm Handelingen kunnen uitgevoerd worden door de iconen, de schuifbalken, de menu's en andere items die op het scherm weergegeven worden aan te raken. (A) (B) (C) (A) Aanraken Aanraken met de vinger en vervolgens wegnemen van de vinger van het touch scherm. (B) Slepen Bewegen van een vinger terwijl die het touch scherm blijft aanraken.
3. Basisbediening – Instellingen voor weergave Scherm/Zoeker Instellingen voor weergave Scherm/Zoeker ≥ De zoeker instellen: 85 ≥ Tussen het scherm en de zoeker schakelen: 86 ≥ De display-informatie omschakelen: 88 De zoeker instellen De dioptrie van de zoeker aanpassen 1 Draai aan de ring voor de dioptrie-aanpassing terwijl u door de zoeker kijkt. • Draai eraan totdat u duidelijk de tekst kunt zien in de zoeker.
3. Basisbediening – Instellingen voor weergave Scherm/Zoeker Tussen het scherm en de zoeker schakelen Met de standaardinstellingen is automatisch schakelen tussen zoeker/ scherm ingesteld. Als u door de zoeker kijkt, werkt de oogsensor (A) en schakelt de camera van de schermweergave naar de zoekerweergave. U kunt met [LVF] knop (B) naar de zoekerweergave of de schermweergave schakelen. 1 Druk op [LVF].
3. Basisbediening – Instellingen voor weergave Scherm/Zoeker • De oogsensor werkt mogelijk niet correct door de vorm van uw bril, de manier waarop u de camera houdt of helder licht dat rondom het oculair schijnt. • Tijdens het afspelen van video of een diashow werkt de automatisch wisselen tussen zoeker/scherm niet.
3. Basisbediening – Instellingen voor weergave Scherm/Zoeker De display-informatie omschakelen 1 Druk op [DISP.]. ≥De display-informatie is omgeschakeld.
3. Basisbediening – Instellingen voor weergave Scherm/Zoeker Zoeker (E) (F) 999 (E) Met informatie (F) Zonder informatie • Druk op [ ] om tussen weergeven/verbergen van de niveaumeting te schakelen. Dit kan ook ingesteld worden door gebruik van [Niveaumeting]. (Î[Niveaumeting]: 573) • Werking bedieningspaneel (ÎBedieningspaneel: 93) • U kunt het controlepaneel en het zwart scherm verbergen: [ ]¨[ ] ¨ [Toon/verberg schermopm.] (Î[Toon/verberg schermopm.
3. Basisbediening – Instellingen voor weergave Scherm/Zoeker Afspeelscherm (H) (G) 2022.12.1 10:00 100-0001 1/999 (I) AFS 4:3 L ISO 60 200 0 STD. (J) 1/5 FINE sRGB AWB F3.5 2022.12. 1 10:00 60 F3.5 ±0 ISO200 100-0001 (G) Met informatie (H) Weergave gedetailleerde informatie*1 (I) Zonder informatie (J) Weergave zonder knipperende highlights*2 *1 Door op 34 te drukken, wordt display-informatie omgeschakeld.
3. Basisbediening – Quick Menu Quick Menu Dit menu stelt u in staat snel functies in te stellen die vaak gebruikt worden tijdens opnames, zonder het menuscherm op te roepen. U kunt de weergave van het Quick Menu en de weer te geven items ook wijzigen. 1 Laat het Quick Menu weergeven. 2 Selecteer een menu-item. ≥Druk op [Q]. ≥Druk op 3421. ≥De selectie is ook mogelijk door aan te draaien. ≥De selectie is ook mogelijk door een menu-item aan te raken.
3. Basisbediening – Quick Menu 3 Selecteer een in te stellen item. 4 Sluit het Quick Menu. ≥Draai aan of . ≥De selectie is ook mogelijk door een in te stellen item aan te raken. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥U kunt het menu ook sluiten door op [Q] te drukken. • Sommige items kunnen niet ingesteld worden, afhankelijk van de opnamemodus of de camera-instellingen. • Het Quick Menu kan aangepast worden: [ ]¨[ ] ¨ [Instellingen Q.
3. Basisbediening – Bedieningspaneel Bedieningspaneel In dit scherm kunt u de huidige opname-instellingen op het scherm bekijken. U kunt ook het scherm aanraken om de instellingen te wijzigen. In de modus [ ] (Creatieve Videomodus) verandert de weergave naar een weergave die speciaal voor video is. (ÎBedieningspaneel (Creatieve Videomodus): 725) 1 Het controlepaneel weergeven. 2 Raak de onderdelen aan. 3 ≥Druk meerdere malen op [DISP.]. ≥De instellingschermen voor elk van de items worden weergegeven.
3. Basisbediening – Bedieningspaneel 4 Raak [Inst.] aan. 2 Stappen tot handelingen. 4 kunnen ook worden gewijzigd via de volgende 1 Druk op 3421 om een item te selecteren. 2 Draai aan • De selectie is ook mogelijk door aan of te draaien. om de waarden van de instellingen te wijzigen. • Sommige items kunnen niet ingesteld worden, afhankelijk van de opnamemodus of de camera-instellingen.
3. Basisbediening – Menubedieningsmethoden Menubedieningsmethoden ≥ Menubediening: 95 ≥ [Resetten]: 100 In deze camera wordt het menu gebruikt om een grote verscheidenheid aan functies in te stellen en camera-aanpassingen uit te voeren. Menuhandelingen kunnen worden uitgevoerd met behulp van de cursors, joystick, draaiknop of door aanraking. Menubediening Configuratie- en bedieningsgedeeltes van het menu Het menu kan bediend worden door op 21 te drukken om u tussen de menuschermen te verplaatsen.
3. Basisbediening – Menubedieningsmethoden 1 Laat het menu weergeven. 2 Selecteer een hoofdtab. ≥Druk op . ≥Druk op 34 om een hoofdtab te selecteren en druk vervolgens op 1. ≥U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door aan te draaien om de hoofdtab te selecteren en door vervolgens op of te drukken.
3. Basisbediening – Menubedieningsmethoden 3 Selecteer een subtab. ≥Druk op 34 om een subtab te selecteren en druk vervolgens op 1. ≥U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door aan te draaien om de subtab te selecteren en door vervolgens op of te drukken. • Als er paginatabs (F) zijn wordt nadat de paginatabs klaar zijn met schakelen naar de volgende subtab geschakeld. (F) 4 Selecteer een menu-item. ≥Druk op 34 om een menu-item te selecteren en druk vervolgens op 1.
3. Basisbediening – Menubedieningsmethoden 5 Selecteer een instellingsitem en bevestig vervolgens uw selectie. ≥Druk op 34 om een in te stellen item te selecteren en druk vervolgens op of . ≥U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door aan te draaien om het instellingsitem te selecteren en door vervolgens op of te drukken. 6 Sluit het menu. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥U kunt het menu ook sluiten door verschillende keren op [ drukken.
3. Basisbediening – Menubedieningsmethoden Beschrijvingen van menu-items en instellingen weergeven Als u op [DISP.] drukt terwijl een menu-item of in te stellen item geselecteerd is, wordt een beschrijving van het item op het scherm weergegeven. Grijs weergegeven menu-items De menu-items die niet ingesteld kunnen worden, worden grijs weergegeven. Als u op of drukt terwijl een grijs item geselecteerd is, wordt de reden waarom die niet ingesteld kan worden weergegeven.
3. Basisbediening – Menubedieningsmethoden [Resetten] Zet ieder van de volgende instellingen opnieuw op de fabrieksinstelling: • Opname-instellingen • Netwerkinstellingen (instellingen van [Wi-Fi setup], [Streamingsetup] en [Bluetooth]) • Set-up en custom instellingen (anders dan [Wi-Fi setup], [Streamingsetup] en [Bluetooth]) ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Resetten] • Als de set-up- en aangepaste instellingen worden gereset, wordt het menu [Afspelen] ook gereset.
3. Basisbediening – Intelligent Auto modus Intelligent Auto modus De [iA]-modus (Intelligent Auto modus) kan beelden opnemen met gebruik van instellingen die automatisch door de camera geselecteerd worden. De camera detecteert de scène waarvoor hij automatisch de optimale opname-instellingen instelt die bij het onderwerp en de opname-omstandigheden passen. 1 Zet de modusknop op [iA]. 2 Richt de camera op het onderwerp. ≥Als de camera de scène detecteert, verandert de icoon van de opnamemodus.
3. Basisbediening – Intelligent Auto modus 3 Scherpstellen. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥Is het onderwerp eenmaal scherp gesteld, dan brandt de focusaanduiding. (Is het onderwerp niet scherp gesteld, dan knippert de focusaanduiding.) • [ ] van de AF mode werkt en het AF-gebied wordt weergegeven, uitgelijnd op ongeacht welk mens. 4 Start de opname. ≥Druk de ontspanknop geheel in.
3.
3.
3. Basisbediening – Intelligent Auto modus : *1 Gedetecteerd wanneer de dierdetectie ingeschakeld is. *2 Gedetecteerd als een externe flitser gebruikt wordt. • Als geen van deze scènes van toepassing is, vindt de opname plaats met [ ] (standaardinstelling). • Er kunnen verschillende soorten scènes voor hetzelfde onderwerp gedetecteerd worden, afhankelijk van de opname-omstandigheden.
3. Basisbediening – Intelligent Auto modus AF-modus 1 De AF-modus wijzigen. • Iedere druk op [ [ ]/[ ] wijzigt de AF-modus. ] ([Mens detectie AF]/[Detectie van mens/dier AF]) De camera detecteert iemands gezicht, ogen en lichaam (volledige lichaam, bovenste helft van het lichaam) en past de scherpstelling aan.
3. Basisbediening – Intelligent Auto modus [ ] ([Tracking]) Als de focusmodus op [AFC] gezet is, volgt de AF Area de beweging van het onderwerp, terwijl de scherpstelling gehandhaafd blijft. 1 Richt de AF Area op het onderwerp en druk de ontspanknop tot halverwege in. • De camera zal het onderwerp volgen terwijl de ontspanknop tot halverwege of volledig ingedrukt wordt.
3. Basisbediening – Opnemen met gebruik van aanraakfuncties Opnemen met gebruik van aanraakfuncties ≥ Touch AF/Touch Sluiter: 108 ≥ Touch AE: 111 Touch AF/Touch Sluiter Met Touch-functies kunt u zich richten op het punt dat u aanraakt, de sluiter loslaten, etc. • Met de standaardinstellingen wordt het Touch-Tabblad niet weergegeven. [Touch tab] instellen op [ON] in [Touch inst.] het menu [Voorkeuze] ([Bediening]). (Î[Touch inst.
3. Basisbediening – Opnemen met gebruik van aanraakfuncties 1 2 Raak [ ] aan. Raak de icoon aan. ≥Telkens wanneer de icoon wordt aangeraakt, wordt deze omgeschakeld. (Touch AF) Scherpstelling op de aangeraakte positie. (Touch sluiter) Opnemen met de nadruk op het aangeraakte punt. (OFF) 3 (Indien ingesteld op iets anders dan OFF) Raak het onderwerp aan.
3. Basisbediening – Opnemen met gebruik van aanraakfuncties • Als Touch sluiter niet werkt, zal het AF area eerst rood worden en vervolgens verdwijnen. • Raadpleeg “Handelingen op het scherm voor verplaatsing van de AF Area” voor informatie over handelingen voor het verplaatsen van het AF-gebied. (ÎHandelingen op het scherm voor verplaatsing van de AF Area: 142) • Het is ook mogelijk om de focuspositie en helderheid op de aangeraakte positie te optimaliseren: [ ]¨[ ] ¨ [Touch inst.
3. Basisbediening – Opnemen met gebruik van aanraakfuncties Touch AE Deze functie regelt de helderheid volgens een aangeraakte positie. Als het gezicht van een onderwerp donker verschijnt, kan het beeldscherm helderder gemaakt worden om bij het gezicht te passen. • Met de standaardinstellingen wordt het Touch-Tabblad niet weergegeven. [Touch tab] instellen op [ON] in [Touch inst.] het menu [Voorkeuze] ([Bediening]). (Î[Touch inst.]: 559) 1 2 Raak [ Raak [ ] aan. AE ] aan.
3. Basisbediening – Opnemen met gebruik van aanraakfuncties 3 Raak het onderwerp aan waarvoor u de helderheid wilt regelen. • Om de positie waarvoor u de helderheid wilt regelen naar het midden te doen terugkeren, raakt u [Reset] aan. ュリヴヱハ 4 5HVHW ,QVW Raak [Inst.] aan. Touch AE uitschakelen Raak [ ] aan.
4. Beeld opnemen ≥ [Aspectratio]: 114 ≥ [Fotoresolutie]: 115 ≥ [Beeldkwaliteit]: 116 ≥ [Functie dubbel kaartslot]: 118 ≥ [Map- / Bestandsinstell.
4. Beeld opnemen – [Aspectratio] [Aspectratio] U kunt de aspectratio van het beeld selecteren.
4. Beeld opnemen – [Fotoresolutie] [Fotoresolutie] Stelt de fotoresolutie van het beeld in. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Fotoresolutie] [Aspectratio] [4:3] [3:2] [16:9] [1:1] Beeldgrootte [L] 20M [M] 10,5M [S] 5M 5184k3888 3712k2784 2624k1968 [L] 18M [M] 9M [S] 4,5M 5184k3456 3712k2480 2624k1752 [L] 15M [M] 8M [S] 2M 5184k2920 3840k2160 1920k1080 [L] 15M [M] 7,5M [S] 4M 3888k3888 2784k2784 1968k1968 • Als [Ex. tele conv.
4. Beeld opnemen – [Beeldkwaliteit] [Beeldkwaliteit] Stelt de compressiesnelheid in die voor het opslaan van foto's gebruikt wordt. ¨[ ]¨[ Instelling ] ¨ Selecteer [Beeldkwaliteit] Bestands Details van de instellingen formaat JPEG-foto's waarbij voorrang aan de [FINE] beeldkwaliteit gegeven wordt. JPEG [STD.] JPEG-foto's van standaard beeldkwaliteit. Dit is nuttig voor het verhogen van het aantal opneembare beelden zonder de fotoresolutie te wijzigen. [RAWiFINE] [RAWiSTD.
4. Beeld opnemen – [Beeldkwaliteit] • Opmerking over RAW Het RAW-formaat heeft betrekking op een gegevensformaat van beelden die niet op de camera verwerkt zijn. Het afspelen en bewerken van RAW-beelden vereist de aanwezigheid van de camera of de speciale software. – U kunt RAW-beelden op de camera verwerken. (Î[RAW-verwerking]: 460) – Gebruik software (“SILKYPIX Developer Studio” van Ichikawa Soft Laboratory) om RAW-bestanden op een PC te verwerken en te bewerken.
4. Beeld opnemen – [Functie dubbel kaartslot] [Functie dubbel kaartslot] Dit stelt de manier in waarop het opnemen op kaartsleuven 1 en 2 uitgevoerd wordt. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Functie dubbel kaartslot] Selecteert de prioriteit van kaartslots voor de opname. [Relay-Opnam e] [Bestemming kaartslot]: [ [ ]/ ] Er vindt een relay-opname op de kaart in de andere kaartsleuf plaats, nadat de eerste [Opnamemetho de] kaart geen vrije ruimte meer heeft.
4. Beeld opnemen – [Functie dubbel kaartslot] Opmerkingen over relay-opnames • De volgende video kan niet worden voortgezet om te worden opgenomen op een andere kaart: – [Loop-recording (video)] Opmerkingen over back-up opnames • We raden aan kaarten te gebruiken die dezelfde snelheidsklasse en capaciteit hebben. Als de kaartsnelheidsklasse of de capaciteit onvoldoende is voor de video-opname, stopt het opnemen op beide kaarten. • Back-up opname is niet mogelijk met de volgende video.
4. Beeld opnemen – [Map- / Bestandsinstell.] [Map- / Bestandsinstell.] Stel de map- en bestandsnaam in waarop de beelden opgeslagen worden. Mapnaam 100ABCDE (1) (2) (1) Mapnummer (3 cijfers, 100 tot 999) (2) Door gebruiker gedefinieerd segment van 5 tekens Bestandsnaam PABC0001.
4. Beeld opnemen – [Map- / Bestandsinstell.] ¨[ ]¨[ [Map Selecteren]*1 ] ¨ Selecteer [Map- / Bestandsinstell.] Selecteert een map om beelden in op te slaan. Creëert een nieuwe map met een verhoogd mapnummer. • Als er geen opneembare mappen op de kaart staan, wordt een scherm voor het resetten van het mapnummer [Maak nieuwe map] weergegeven. [OK]: Toenames van het mapnummer zonder wijziging van het door gebruiker gedefinieerde segment van 5-tekens ((2) boven).
4. Beeld opnemen – [Map- / Bestandsinstell.] • Iedere map kan tot 1000 bestanden opslaan. • De bestandsnummers worden van 0001 tot 9999 toegekend in de volgorde van opname. Als u de map voor het opslaan verandert, zal een nummer toegekend worden dat een voortzetting is vanaf het laatste bestandsnummer. • In de volgende gevallen zal automatisch een nieuwe map met een toegenomen mapnummer gecreëerd worden, als het volgende bestand opgeslagen wordt: – Het aantal bestanden in de huidige map bereikt 1000.
4. Beeld opnemen – [Filenummer resetten] [Filenummer resetten] Vernieuw het mapnummer om het bestandsnummer weer in te stellen op 0001. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Filenummer resetten] Instellingen: [Kaartslot 1]/[Kaartslot 2] • Als het mapnummer de 999 bereikt, kan het bestandsnummer niet gereset worden. We raden aan een back-up van uw gegevens te maken en de kaart te formatteren. • Om het mapnummer op 100 te resetten: 1 Voer [Kaart formatteren] uit om de kaart te formatteren.
5.
5. Focus/Zoom – Selecteren van de Focusmodus Selecteren van de Focusmodus Selecteer de scherpstelmethode (focusmodus) die bij de beweging van het onderwerp past. 1 Stel de hendel van de focusmodus in. [S] ([AFS]) Dit is geschikt voor het opnemen van stilstaande onderwerpen. Wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt, wordt de flitser geactiveerd. Het focuspunt blijft vergrendeld terwijl de ontspanner tot halverwege ingedrukt is.
5. Focus/Zoom – Selecteren van de Focusmodus • In de volgende gevallen werkt [AFC] hetzelfde als [AFS] wanneer de ontspannerknop tot halverwege wordt ingedrukt: –[ ]-modus – In situaties met weinig licht • Deze functie is niet beschikbaar voor opnames met Post Focus.
5. Focus/Zoom – AF gebruiken AF gebruiken ≥ [AF Aang. Inst.(Foto)]: 132 AF (Auto Focus) betekent automatisch scherpstelling. Selecteer de focusmodus en de Af mode die geschikt is voor het onderwerp en de scène. 1 Zet de focusmodus op [S] of [C]. ≥Stel de hendel van de focusmodus in.
5. Focus/Zoom – AF gebruiken 2 Selecteer de AF mode. ≥Druk op [ ] om het selectiescherm van de AF mode weer te geven en stel in met gebruik van of . (ÎDe AF mode selecteren: 135) ≥De selectie is ook mogelijk door op [ ] te drukken. ] het schakelen tussen [ ] en • In de [iA]-modus zal iedere druk op [ [ 3 ] tot gevolg hebben. (ÎAF-modus: 106) Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥De AF mode werkt.
5. Focus/Zoom – AF gebruiken Low illumination AF • In een donkere omgeving werkt low illumination AF automatisch en wordt de focusicoon aangeduid als [ LOW ]. • Scherpstellen kan langer duren dan normaal. Starlight AF • Als de camera sterren in de nachthemel detecteert nadat low illumination AF vastgesteld is, zal Starlight AF geactiveerd worden. Als de scherpstelling verkregen is, zal de focusicoon [ STAR ] weergeven en zal de AF Area weergegeven worden op de scherp gestelde zone.
5. Focus/Zoom – AF gebruiken • Onderwerpen en opname-omstandigheden die het scherp stellen met de AF mode moeilijk maken – Snel bewegende onderwerpen – Extreem heldere onderwerpen – Onderwerpen zonder contrast – Onderwerpen die achter glas opgenomen zijn – Onderwerpen vlakbij glanzende objecten – Onderwerpen op zeer donkere plaatsen – Als onderwerpen zowel ver als dichtbij opgenomen worden • U kunt de werking van AF-ON wijzigen, zodat AF prioriteit geeft aan onderwerpen dichtbij.
5. Focus/Zoom – AF gebruiken De positie van het AF-gebied vergroten ([Vergroting AF-punt]) Dit vergroot het scherpstelpunt wanneer de AF-modus [ ], [ ] of [ ] is. (In andere AF-modussen wordt het midden van het scherm vergroot.) U kunt de scherpstelling controleren en een vergroot onderwerp observeren als met een telefoto-lens. 1 Registreer [Vergroting AF-punt] op de Fn-knop. (ÎFn-knoppen: 471) 2 Vergroot de AF-gebiedspositie door de Fn-knop ingedrukt te houden.
5. Focus/Zoom – AF gebruiken [AF Aang. Inst.(Foto)] Selecteer kenmerken van de werking van AF als opnames gemaakt worden met gebruik van [AFC] die geschikt zijn voor onderwerp en scène. Elk van deze kenmerken kan verder aangepast worden. 1 2 Zet de focusmodus op [AFC]. (ÎSelecteren van de Focusmodus: 125) Stel [AF Aang. Inst.(Foto)] in. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [AF Aang. Inst.(Foto)] [Instelnaam1] Basisinstelling voor algemene doeleinden.
5. Focus/Zoom – AF gebruiken • Als de volgende functie gebruikt wordt, is [AF Aang. Inst.(Foto)] niet beschikbaar: – [6K/4K-FOTO] AF-Custom instellingen aanpassen 1 Druk op 21 om het type de persoonlijke AF-instelling te selecteren. 2 Druk op 34 om de items te selecteren en druk op 21 om ze aan te passen. 3 Druk op • Druk op [DISP.] om de instellingen op de fabrieksinstelling te resetten. of . Stelt de tracking-gevoeligheid voor de beweging van de onderwerpen in.
5. Focus/Zoom – AF gebruiken Stelt het niveau van de bewegingsvoorspelling in voor veranderingen in de snelheid van de beweging van het onderwerp. • Op grotere instellingswaarden probeert de camera de scherpstelling te handhaven door zelfs te reageren op [Voorsp. bewegend onderw.] plotselinge bewegingen van het onderwerp. De camera wordt echter gevoeliger voor kleine bewegingen van het onderwerp, het scherp stellen kan dus instabiel worden.
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren De AF mode selecteren ≥ [Mens detectie AF]/[Detectie van mens/dier AF]: 138 ≥ [Tracking]: 143 ≥ [225-zone]: 145 ≥ [Zone (vert./ hori.)]/[Zone (vierkant)]/[Zone (ovaal)]: 146 ≥ [1-zone+]/[1-zone]: 149 ≥ [Spot]: 152 ≥ [Klant1] – [Klant3]: 155 Selecteer de scherpstelmethode die bij de positie en het aantal onderwerpen past. 1 Druk op [ ]. ≥Het selectiescherm van de AF mode verschijnt.
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren 2 Selecteer de AF mode. ≥Druk op 21 om een item te selecteren en druk vervolgens op of . ≥De selectie is ook mogelijk door op [ ] te drukken. [Mens detectie AF]/ [Detectie van mens/dier AF] (Î[Mens detectie AF]/[Detectie van mens/dier AF]: 138) [Tracking] (Î[Tracking]: 143) [225-zone] (Î[225-zone]: 145) [Zone (vert./ hori.)] (Î[Zone (vert./ hori.
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren [1-zone] (Î[1-zone]: 149) [Spot] (Î[Spot]: 152) ヤヒ [Klant1]*1/ ヤビ [Klant2]*1/ [Klant3]*1 ヤピ (Î[Klant1] – [Klant3]: 155) *1 Dit wordt niet weergegeven met de standaardinstellingen. U kunt de items vanuit de [AF-modus tonen/verbergen] in het menu [Voorkeuze] ([Focus/ Sluiter]) instellen om op het selectiescherm te worden weergegeven. (Î[AF-modus tonen/verbergen]: 555) • Als de volgende functie gebruikt wordt, is [ ] niet beschikbaar.
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren [Mens detectie AF]/[Detectie van mens/dier AF] De camera detecteert iemands gezicht, ogen en lichaam (volledige lichaam, bovenste helft van het lichaam) en past de scherpstelling aan. Met de ingeschakelde dierdetectie zal de camera ook dieren detecteren zoals vogels, hondachtigen (met inbegrip van wolven) en katachtigen (met inbegrip van leeuwen).
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren • Als de ogen van een persoon gedetecteerd worden, wordt scherp gesteld op het oog dat zich het dichtst bij de camera bevindt. De belichting zal aangepast worden aan het gezicht. (Als [Meetfunctie] op [ ] gezet is) • De camera kan de gezichten van tot 15 personen detecteren. • De camera kan een gecombineerd totaal van tot 3 mensen- en dierenlichamen detecteren.
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren Specificeer de mens, het dier of het oog waarop scherp gesteld moet worden Als de persoon of het dier waarop scherp gesteld moet worden getoond wordt met gebruik van de witte AF Area, kunt u dit in een gele AF Area veranderen. Aanraakbediening Raak de persoon, het dier of het oog aan die met de witte AF Area aangeduid wordt. • De AF Area zal geel worden. • Door een punt buiten de AF Area aan te raken, wordt het instellingenscherm van de AF Area weergegeven.
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren De gele AF Area verplaatsen en de afmetingen ervan veranderen U kunt de gele AF Area naar de positie van de witte AF Area verplaatsen en de witte AF Area vervangen door de gele AF Area. Als men zich naar een positie boven een AF Area verplaatst, zal de [ ] AF Area ingesteld worden. 1 Druk op [ ] om het selectiescherm van de AF mode weer te geven. 2 Selecteer [ ] of [ 3 Druk op 3421 om de positie van de AF Area te verplaatsen.
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren Handelingen op het scherm voor verplaatsing van de AF Area Knop Aanraak bediening bediening 3421 Aanraken Beweegt de AF Area. Spreiden/ Vergroot/verkleint de AF-zone met kleine dichtknijpen / — Beschrijving van de bediening stappen. Vergroot/verkleint de AF Area. Eerste keer: Doet de AF Area naar het midden [DISP.] [Reset] terugkeren. Tweede keer: Doet de afmetingen van de AF Area naar de standaardinstelling terugkeren.
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren [Tracking] Als de focusmodus op [AFC] gezet is, volgt de AF Area de beweging van het onderwerp, terwijl de scherpstelling gehandhaafd blijft. 1 Tracking starten. ≥Richt de AF Area rondom het onderwerp en druk de ontspanner tot halverwege in. De camera zal het onderwerp volgen terwijl de ontspanknop tot halverwege of volledig ingedrukt wordt. • Als tracking mislukt, zal het AF Area rood knipperen. • Bij de instelling [AFS] ligt de focus op de AF-gebiedspositie.
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren • Wanneer in de [ ] modus een video opgenomen wordt, en opgenomen wordt met [6K/4K-burst (S/S)], zal de tracking zelfs doorgaan als de ontspanknop losgelaten wordt. Druk om tracking te annuleren op of , of raak [ ] aan. Tracking is ook beschikbaar met [AFS]. • Zet [Meetfunctie] op [ ] om ook verder te gaan met het aanpassen van de belichting. • In de volgende gevallen werkt [ ] als [ ]: – [Zwart-wit]/[L.Zwart-wit]/[L.Zwart-wit D]/[L.
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren [225-zone] De camera selecteert de meest optimale AF Area om scherp te stellen uit de 225 area's. Als meer AF Area's geselecteerd zijn, zullen alle AF Area's scherp gesteld worden. Als de scherpstelmodus op [AFC] gezet is, moet ervoor gezorgd worden dat het onderwerp tijdens de opname binnen de 225 area's blijft om er zeker van te zijn dat het onderwerp scherp gesteld blijft.
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren [Zone (vert./ hori.)]/[Zone (vierkant)]/[Zone (ovaal)] [Zone (vert./ hori.)] In de 225 AF Area's kan worden scherpgesteld op verticale en horizontale zones. Horizontaal patroon Verticaal patroon [Zone (vierkant)] In de 225 AF Area's kan worden scherpgesteld op een centrale vierkante zone.
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren [Zone (ovaal)] In de 225 AF Area's kan worden scherpgesteld op een centrale ovale zone. •[ ] wordt niet weergegeven met de standaardinstellingen. [Zone (vierkant)] instellen op [ON] in [AF-modus tonen/verbergen] het menu [Voorkeuze] ([Focus/ Sluiter]).
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren De AF Area verplaatsen en de afmetingen ervan veranderen 1 Druk op [ ] om het selectiescherm van de AF mode weer te geven. 2 Selecteer [ ], [ 3 Druk op 3421 om de positie van de AF Area te verplaatsen. ] of [ ] en druk dan op 4. • U kunt de AF Area ook verplaatsen door hem aan te raken. Als [ ] geselecteerd is • Druk op 34 om naar een AF Area met horizontaal patroon te schakelen. • Druk op 21 om naar een AF Area met verticaal patroon te schakelen.
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren [1-zone+]/[1-zone] [1-zone+] Er kan scherp gesteld worden door een benadrukking in een enkele AF Area. Zelfs als het object uit een enkel AF-gebied beweegt, blijft het scherpgesteld in een extra AF-gebied (A). • Doeltreffend wanneer bewegende onderwerpen opgenomen worden die moeilijke te tracken zijn met [ ]. (A) [1-zone] Specificeer het punt dat moet worden scherpgesteld.
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren Automatische detectie inschakelen De automatische detectie is nu beschikbaar in de [1-zone+]/[1-zone] AF modes. Als een deel van een mens of een dier de [1-zone+]/[1-zone] AF-gebied binnenkomt, wordt het AF-gebied van de automatische detectie geel aangeduid. De oogdetectie werkt als het gezicht van iemand in het AF-gebied is. 1 Druk op [ ] om het selectiescherm van de AF mode weer te geven. 2 Selecteer [ ] of [ ] en druk dan op 3.
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren De AF Area verplaatsen en de afmetingen ervan veranderen 1 Druk op [ ] om het selectiescherm van de AF mode weer te geven. 2 Selecteer [ ]/[ 3 Druk op 3421 om de positie van de AF Area te verplaatsen. 4 Draai aan de ]/[ , ] of [ of de ]/[ ]/[ ] en druk dan op 4. om de grootte van het AF-gebied te veranderen. 5 Druk op .
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren [Spot] U kunt een preciezere scherpstelling op een klein punt verkrijgen. Als u de sluiterknop tot halverwege indrukt zal het scherm waarop u de scherpstelling kunt controleren vergroot worden. • Als de focusmodus op [AFC] gezet is, is [ 152 ] niet beschikbaar.
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren Verplaats de positie van de AF Area 1 Druk op [ ] om het selectiescherm van de AF mode weer te geven. 2 Selecteer [ ] en druk dan op 4. 3 Druk op 3421 om de positie van [i] in te stellen en druk vervolgens op of . • De geselecteerde positie op het scherm zal vergroot worden. • De AF Area kan niet naar de rand van het beeldscherm verplaatst worden. 4 Druk op 3421 om de positie van [i] fijn aan te passen. 5 Druk op of .
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren Bediening van het vergrotingsvenster Knop Aanraak bediening bediening 3421 Aanraken Verplaatst [i]. Spreiden/ Vergroot/verkleint het scherm met kleine dichtknijpen — Beschrijving van de bediening stappen. Vergroot/verkleint het scherm. Schakelt het vergrotingsvenster om (venstermodus/volledig schermmodus). Eerste keer: Keert terug naar het scherm in [DISP.] [Reset] stap 3. Tweede keer: Doet de AF Area naar het midden terugkeren.
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren [Klant1] – [Klant3] De vorm van de AF Area kan naar goeddunken ingesteld worden in de 225 AF Area's. De ingestelde AF Area kan geregistreerd worden met gebruik van [ ヤヒ ] tot [ ヤピ ]. De AF Area kan ook verplaatst worden terwijl de ingestelde vorm gehandhaafd blijft. • Dit wordt niet weergegeven met de standaardinstellingen. Zet in [AF-modus tonen/verbergen] in het [Voorkeuze] ([Focus/Sluiter])-menu [Klant1] op [Klant3] tot [ON].
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren De vorm van de AF Area registreren 1 Druk op [ 2 Selecteer een van [ ] om het selectiescherm van de AF mode weer te geven. 3 Selecteer de AF Area. ヤヒ ] tot [ ヤピ ] en druk vervolgens op 3. Aanraakbediening Raak de zone aan om de AF Area te maken. • Om achtereenvolgende punten te selecteren, versleept u het scherm. • Om de selectie van de geselecteerde AF Area te annuleren, raakt u de zone opnieuw aan.
5. Focus/Zoom – De AF mode selecteren Verplaats de positie van de AF Area 1 Druk op [ 2 Selecteer een geregistreerde vorm van de AF mode ([ ] om het selectiescherm van de AF mode weer te geven. ヤヒ ] tot [ ヤピ ]) en druk vervolgens op 4. 3 Druk op 3421 om de positie van de AF Area te verplaatsen en druk vervolgens op . • Druk op [DISP.] om de [i] positie weer naar het midden te brengen.
5. Focus/Zoom – Verplaatsing AF Area Verplaatsing AF Area ≥ De AF Area verplaatsen door aanraking: 161 ≥ De positie van de AF Area met de Touch Pad verplaatsen: 163 ≥ [Focusoversch. vr Ver./ Hor.]: 166 In de standaardinstellingen kunt u de joystick gebruiken om de AF Area rechtstreeks te verplaatsen en de afmetingen ervan te veranderen. 1 Verplaats de positie van de AF Area. ≥Kantel de joystick op het opnamescherm.
5. Focus/Zoom – Verplaatsing AF Area • Door op te drukken, kan geschakeld worden tussen de standaardposities en de ingestelde posities van de AF Area. In [ ]/[ ] schakelt deze handeling tussen de persoon, het dier of het oog dat scherp gesteld moet worden. In [ 2 ] wordt bij deze handeling het vergrote scherm weergegeven. Verander de grootte van de AF Area. ≥Draai aan , of . • Gebruik voor meer gedetailleerde aanpassingen. • De eerste druk op [DISP.
5. Focus/Zoom – Verplaatsing AF Area 3 Bevestig uw selectie. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥Hierdoor keert u terug naar het opnamescherm. • Als [Meetfunctie] is [ ], beweegt ook het meetdoel samen met de AF Area. • In [ ], [ ], [ ] en [ ヤヒ ] tot [ ヤピ ], kunnen de afmetingen van het AF-gebied niet veranderd worden. • In [ ] is het niet mogelijk het AF-gebied te verplaatsen of de omvang ervan te wijzigen. • In de modus [iA], kan het AF-gebied [ ]/[ ] niet worden verplaatst.
5. Focus/Zoom – Verplaatsing AF Area De AF Area verplaatsen door aanraking U kunt de AF Area naar een aangeraakte positie op het scherm verplaatsen. U kunt ook de grootte van de AF Area veranderen. ¨[ [AF] [AF+AE] ]¨[ ] ¨ [Touch inst.] ¨ Selecteer [Touch AF] Dit stelt het aangeraakte onderwerp scherp. Dit stelt het aangeraakte onderwerp scherp en past de helderheid ervan aan. • De standaardinstelling is [AF]. Scherpstelling op de aangeraakte positie ([AF]) 1 Raak het onderwerp aan.
5. Focus/Zoom – Verplaatsing AF Area Scherpstelling en aanpassing helderheid van de aangeraakte positie ([AF+AE]) 1 Raak het onderwerp aan waarvoor u de helderheid wilt regelen. • Op de aangeraakte positie wordt een AF-gebied weergegeven die op dezelfde manier werkt als [ ]. Hierdoor wordt een punt geplaatst om de helderheid op het midden van de AF Area aan te passen. ュリヴヱハ 2 5HVHW ,QVW Maak met uw vingers een knijpende of spreidende beweging om de afmetingen van het AF Area te veranderen.
5. Focus/Zoom – Verplaatsing AF Area De positie van de AF Area met de Touch Pad verplaatsen Tijdens de zoekerweergave kunt u het scherm aanraken om de positie en de grootte van de AF Area te veranderen. 1 Stel [Touchpad AF] in. 2 Verplaats de positie van de AF Area. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Touch inst.] ¨ [Touchpad AF] ¨ [EXACT]/ [OFFSET1] tot [OFFSET7] ≥Raak het scherm aan tijdens de zoekerweergave.
5. Focus/Zoom – Verplaatsing AF Area 3 Verander de grootte van de AF-gebied. ≥Draai aan , of . • Gebruik voor meer gedetailleerde aanpassingen. • De eerste druk op [DISP.] veroorzaakt de terugkeer van de positie van de AF Area naar het midden. De tweede druk zet de grootte van de AF Area weer op de fabrieksinstelling. 4 Bevestig uw selectie. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in.
5. Focus/Zoom – Verplaatsing AF Area Items instellen ([Touchpad AF]) Verplaatst de AF Area van de zoeker door aanraking van de gewenste positie op de touchpad. [EXACT] Verplaatst het AF Area van de zoeker met de afstand waarover u uw vinger op de touchpad versleept. Selecteer het bereik dat moet worden gedetecteerd met de sleepbewerking.
5. Focus/Zoom – Verplaatsing AF Area [Focusoversch. vr Ver./ Hor.] Slaat afzonderlijke posities voor AF Area's op voor wanneer de camera verticaal uitgelijnd is en voor wanneer hij horizontaal uitgelijnd is. Er zijn twee verticale standen, links en rechts, beschikbaar. ¨[ [ON] [OFF] ]¨[ ] ¨ Selecteer [Focusoversch. vr Ver./ Hor.] Slaat afzonderlijke posities voor verticale en horizontale standen op. Stelt dezelfde posities voor verticale en horizontale standen in.
5. Focus/Zoom – Met MF opnemen Met MF opnemen MF (Manuele Focus) betekent handmatige scherpstelling. Gebruik deze functie als u een vaste scherpstelling wenst of als de afstand tussen de lens en het object vast is en u AF niet wenst te gebruiken. 1 Zet de hendel van de focusmodus op [MF].
5. Focus/Zoom – Met MF opnemen 2 Selecteer het focuspunt. ≥Kantel de joystick om het focuspunt te selecteren. • Druk op [DISP.] om het scherp te stellen punt naar het midden terug te brengen. 3 Bevestig uw selectie. ≥Druk op . ≥Zo wordt naar het MF Assist-scherm geschakeld dat een vergrote weergave toont.
5. Focus/Zoom – Met MF opnemen 4 Scherpstellen. De handelingen die gebruikt worden om scherp te stellen variëren afhankelijk van de lens.
5. Focus/Zoom – Met MF opnemen Gebruik van een onderling verwisselbare lens zonder focusring Druk op 1: Stelt scherp op een onderwerp dichtbij Druk op 2: Stelt scherp op een onderwerp ver weg • Door op 2/1 te drukken en te blijven drukken, zal de focussnelheid toenemen. • Het scherpstellen kan ook uitgevoerd worden door de schuifbalk te verslepen. • Dit zal het scherp gestelde gedeelte weergeven dat geaccentueerd wordt met kleur. (Focus Peaking) • Er wordt een richtlijn voor de opname-afstand weergegeven.
5. Focus/Zoom – Met MF opnemen 5 6 Sluit het MF Assist-scherm. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥Deze handeling kan ook uitgevoerd worden door op de drukken. Start de opname. ≥Druk de ontspanknop geheel in.
5. Focus/Zoom – Met MF opnemen Handelingen op het MF Assist-scherm Knop Aanraak bediening bediening *1 Verslepen Verplaatst de positie van de vergrote zone. Spreiden/ Vergroot/verkleint het scherm met kleine 3421 dichtknijpen — Beschrijving van de bediening stappen. Vergroot/verkleint het scherm. Schakelt het vergrotingsvenster om (venstermodus/volledig schermmodus). Eerste keer: Doet de positie van MF Assist naar [DISP.]*1 [Reset]*1 het midden terugkeren.
5. Focus/Zoom – Met MF opnemen • U kunt het MF assist-scherm ook weergeven door op [ ] te drukken. • Het kan zijn dat MF Assist of MF-gids niet weergegeven worden, afhankelijk van de gebruikte lens. U kunt MF Assist hoe dan ook weergeven door de camera rechtstreeks te bedienen met gebruik van het aanraakscherm of een knop. • Door tijdens MF op [AF ON] te drukken, zal AF geactiveerd worden. • Het referentieteken van de opname-afstand duidt op de positie van het beeldvormingsoppervlak.
5. Focus/Zoom – Opnemen met zoom Opnemen met zoom ≥ Extra Teleconversie: 176 ≥ [Powerzoomlens]: 180 Gebruik de optische zoom van de lens om met telefoto of groothoek te zoomen. Als foto's gemaakt worden, gebruik dan [Ex. tele conv.] om een groter telescopisch effect te verkrijgen zonder verslechtering van het beeld. Als video's opgenomen worden, gebruik dan [Beeldzone voor video] om hetzelfde telescopische effect als [Ex. tele conv.] te verkrijgen.
5. Focus/Zoom – Opnemen met zoom De onderling verwisselbare lens ondersteunt de power zoom (elektrisch werkende zoom) Beweeg de zoomhendel. (De zoomsnelheid varieert afhankelijk van hoe ver u de hendel verplaatst.) • Als u [Zoombediening] op een Fn-knop instelt, kunt u de optische zoom langzaam bedienen door op 21 te drukken, of snel door op 34 te drukken. (T) (W) Onderling verwisselbare lens die geen zoom ondersteunt De optische zoom is niet beschikbaar.
5. Focus/Zoom – Opnemen met zoom Extra Teleconversie [Ex. tele conv.] stelt u in staat foto's op te nemen die verder uitvergroot zijn, voorbij wat met een optische zoom mogelijk is, zonder dat dit een verslechtering van de afbeeldingskwaliteit veroorzaakt. • De maximum vergrotingsverhouding van [Ex. tele conv.] varieert afhankelijk van de [Fotoresolutie] die ingesteld is in het [Foto] ([Afbeeldingskwaliteit])-menu. – Stel [ M] in: 1,4k – Stel [ S] in: 2,0k 1 Zet [Fotoresolutie] op [M] of [S].
5. Focus/Zoom – Opnemen met zoom De zoomvergroting veranderen Knopbediening 1 Zet [Ex. tele conv.] op [ZOOM]. 2 Zet de Fn-knop op [Zoombediening]. (ÎFn-knoppen: 471) 3 Druk op de Fn-knop. 4 Druk op de cursorknoppen om de zoom te bedienen. • ¨[ ]¨[ ] ¨ [Ex. tele conv.] ¨ [ZOOM] 31: T (telefoto) 24: W (groothoek) • Druk opnieuw op de Fn-knop of wacht een bepaalde tijd om de zoomhandeling te beëindigen.
5. Focus/Zoom – Opnemen met zoom Aanraakbediening • Met de standaardinstellingen wordt het Touch-Tabblad niet weergegeven. [Touch tab] instellen op [ON] in [Touch inst.] het menu [Voorkeuze] ([Bediening]). (Î[Touch inst.]: 559) 1 Zet [Ex. tele conv.] op [ZOOM]. 2 Raak [ ] aan. 3 Raak [ ] aan. 4 Versleep de schuifbalk om de zoom te bedienen. • ¨[ ]¨[ ] ¨ [Ex. tele conv.] ¨ [ZOOM] (T) (W) (T): Telefoto (W): Groothoek • Raak [ ] opnieuw aan om de touch-zoom bediening te beëindigen.
5. Focus/Zoom – Opnemen met zoom • Wanneer het instellingenscherm van [Ex. tele conv.] weergegeven wordt met gebruik van de Fn-knop, zal het drukken op [DISP.] u in staat stellen de instelling van [Fotoresolutie] te veranderen. • Als de volgende functies gebruikt worden, is [Ex. tele conv.] niet beschikbaar: – [6K/4K-FOTO] (indien op [6K 18M] gezet) – [RAW] ([Beeldkwaliteit]) – [Speelgoedcam.
5. Focus/Zoom – Opnemen met zoom [Powerzoomlens] Stelt de ren handelingen in wanneer een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die compatibel is met power zoom (elektrisch aangestuurde zoom). • Dit kan alleen geselecteerd worden wanneer een lens gebruikt wordt die compatibel is. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Powerzoomlens] Als het op [ON] gezet is en er vindt een zoomhandeling plaats, [Stapsg. zoom] stopt het zoomen bij iedere brandpuntpositie die besloten is.
6.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – De Aandrijfstand selecteren De Aandrijfstand selecteren U kunt de aandrijfstand op Enkel, Burst, enz., schakelen om bij de opname-omstandigheden te passen. 1 Draai aan de drive-modusknop. [Enkel] Neemt één foto op telkens wanneer op de sluiterknop gedrukt wordt. [Burstfunctie] (ÎBurstfoto's opnemen: 184) Neemt continu foto's op terwijl de sluiterknop ingedrukt is en ingedrukt gehouden blijft.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – De Aandrijfstand selecteren Zelfontspanner (ÎOpnemen met de zelfontspanner: 227) Neemt foto's op telkens wanneer de ingestelde tijd verstrijkt nadat op de sluiterknop gedrukt is.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Burstfoto's opnemen Burstfoto's opnemen Neemt continu foto's op terwijl de sluiterknop ingedrukt is en ingedrukt gehouden blijft. 1 Zet de aandrijfstand-knop op [ 184 ].
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Burstfoto's opnemen 2 Selecteer de burstsnelheid. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Burstsnelh.] [H] Neemt burstfoto's op met hoge snelheid. [M] Neemt burstfoto's op met gemiddelde snelheid. [L] Neemt burstfoto's op met lage snelheid. 3 Sluit het menu. 4 Start de opname. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. • Neemt burstfoto's op terwijl de sluiterknop volledig ingedrukt is.
6.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Burstfoto's opnemen Aantal foto’s dat continu kan worden gemaakt Als u de sluiterknop tot halverwege indrukt, zal het aantal foto's dat continu opgenomen kan worden op het opnamescherm verschijnen. Voorbeeld) Als het om 20 frames gaat: [r20] • Als de opname eenmaal gestart is, zal het aantal foto's dat continu opgenomen kan worden afnemen. Als [r0] verschijnt, neemt de burstsnelheid af.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Burstfoto's opnemen Scherpstellen van burstfoto's [Prio. focus/ Focusmodus sluiter] (Î[Prio.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Burstfoto's opnemen • Het kan even duren om burstfoto's op te slaan. Als u blijft doorgaan met het opnemen van burstfoto's terwijl het opslaan bezig is, wordt het maximum aantal frames dat kan worden opgenomen, minder. Wij raden bij het opnemen van burstfoto's aan een hogesnelheidskaart te gebruiken.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – 6K/4K-foto-opname 6K/4K-foto-opname Met 6K-Foto kunt u met hoge snelheid burstfoto's opnemen met 30 frames/ seconde en de gewenste foto's opslaan; elke foto bestaat uit ongev. 18 miljoen pixels en wordt uit het betreffende burstbestand geëxtraheerd. Met 4K-foto kunt u met hoge snelheid burstfoto's opnemen met 60 frames/ seconde en de gewenste foto's opslaan; elke foto bestaat uit ongev. 8 miljoen pixels.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – 6K/4K-foto-opname 1 Zet de aandrijfstand-knop op [ 2 Selecteer [Fotores. / Burstsnelh.]. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [6K/4K-FOTO] ¨ [Fotores. / Burstsnelh.] Beeldgrootte [6K 18M] [4K H 8M] [4K 8M] ]. Burstsnelheid [4:3]: 4992k3744 30 frames/ [3:2]: 5184k3456 seconde [4:3]: 3328k2496 60 frames/ [3:2]: 3504k2336 seconde [16:9]: 3840k2160 30 frames/ [1:1]: 2880k2880 seconde [Opn.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – 6K/4K-foto-opname 3 Selecteer [Opnamemethode]. [ ][ ][ ] ([6K/4K-burst]) Als u de beste momenten van een snel bewegend onderwerp wilt vastleggen Neemt burstfoto's terwijl op de sluiterknop gedrukt wordt. Audio-opname: Geen [ ][ ][ ] ([6K/4K-burst (S/S)]) “S/S” is een afkorting van start/stop. Als u een onvoorspelbaar fotomoment wilt vastleggen Begint burstfoto's op te nemen wanneer de sluiterknop ingedrukt wordt.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – 6K/4K-foto-opname 4 Sluit het menu. 5 Start de opname. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. • [Continu AF] werkt en de scherpstelling wordt continu geregeld tijdens het opnemen met AF. [6K/4K-burst] 1 Druk de sluiterknop tot halverwege in. 2 Druk de sluiterknop volledig in en houd hem ingedrukt tijdens de opname. (A) (B) (A) Op drukken en ingedrukt houden (B) Het opnemen wordt uitgevoerd • Druk de sluiterknop vroeg volledig in omdat het ongev.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – 6K/4K-foto-opname [6K/4K-burst (S/S)] 1 Druk de sluiterknop volledig in om de opname te starten. 2 Druk de sluiterknop opnieuw volledig in op de opname te stoppen. (C) (D) (E) (C) Start (Eerste) (D) Stop (Tweede) (E) Het opnemen wordt uitgevoerd • U kunt markers toevoegen door tijdens de opname op [Q] te drukken.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – 6K/4K-foto-opname • In de standaardinstellingen werkt Auto Review en zal een scherm weergegeven worden waarin u foto's uit een burst-bestand kunt selecteren. Om de opname voort te zetten, drukt u de ontspanner tot halverwege in om naar het opnamescherm terug te keren.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – 6K/4K-foto-opname • Voor 6K/4K foto worden de onderstaande menu-items vastgezet op de volgende instellingen: – [Sluitertype]: [ELEC.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Foto's uit een 6K/4K-burstbestand selecteren Foto's uit een 6K/4K-burstbestand selecteren ≥ Foto's corrigeren na de opname (Post-Recording Refinement): 200 ≥ Handelingen voor selectie van foto's: 202 U kunt foto's selecteren in de 6K/4K-burst-bestanden en ze opslaan. • Bij het doorgaan met het selecteren van foto's van de Auto Review na het opnemen van 6K/4K foto's start u de bediening van stap 1 2 of 3.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Foto's uit een 6K/4K-burstbestand selecteren 2 Maak een ruwe selectie van de scènes. ≥Versleep de schuifbalk (A). • Voor informatie over het gebruik van het slide view beeldscherm voor selecteren van de foto’s. (ÎHandelingen op het slide view beeldscherm voor selectie foto's: 202) • Als de beelden opgenomen werden met [6K/4K-burst] of [6K/4K-burst (S/S)], kunt u door [ ] aan te raken de scène in het afspeelscherm voor 6K/ 4K-burst selecteren.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Foto's uit een 6K/4K-burstbestand selecteren 4 Sla de foto op. ≥Raak [ ] of [ ] aan. ≥Er verschijnt een bevestigingsbeeldscherm. • De foto wordt in JPEG-formaat opgeslagen ([FINE] Beeldkwaliteit). • De opname-informatie (Exif informatie), zoals de sluitertijd, de lensopening en de ISO-gevoeligheid, wordt ook met de opgeslagen foto opgeslagen.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Foto's uit een 6K/4K-burstbestand selecteren Foto's corrigeren na de opname (Post-Recording Refinement) Vervorming in foto's corrigeren ([Vermind. Roll. Shutter]) Corrigeer bij het opslaan van de foto's iedere vervorming die door de elektronische sluiter veroorzaakt werd (roldeureffect). 1 Op het bevestigingsscherm voor het opslaan in stap 4 (ÎFoto's uit een 6K/ 4K-burstbestand selecteren: 197), raak [Vermind. Roll. Shutter] aan.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Foto's uit een 6K/4K-burstbestand selecteren Beeldruis verlagen die door hoge gevoeligheid veroorzaakt wordt ([6K/4K-FOTO ruisreductie]) Wanneer u foto's opslaat, verminder dan de beeldruis die optreedt wegens een hoge ISO-gevoeligheid. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [6K/4K-FOTO ruisreductie] Instellingen: [AUTO]/[OFF] • Dit wordt niet toegepast op foto's die opgeslagen zijn met [6K/4K-FOTO In Bulk Opslaan].
6.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Foto's uit een 6K/4K-burstbestand selecteren Knop Aanraak bediening bediening / Verslepen/ Beschrijving van de bediening Selecteert een frame. 21/ • Om de frames te veranderen die in slide view voor de selectie van foto's weergegeven worden, selecteert u het frame aan het linker/rechter uiteinde en raakt u vervolgens [ 21 Op drukken in Aanraken en ingedrukt houden aangeraakt houden — Aanraken/ ] of [ ] aan.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Foto's uit een 6K/4K-burstbestand selecteren Knop Aanraak bediening bediening Beschrijving van de bediening 1 Beweegt naar het volgende merkteken. 2 Beweegt naar het vorige merkteken.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Foto's uit een 6K/4K-burstbestand selecteren Knop Aanraak bediening bediening 3 — 4 — 1/ / — 2/ / — Aanraken/verslepen Spreiden/ dichtknijpen — / 3421 Verslepen continu afspelen). Voert continu achteruit afspelen uit of pauzeert (tijdens continu achteruit afspelen). Voert snel vooruit afspelen uit of voert frame-per-frame vooruit afspelen uit (tijdens pauze).
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Foto's uit een 6K/4K-burstbestand selecteren Knop Aanraak bediening bediening 1 — Beweegt naar het volgende merkteken. 2 — Beweegt naar het vorige merkteken. Beschrijving van de bediening • Voor het afspelen en bewerken van 6K-burstbestanden op een pc heeft u een high-performance pc-omgeving nodig. We raden aan de foto's met de camera te selecteren en op te slaan.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Post Focus-opname Post Focus-opname ≥ Het scherpstelpunt voor de te bewaren foto selecteren: 211 ≥ Focus Stacking: 213 Burstfoto's opnemen met dezelfde beeldkwaliteit als 6K/4K-foto's terwijl het scherpstelpunt automatisch gewijzigd wordt. U kunt het scherpstelpunt selecteren voor de foto die na de opname opgeslagen wordt. Ook Focus Stacking stelt u in staat beelden met meer focuspunten samen te voegen.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Post Focus-opname 3 Er wordt een foto met het gewenste focuspunt gemaakt. • Gebruik een kaart met UHS-snelheidsklasse 3 kaart of hoger bij het opnemen. • Als u Focus Stacking gaat uitvoeren na de opname, raden we het gebruik van een statief aan tijdens het opnemen. 1 Zet de aandrijfstand-knop op [ 2 Stel de afbeeldingskwaliteit voor [Post-Focus] in. ≥ ¨[ ]¨[ ].
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Post Focus-opname 3 Sluit het menu. 4 Bepaal de compositie en regel de scherpstelling. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥AF detecteert het scherpstelpunt op het scherm. (Uitgezonderd de randen van het scherm) (A) • Als er op het scherm geen gebieden zijn die scherp gesteld kunnen worden, zal de focusaanduiding (A) knipperen en is opnemen niet mogelijk.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Post Focus-opname 5 Start de opname. ≥Druk de ontspanknop geheel in. (B) 9m59s • De opname wordt uitgevoerd terwijl het scherpstelpunt automatisch verandert. Als de icoon (B) verdwijnt, eindigt de opname automatisch. • Er zal een video opgenomen worden met [Format opnamebestand] op [MP4] ingesteld. (Er zal geen audio opgenomen worden.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Post Focus-opname Het scherpstelpunt voor de te bewaren foto selecteren 1 Selecteer een Post-Focus foto op het afspeelscherm. (ÎFoto's afspelen: 444) ≥Selecteer een foto met de icoon [ ] en druk vervolgens op 3. ≥U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door aanraking van de icoon [ ]. 2 Het scherpstelpunt aanraken. • Als het punt scherp gesteld is, verschijnt een groen frame.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Post Focus-opname Handelingen selectie scherpstelpunt Knop Aanraak bediening bediening 3421/ / Beschrijving van de bediening Selecteert een scherpstelpositie. Aanraken • De selectie is niet mogelijk tijdens de vergrote weergave. Vergroot de weergave. • Tijdens de vergrote weergave kan het brandpunt fijner afgesteld worden door de schuifbalk te verslepen. (U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door op 21 te drukken.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Post Focus-opname Focus Stacking Door het samenvoegen van meerdere focuspunten kunt u foto's die gericht zijn, vanuit de voorgrond naar de achtergrond opslaan. (A) (B) (C) (A) Dichterbij (B) Focus (C) Verder weg 1 Raak [ ] aan op het scherm voor het selecteren van het focuspunt. (ÎHet scherpstelpunt voor de te bewaren foto selecteren: 211) ≥U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door op [ 213 ] te drukken.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Post Focus-opname 2 Selecteer de samenvoegingsmethode. $XWRPDWLVFK VDPHQYRHJHQ %HUHLN VDPHQYRHJHQ [Automatisch samenvoegen] Selecteert automatisch de foto's die geschikt zijn om samengevoegd te worden en voegt ze vervolgens samen in één enkel beeld. [Bereik samenvoegen] Voegt beelden met gespecificeerde focuspunten samen in een enkel beeld. 3 (Wanneer [Bereik samenvoegen] is geselecteerd) Raak de focuspunten aan.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Post Focus-opname 4 Sla de foto op. ≥Raak [ ] aan. Handelingen wanneer [Bereik samenvoegen] geselecteerd is Knop Aanraak bediening bediening 3421/ / / [ ] Aanraken [Inst./annul] [Alle] [DISP.] [Reset] / Beschrijving van de bediening Selecteert een punt. Stelt een punt in of annuleert het. Selecteert alle punten. (Voordat punten geselecteerd worden) Wist alle selecties.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met Intervalopname Opnemen met Intervalopname De foto's worden automatisch opgenomen na een ingesteld opname-interval. Deze functie is ideaal om veranderingen op te nemen die op lange termijn optreden in onderwerpen als dieren en planten. De opgenomen foto zal opgeslagen worden als een reeks groepsbeelden die ook gecombineerd kunnen worden in een video. • Controleer of de klok correct ingesteld is.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met Intervalopname 2 Zet [Modus] op [Intervalopname]. 3 Stel de opname-instellingen in. ≥ ¨[ ]¨[ [Intervalopname] ] ¨ [Interval/animatie] ¨ [Modus] ¨ [Modus] Schakelt tussen Intervalopname en Stop Motion Animatie. [Instel. opname-interval] [ON]: Stelt het interval in voordat de volgende opname plaatsvindt. [OFF]: Neemt foto's zonder opname-intervallen achter te laten. [Starttijd] [Nu]: De opname start als de sluiterknop volledig ingedrukt wordt.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met Intervalopname 4 Sluit het menu. 5 Start de opname. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥Druk de ontspanknop geheel in. • Als [Begintijd instellen] ingesteld is, zal de camera in de slaapstatus gezet worden tot de starttijd bereikt wordt. • Tijdens opname stand-by zal de camera automatisch in de slaapstatus gezet worden als gedurende bepaalde tijd geen handelingen verricht worden. 6 • De opname zal automatisch stoppen. Maak een video.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met Intervalopname Handelingen tijdens de Intervalopname Door de ontspanknop in de slaapstatus tot halverwege in te drukken, zal de camera ingeschakeld worden. • U kunt de volgende handelingen uitvoeren door op [Q] te drukken tijdens de Intervalopname. [Verdergaan] [Onderbreken] [Hervatten] [Exit] Keert terug naar de opname. (Alleen tijdens de opname) Pauzeert de opname. (Alleen tijdens de opname) Hervat de opname.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met Intervalopname • Foto's die op meer dan één kaart opgenomen worden, kunnen niet in één enkele video gecombineerd worden. • De camera geeft de prioriteit aan het verkrijgen van de correcte belichting en neemt dus op het ingestelde interval mogelijk geen foto's op of neemt niet het ingestelde aantal foto's op. Bovendien eindigt die mogelijk niet op de eindtijd die op het scherm weergegeven wordt.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnames met Stop-motionanimatie Opnames met Stop-motionanimatie Neem de foto's door het onderwerp steeds een klein beetje te verplaatsen. De opgenomen foto's zullen opgeslagen worden als een reeks groepsbeelden die ook gecombineerd kunnen worden in een stop-motionvideo. 1 Zet de aandrijfstand-knop op [ 2 Zet [Modus] op [Stop-motionanimatie]. ≥ ].
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnames met Stop-motionanimatie 3 Stel de opname-instellingen in. [Modus] Schakelt tussen Intervalopname en Stop Motion Animatie. [Toevoegen aan fotogroep] Stelt u in staat met de opname verder te gaan voor een reeks stop motion beelden die al opgenomen zijn. 5 • Selecteer een beeld en ga verder met stap . [Automatische opname] [ON]: Neemt de foto's automatisch op na een ingesteld opname-interval.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnames met Stop-motionanimatie 5 Start de opname. ≥Druk de ontspanknop geheel in. ≥Neem herhaaldelijk foto's op terwijl u het onderwerp steeds een klein beetje te verplaatst. • Het opnamescherm toont tot twee eerder opgenomen beelden. Gebruik deze als referentie voor de mate van beweging. • U kunt de opgenomen stop motion beelden afspelen door tijdens de opname op [ ] te drukken. Druk op [ ] om onnodige beelden te wissen.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnames met Stop-motionanimatie 7 Maak een video. (ÎVideo's met Intervalopname en Stop-motionanimatie: 225) • Selecteer nadat de opname gestopt is [Ja] op het bevestigingsbeeldscherm om verder te gaan en een video te maken. Zelfs als u [Nee] selecteert, kunt u nog steeds een video maken met [Stop-motionvideo] in het menu [Afspelen] ([Afbeelding verwerken]). (Î[Stop-motionvideo]: 603) • Er kunnen tot 9999 frames opgenomen worden.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Video's met Intervalopname en Stop-motionanimatie Video's met Intervalopname en Stop-motionanimatie Na het uitvoeren van een Intervalopname of Stop Motion Animatie, kunt u een video daarvan maken. • Raadpleeg onderstaande hoofdstukken over deze opnamefuncties.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Video's met Intervalopname en Stop-motionanimatie 3 Selecteer [Uitvoer.]. ≥Er zal een video gemaakt worden in het bestandsformaat voor de [MP4]-opname. [Uitvoer.] Maakt een video. [Opn. kwaliteit] Stelt de beeldkwaliteit van de video in. [Beeldfrequentie] Stelt het aantal frames per seconde in. Hoe groter het aantal hoe soepeler de filmbeelden in elkaar overgaan. [Serie] [NORMAL]: Voegt foto’s samen in de opnamevolgorde.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met de zelfontspanner Opnemen met de zelfontspanner 1 2 3 4 Zet de aandrijfstand-knop op [ ]. Stel de tijd van de zelfontspanner in. (ÎDe tijd van de zelfontspanner instellen: 229) • Als video’s opgenomen worden, zet [Zelf ontsp. voor video] in [Zelf ontsp.-instelling] van het [Video] ([Overig (Video)])-menu dan op [ON]. Sluit het menu. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. Bepaal de compositie en regel de scherpstelling.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met de zelfontspanner 5 Start de opname. ≥Druk op de sluiterknop (A) of de videoknop (B). ≥Na het knipperen van van het zelfontspannerlampje gaat de opname van start.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met de zelfontspanner De tijd van de zelfontspanner instellen Fotograferen ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Zelf ontsp.] Wanneer u bewegende beelden opneemt ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Zelf ontsp.-instelling] [ ]/[ [ ]: Maakt een foto na 10 seconden. ]/[ ]/[ ] enz. (Voorkeuze) [ ]: Maakt 3 foto's met intervallen van ongev. 2 seconden, na 10 seconden. (Voor video-opnames gebeurt hetzelfde met [ [ ].) ]: Maakt een foto na 2 seconden.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Opnemen met de zelfontspanner • Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner. • Als de volgende functies gebruikt worden, is [ – [Gelijktijdig zond.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Bracket-opname Bracket-opname Als de ontspanknop ingedrukt wordt, kan de camera meer beelden opnemen terwijl de instellingswaarde voor belichting, diafragma, focus of witbalans automatisch gewijzigd worden (aanpassing waarde of kleurtemperatuur).
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Bracket-opname 2 Stel [Meer instellen] in. 3 Sluit het menu. 4 ≥Raadpleeg voor informatie over [Meer instellen] de pagina voor iedere bracket-methode. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. Stel scherp op het onderwerp en neem vervolgens foto's.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Bracket-opname Items instellen ([Type Bracketing]) Als op de sluiterknop gedrukt wordt, neemt de [ ] Belichting Bracket camera op terwijl de belichting gewijzigd wordt. (Î[Meer instellen] (Belichting Bracket): 235) Als op de sluiterknop gedrukt wordt, neemt de [ ] Lensopening camera op terwijl de diafragmawaarde gewijzigd Bracket wordt.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Bracket-opname • Witbalansbracket en witbalansbracket (kleurtemperatuur) zijn met gebruik van de volgende functies niet beschikbaar: – [iA]-modus – Burstfoto's opnemen – [RAWiFINE]/[RAWiSTD.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Bracket-opname [Meer instellen] (Belichting Bracket) Stelt het aantal beelden en de stap van de [Stap] belichtingscompensatie in. [3•1/3] (neemt 3 beelden op met stappen van 1/3 EV) tot [7•1] (neemt 7 beelden op met stappen van 1 EV) [Serie] Stelt de volgorde in waarmee beelden opgenomen worden. [ ]: Neemt slechts één beeld op telkens wanneer op de sluiterknop gedrukt wordt.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Bracket-opname [Meer instellen] (Lensopening Bracket) [3]/[5]: Neemt het ingestelde aantal beelden op terwijl de diafragmawaarde afwisselend ingesteld wordt in de volgorde [Aantal beelden] één ervoor en vervolgens één erna, met als referentie de eerste lensopeningwaarde. [ALL]: Neemt beelden op met gebruik van alle diafragmawaarden. Voorbeeld wanneer de beginpositie op F8.0 gezet is (H-ES12060) (6) (4) (2) (1) (3) (5) (7) 2.8 4.0 5.6 8.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Bracket-opname [Meer instellen] (Focus Bracket) Stelt de stap voor de aanpassing van de scherpstelling in. • De afstand waarover het scherpstelpunt beweegt wordt korter [Stap] als het eerste scherpstelpunt dichtbij is, en langer als hij verder weg is. Stelt het aantal beelden in. • Dit kan niet ingesteld worden als burstfoto's opgenomen [Aantal beelden] worden. Er worden burstfoto's gemaakt terwijl de sluiterknop ingedrukt is.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Bracket-opname [Meer instellen] (Witbalans Bracket) 1 Draai aan op , of of om de correctiestap in te stellen en druk vervolgens . Horizontale richting ([A] - [B]) Verticale richting ([G] - [M]) • De correctiestap kan ook ingesteld worden door [ ]/[ ]/[ ]/[ ] aan te raken. [Meer instellen] (Witbalans Bracket (kleurtemperatuur)) 1 Draai aan op of , of om de correctiestap in te stellen en druk vervolgens .
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – [Stille modus] [Stille modus] Dit schakelt alle werkgeluiden en de verlichting in één keer uit. De audio van de luidspreker zal op mute gezet worden en de flitser en de AF Assist-lamp zullen op de geforceerde uitmodus staan. • De volgende instellingen zijn vastgezet: – [Flitserfunctie]: [ ] (Flitser geforceerd uit) – [AF ass. lamp]: [OFF] – [Sluitertype]: [ELEC.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – [Sluitertype] [Sluitertype] Selecteer het sluitertype dat u wilt gebruiken voor het opnemen van de foto's. ¨[ ]¨[ [AUTO] [MECH.] [EFC] [ELEC.] ] ¨ Selecteer [Sluitertype] Schakelt het type sluiter automatisch om, afhankelijk van de opname-omstandigheden en de sluitersnelheid. Neemt op met het mechanische sluitertype. Neemt op met het elektronische voorstge gordijn sluitertype. Neemt op met het elektronische sluitertype.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – [Sluitertype] Mechanische sluitertype Dit type start en stopt de belichting Mechanisme met de mechanische sluiter. Flitser Elektronische voorste gordijn sluitertype Elektronische sluitertype Dit type start de belichting elektronische en stopt het met de mechanische Dit type start en stopt de belichting elektronisch. sluiter. 3 3 — [B] (Bulb, max. [B] (Bulb, max. [B] (Bulb, max. Sluitertijd ongev. ongev. ongev. (sec.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – [Sluitertype] • Om door sluiter veroorzaakte onscherpte te verminderen, kunt u de sluitertijd instellen om los te laten op een paar seconden nadat de ontspannerknop wordt ingedrukt: [ • Als [ ]¨[ ] ¨ [Sluitervertraging] (Î[Sluitervertraging]: 529) ] op het scherm weergegeven wordt, zal de opname met het elektronische sluitertype plaatsvinden.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisator Beeldstabilisator ≥ Beeldstabilisatie-instellingen: 246 De camera kan zowel de in-body beeldstabilisatie als de in-lens beeldstabilisatie gebruiken. Compatibel met de Dual I.S.-methode, die de twee beeldstabilisaties daadwerkelijk combineert, en de Duals I.S.2-methode, die een groter stabiliserend effect heeft.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisator Combinatie van lenzen en beeldstabilisatoren (Met ingang van mei 2021) De beeldstabilisaties die gebruikt kunnen worden, zullen variëren afhankelijk van de bevestigde lens. Bevestigde lens Beschikbare beeldstabilisatie Voorbeeld van icoon Lenzen van Panasonic die compatibel zijn met Dual I.S.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisator De beeldstabilisatie gebruiken • Als een lens met een O.I.S.-schakelaar wordt gebruikt, zet de schakelaar op de lens op [ON]. • Bij het gebruik van een lens die geen communicatiefunctie met deze camera heeft, wordt, na het inschakelen van de camera, een bericht weergegeven met de vraag om bevestiging van de lensinformatie.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisator Beeldstabilisatie-instellingen Stel de beweging van de beeldstabilisatie in om bij de opnamesituatie te passen. ¨[ ]¨[ [Bedieningsstan d] ] ¨ Selecteer [Beeldstabilisatie] Stelt de stabilisatiebeweging (wazig) in om bij de opnamemethode (normaal, panning) te passen.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisator • Als de volgende functies gebruikt worden, is [E-stabilisatie (Video)] niet beschikbaar: – [Variabele beeldfreq.] – [Live Bijsnijden] [Bedieningsstand] Stel de stabilisatiebeweging (wazig) in om bij de opnamemethode (normaal, panning) te passen. Corrigeert verticale, horizontale en draaiende [Normaal] camerabewegingen. Deze functie is geschikt voor gewone opnames. [Pannen (links/ Corrigeert verticale camerabewegingen.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisator [BS versterken (video)] Verhoog de doeltreffende werking van de beeldstabilisatie tijdens video-opnames. Dit effect kan bijdragen aan een stabiele compositie als u de opname vanuit een vast perspectief wilt maken. Instellingen: [ON]/[OFF] • Als [BS versterken (video)] werkt, wordt [ ] op het opnamescherm weergegeven.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisator [Lensinformatie] Registreer de informatie voor lenzen die niet kunnen communiceren met de camera. Zorg ervoor dat u de in-body beeldstabilisatie koppelt aan de informatie van de lens die u registreert. 1 Druk op 34 om de lensinformatie te selecteren en druk vervolgens op . • In de standaardinstelling wordt de lensinformatie voor 6 lenzen met een brandpuntsafstand tussen 24 mm en 135 mm geregistreerd.
6. Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisator Lensinformatie registreren, wijzigen en verwijderen 1 Druk op 34 om de lensinformatie te selecteren en druk vervolgens op [DISP.]. • Als lensinformatie wordt geselecteerd die niet is geregistreerd, druk dan op of 2 om door te gaan naar stap 3. Druk op 34 om [Bewerken] of [Wissen] te selecteren en druk vervolgens op of . • De lensinformatie wordt verwijderd wanneer u [Wissen] selecteert.
7.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – [Meetfunctie] [Meetfunctie] Type optische meting om helderheid te meten kan veranderd worden. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Meetfunctie] Methode waarmee de meest geschikte belichting [ ] (Multimeting) gemeten wordt door de verdeling van helderheid op het volledige scherm te beoordelen. [ ] (Middenmeting) Methode voor het uitvoeren van metingen gericht op het midden van het scherm.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Programma AE-modus Programma AE-modus In de [P]-modus (Programma AE-modus) stelt de camera de sluitertijd en de waarde van het diafragma automatisch in voor de helderheid van het onderwerp. U kunt ook Programme Shift gebruiken om combinaties van sluitertijd en lensopeningwaarden te wijzigen waarbij dezelfde belichting behouden blijft. 1 Zet de modusknop op [P].
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Programma AE-modus 2 Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥Dit geeft de diafragmawaarde en de waarde van de sluitertijd weer op het opnamescherm. • Als de correcte belichting niet verkregen wordt, knipperen de 3 lensopeningwaarde en sluitertijd rood. Start de opname.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Programma AE-modus Programmaschakeling U kunt de automatisch door de camera ingestelde combinatie van sluitertijd en lensopeningwaarde wijzigen terwijl dezelfde belichting behouden blijft. Het stelt u in staat om de achtergrond bijvoorbeeld waziger te maken, door de lensopeningwaarde kleiner te maken, of om een bewegend onderwerp dynamischer op te nemen, door de sluitertijd langer te maken. 1 Druk de sluiterknop tot halverwege in.
7.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Lensopening-Prioriteit AE-modus Lensopening-Prioriteit AE-modus In de [A]-modus (Lensopening-Prioriteit AE-modus) kunt u de diafragmawaarde voorafgaand aan de opname instellen. De sluitertijd zal automatisch door de camera ingesteld worden. Kleinere diafragmawaarden Het wordt gemakkelijker om de achtergrond onscherp te maken. Grotere diafragmawaarden Het wordt gemakkelijk om alles scherp te stellen, met inbegrip van de achtergrond.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Lensopening-Prioriteit AE-modus 1 Zet de modusknop op [A]. 2 Stel de lensopeningwaarde in. 3 Start de opname. ≥Draai aan of . • Als de correcte belichting niet bereikt wordt wanneer de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt, knipperen de lensopeningwaarde en de sluitertijd rood.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Lensopening-Prioriteit AE-modus Kenmerken van de velddiepte Lensopeningwaarde Brandpuntafstand van lens Afstand tot onderwerp Velddiepte (Zone met scherpe scherpstelling) Klein Groot Telefoto Groothoek Dichtbij Ondiep (smal) Voorbeeld: Als u een beeld met een onscherpe achtergrond wilt opnemen. Verder weg Diep (breed) Voorbeeld: Als u een beeld wilt opnemen dat zo ver als de achtergrond scherp gesteld is.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Sluiter-Prioriteit AE-modus Sluiter-Prioriteit AE-modus In de [S]-modus (Sluiter-Prioriteit AE-modus) kunt u de sluitertijd voorafgaand aan de opname instellen. De diafragmawaarde zal automatisch door de camera ingesteld worden. Langere sluitertijden Het wordt gemakkelijker om beweging vast te leggen. Kortere sluitertijden Het wordt gemakkelijker om beweging te bevriezen.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Sluiter-Prioriteit AE-modus 1 Zet de modusknop op [S]. 2 Stel de sluitertijd in. 3 Start de opname. ≥Draai aan of . • Als de correcte belichting niet bereikt wordt wanneer de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt, knipperen de lensopeningwaarde en de sluitertijd rood.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Sluiter-Prioriteit AE-modus • De effecten van de ingestelde lensopeningwaarde en sluitertijd zullen niet op het opnamescherm zichtbaar zijn. Gebruik [Voorvertoning] om de effecten op het opnamescherm te controleren. (ÎPreview-modus: 267) • De helderheid van het opnamescherm en van de op dat moment opgenomen beelden kan verschillend zijn. Controleer de beelden op het afspeelscherm.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Handmatige Belichtingsmodus Handmatige Belichtingsmodus In de [M]-modus (Handmatige Belichtingsmodus) kunt u handmatig foto's nemen door de diafragmawaarde en de sluitertijd in te stellen. In de standaardinstellingen staat de ISO-gevoeligheid op [AUTO]. Als resultaat zal de ISO-gevoeligheid aangepast worden volgens de diafragmawaarde en de sluitertijd. De belichtingscompensatie kan ook gebruikt worden als de ISO-gevoeligheid op [AUTO] gezet is.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Handmatige Belichtingsmodus 2 De openingswaarde en de sluitertijd instellen. 3 Start de opname. ≥Draai aan om de diafragmawaarde in te stellen en aan om de sluitertijd in te stellen. (A) (B) (A) Sluitertijd (B) Lensopeningwaarde • Als de correcte belichting niet bereikt wordt wanneer de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt, knipperen de lensopeningwaarde en de sluitertijd rood. Beschikbare sluitertijden (Sec.) • [MECH.] [B] (Bulb, max. ongev.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Handmatige Belichtingsmodus • De effecten van de ingestelde lensopeningwaarde en sluitertijd zullen niet op het opnamescherm zichtbaar zijn. Gebruik [Voorvertoning] om de effecten op het opnamescherm te controleren.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Handmatige Belichtingsmodus Handmatige belichtingsassistentie Als de ISO-gevoeligheid op iets anders gezet is dan [AUTO], zal Handmatige Belichtingshulp (voorbeeld: ) op het opnamescherm weergegeven worden. U kunt het verschil tussen de huidige belichtingswaarde en de huidige belichting (n0) die door de camera gemeten is controleren. • Gebruik de Handmatige belichtingsassistentie als richtlijn.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Preview-modus Preview-modus U kunt de effecten van de lensopening op het opnamescherm controleren door de diafragma-lamellen van de lens daadwerkelijk te sluiten op de diafragmawaarde die u voor de huidige opname instelt. Naast de effecten van de lensopening kunt u tegelijkertijd de effecten van de sluitertijd controleren. • Gebruik voor de bediening de Fn-knop waaraan [Voorvertoning] is toegewezen. In de standaardinstellingen is dit toegewezen aan de knop [Fn2].
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Preview-modus • Het is mogelijk om in de preview-modus op te nemen. • Het bereik voor de controle van het sluitertijdeffect bedraagt 8 seconden tot 1/16000 seconde. • De preview-modus is niet beschikbaar als opnames met [6K/4K-voorburst] gemaakt worden. • Afhankelijk van de instelling van [Constant preview] zijn er voorbeeldschermen die niet weergegeven kunnen worden.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Belichtingscompensatie Belichtingscompensatie U kunt de belichting compenseren als de correcte belichting die bepaald wordt door de camera te helder of te donker is. U kunt de belichting aanpassen met stappen van 1/3 EV in een bereik van n5 EV. Wanneer video's opgenomen worden, of wanneer opnames gemaakt worden met 6K/4K-foto of Post Focus, verandert het bereik in n3 EV. 1 Druk op [ 2 Compenseert de belichting. ≥Draai aan ]. , of .
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Belichtingscompensatie 3 Bevestig uw selectie. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. • In de [M]-modus kunt u de belichting compenseren door de ISO-gevoeligheid op [AUTO] te zetten. • Als de waarde van de belichtingscompensatie onder of boven n3 EV komt, zal de helderheid van het opnamescherm niet langer veranderen. Druk de ontspanknop tot halverwege in of gebruik AE Lock om de waarde op het opnamescherm weer te geven.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Focus en belichting vergrendelen (AF/AE vergrendeling) Focus en belichting vergrendelen (AF/AE vergrendeling) Vergrendel de scherpstelling en de belichting van tevoren om foto's te maken met dezelfde instellingen voor scherpstelling en belichting terwijl de compositie veranderd wordt. Dit is nuttig als u wilt scherp stellen op een rand van het scherm of als er bijvoorbeeld achtergrondverlichting is. 1 Registreer [AE LOCK], [AF LOCK] of [AF/AE LOCK] op de Fn-knop.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – Focus en belichting vergrendelen (AF/AE vergrendeling) 2 Vergrendel scherpstelling en belichting. ≥Druk op de Fn-knop en houd die ingedrukt. ≥Als de scherpstelling vergrendeld is, zal de icoon van de AF vergrendeling weergegeven worden. ≥Als de belichting vergrendeld is, zal de icoon van de AE vergrendeling weergegeven worden.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – ISO-gevoeligheid ISO-gevoeligheid U kunt de lichtgevoeligheid (ISO-gevoeligheid) instellen. Met de standaardinstellingen kunt u 200 tot 25600 instellen met toenames van 1/3 EV. 1 Druk op [ISO]. 2 2 Selecteer de ISO-gevoeligheid. ≥Draai aan , of . ≥De selectie is ook mogelijk door op [ISO] te drukken.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – ISO-gevoeligheid 3 Bevestig uw selectie. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. Kenmerken van de ISO-gevoeligheid Door het verhogen van de ISO-gevoeligheid kan de sluitertijd worden verhoogd op donkere plaatsen om camerabeweging en onscherpte te voorkomen. Hogere waarden van ISO-gevoeligheid doen echter ook de hoeveelheid ruis op de opgenomen beelden toenemen.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – ISO-gevoeligheid Items instellen (ISO-gevoeligheid) De ISO-gevoeligheid wordt automatisch aangepast op basis van [AUTO] de helderheid. • Foto maken: Maximum [3200]*1 • Video-opname: Maximum [6400]*2 De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op de geselecteerde waarde.
7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid – ISO-gevoeligheid • U kunt de onder- en bovengrenzen voor ISO auto instellen: –[ ]¨[ ] ¨ [ISO-gevoeligheid (foto)] (Î[ISO-gevoeligheid (foto)]: 520) –[ ]¨[ ] ¨ [ISO-gevoeligh. (video)] (Î[ISO-gevoeligh.
8.
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – Witbalans (WB) Witbalans (WB) ≥ De witbalans aanpassen: 283 Witbalans (WB) is een functie die de kleurzweem corrigeert die veroorzaakt wordt door het licht dat het onderwerp verlicht. Het corrigeert de kleuren zodat het witte onderwerp wit verschijnt en de algemene kleur daardoor het meest lijkt op wat door het oog gezien wordt. Normaal gesproken kunt u auto ([AWB], [AWBc] of [AWBw]) gebruiken om de optimale witbalans te verkrijgen.
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – Witbalans (WB) 2 Selecteer de witbalans. 3 Bevestig uw selectie. ≥Draai aan , of . ≥De selectie is ook mogelijk door op [WB] te drukken. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in.
8.
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – Witbalans (WB) (2) (3) (4) (5) (6) (1) (7) (8) (9) KlKelvintemperatuur en kleuren (1) [AWB] zal met dit bereik werken. (2) Blauwe lucht (3) Bewolkte lucht (Regen) (4) Schaduw (5) Zonlicht (6) Wit fluorescerend licht (7) Gloeilamp (8) Zonsopgang en zonsondergang (9) Kaarslicht • Onder verlichting zoals fluorescente of LED-verlichting zal de geschikte witbalans variëren afhankelijk van het type verlichting. Gebruik [AWB], [AWBc], [AWBw] of [ 1 ] tot [ 4 ].
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – Witbalans (WB) Witinstelling toewijzen Neem foto's van een wit voorwerp onder de lichtbron van de opnamelocatie om de witbalans af te stellen, tot het voorwerp wit verschijnt. 1 Druk op [WB] en selecteer vervolgens ongeacht welke waarde van [ [ ] tot 1 ]. 4 2 Druk op 3. 3 Richt de camera op een wit voorwerp zodat het middenin het frame op het midden van het scherm verschijnt en druk vervolgens op of .
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – Witbalans (WB) De witbalans aanpassen U kunt de kleuring zelfs regelen als de kleuring die u wilt toepassen niet door de geselecteerde witbalans geproduceerd wordt. 1 Druk op [WB]. 2 Selecteer de witbalans en druk vervolgens op 4. ≥Het afstelscherm wordt weergegeven.
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – Witbalans (WB) 3 Regel de kleuring. 2: [A] (AMBER: ORANJE) 3: [G] (GROEN: GROENACHTIG) 1: [B] (BLAUW: BLAUWACHTIG) 4: [M] (MAGENTA: ROODACHTIG) • U kunt ook de grafiek aanraken om de aanpassingen te maken. • Druk op [DISP.] om terug te keren naar de niet geregelde status. • U kunt Witbalans Bracket instellen door aan , of te draaien. (Î[Meer instellen] (Witbalans Bracket): 238) 4 Bevestig uw selectie. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in.
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – [Fotostijl] [Fotostijl] U kunt de instellingen voor de afwerking van de beelden selecteren, die bij uw onderwerpen en expressiestijlen passen. De afbeeldingskwaliteit kan voor iedere fotostijl aangepast worden. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Fotostijl] ≥ U kunt het instellingenscherm van [Fotostijl] ook weergeven door op [ ] te drukken. [Standaard] De standaardinstelling. Een instelling die een meer levendige [Levendig] kwaliteit produceert met grotere verzadiging en contrast.
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – [Fotostijl] [L.Zwart-wit] Een zwart-wit-instelling met een rijke gradatie en scherpe zwarte accenten. Een zwart/wit instelling die een dynamische [L.Zwart-wit D] impressie creëert met verbeterde accenten en schaduwen. [L.Zwart-wit S] Een instelling voor een zwart-wit-effect met een zachte touch, geschikt voor portretten.
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – [Fotostijl] Past de afbeeldingskwaliteit van [MY PHOTO STYLE 1]*1 fotostijl-items aan uw favoriete instellingen tot [MY PHOTO STYLE aan en registreert die als items van Mijn 10]*1 Fotostijl. (ÎInstellingen in Mijn Fotostijl registreren: 292) *1 Effecten tot en met [MY PHOTO STYLE 4] worden weergegeven met de standaardinstellingen. U kunt de items instellen om weergegeven te worden in het menu met [Fotostijl tonen/verbergen] in [Fotostijl-instellingen].
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – [Fotostijl] De beeldkwaliteit afstellen 1 Druk op 21 om het type Fotostijl te selecteren. 2 Druk op 34 om een item te selecteren en druk vervolgens op 21 om het af te stellen. • De aangepaste items worden aangeduid met [¢]. 6WDQGDDUG -5 3 Druk op 0 +5 of . ±0 ±0 ±0 ±0 ±0 • Wanneer de afbeeldingskwaliteit aangepast is, wordt de Fotostijl-icoon op het opnamescherm aangeduid met [¢].
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – [Fotostijl] Items instellen (Aanpassing afbeeldingskwaliteit) [Contrast] Past het contrast in het beeld aan. [Markeren] Past de helderheid van heldere delen aan. [Schaduw] Past de helderheid van donkere delen aan. [Verzadiging] Past de levendigheid van kleuren aan. [Kleurtoon] Past de blauwe en gele tinten aan. Aangenomen dat het referentiepunt rood is, draait dit de [Tint] tint naar paars/magenta of geel/groen om de kleur van het gehele beeld aan te passen.
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – [Fotostijl] Past het ruisreductie-effect aan. [Ruisreductie] • De vergroting van het effect kan een kleine afname van [Gevoeligheid]*1 Stelt de ISO-gevoeligheid in. (ÎISO-gevoeligheid: 273) de fotoresolutie veroorzaken. Stelt de witbalans in. (ÎWitbalans (WB): 278) • Druk, terwijl [WB] geselecteerd is, op [ [Witbalans]*1 ] om het scherm voor de witbalansinstelling weer te geven. Druk opnieuw op [ ] om terug te keren naar het oorspronkelijke scherm.
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – [Fotostijl] • De items waarvan u de beeldkwaliteit kunt aanpassen zijn afhankelijk van het type Photo Style. ([Verzadiging]) ([Kleurtoon]) S 3 3 3 — — 3 3 3 — — 3 3 3 — — 3 3 — 3 — — — 3 — — 3 3 — 3 — — — 3 — — — 3 3 — — — 3*2 — — — 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 *2 Kan ingesteld worden als [Korreleffect] een van de [Laag], [Standaard] of [Hoog] is.
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – [Fotostijl] Instellingen in Mijn Fotostijl registreren 1 Druk op 21 om het type Fotostijl te selecteren. 2 De beeldkwaliteit regelen. • Mijn Fotostijl geeft de soorten Fotostijl weer aan de bovenkant van de aanpassing van de afbeeldingskwaliteit. Selecteer de basisfotostijl. 3 Druk op [DISP.]. 4 (Als [MY PHOTO STYLE 1] tot [MY PHOTO STYLE 10] geselecteerd is) Druk op 34 om [Huidige instelling opslaan] te selecteren en druk vervolgens op of 5 .
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – [Filterinstellingen] [Filterinstellingen] ≥ [Gelijktijdig zond. filter]: 302 Deze modus maakt opnames met extra beeldeffecten (filters). U kunt het effect van ieder filter aanpassen. Bovendien kunt u op hetzelfde moment foto's zonder effecten maken. 1 Stel [Filtereffect] in.
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – [Filterinstellingen] 2 Selecteer het filter. ≥Druk op 34 om te selecteren en druk vervolgens op of ≥U kunt het beeldeffect (filter) ook selecteren door het voorbeeld-beeld aan te raken. • Druk op [DISP.] om van scherm te wisselen in de volgorde normale weergave, gidsweergave en lijstweergave. De gidsweergave toont de beschrijving van ieder filter. 294 .
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – [Filterinstellingen] Het filtereffect aanpassen U kunt het filtereffect aanpassen. 1 Selecteer het filter. 2 Druk op het opnamescherm op [WB]. 3 Draai aan , of om het in te stellen. • Om naar het opnamescherm terug te keren, drukt u opnieuw op [WB]. • Wanneer het filtereffect aangepast is, wordt de filtericoon op het opnamescherm aangeduid met [¢].
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – [Filterinstellingen] Filter Items die geregeld kunnen worden [Expressief] Levendigheid [Retro] Kleuring [Vroeger] Contrast [Overbelichting] Kleuring [Donker] Kleuring [Sepia] Contrast [Zwart-wit] Kleuring [Dynamisch zwart/wit] Contrast [Ruw zwart-wit] Zanderigheid [Zacht zwart-wit] Defocus-niveau [Expressieve indruk] Levendigheid [Hoge dynamiek] Levendigheid [Kruisproces] Kleuring [Speelgoedcam.
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – [Filterinstellingen] Een filter instellen met aanraakbediening • Met de standaardinstellingen wordt het Touch-Tabblad niet weergegeven. [Touch tab] instellen op [ON] in [Touch inst.] het menu [Voorkeuze] ([Bediening]). (Î[Touch inst.]: 559) 1 Raak [ 2 Raak het in te stellen item aan. ] aan.
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – [Filterinstellingen] • De witbalans zal vastgezet zijn op [AWB] en de flitser zal vastgezet zijn op [ ] (Flitser geforceerd uit). • De bovenlimiet van de ISO-gevoeligheid is [3200]. • Als [Hoge dynamiek] ingesteld is, is de ISO-gevoeligheid vastgezet op [AUTO]. • Afhankelijk van het filter kan het opnamescherm er uitzien alsof frames ontbreken.
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – [Filterinstellingen] Het type onscherpte instellen ([Miniatuureffect]) 1 Zet [Filtereffect] op [Miniatuureffect]. 2 Druk op 3 om het instellingenscherm weer te geven. • Het instelscherm kan ook weergegeven worden door aanraking van [ vervolgens [ 3 ] en ]. Druk op 34 of 21 om het scherp gestelde gedeelte te verplaatsen. • U kunt het in-focus gedeelte ook verplaatsen door het scherm aan te raken.
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – [Filterinstellingen] De achtergelaten kleur instellen ([Kleuraccent]) 1 Zet [Filtereffect] op [Kleuraccent]. 2 Druk op 3 om het instellingenscherm weer te geven. • Het instelscherm kan ook weergegeven worden door aanraking van [ vervolgens [ 3 ] en ]. Druk op 3421 om het frame te verplaatsen en selecteer de kleur die u wilt achterlaten. • U kunt de kleur die u wenst over te laten ook selecteren door het scherm aan te raken. • Druk op [DISP.
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – [Filterinstellingen] De positie en afmetingen van de lichtbron instellen ([Zonneschijn]) 1 Zet [Filtereffect] op [Zonneschijn]. 2 Druk op 3 om het instellingenscherm weer te geven. • Het instelscherm kan ook weergegeven worden door aanraking van [ vervolgens [ 3 ] en ]. Druk op 3421 om de middelste positie van de lichtbron te verplaatsen. • De positie van de lichtbron kan ook verplaatst worden door het scherm aan te raken.
8. Witbalans/Beeldkwaliteit – [Filterinstellingen] [Gelijktijdig zond. filter] U kunt op hetzelfde moment foto's maken zonder toegevoegde filtereffecten. ¨[ ]¨[ ] ¨ [Filterinstellingen] ¨ Selecteer [Gelijktijdig zond. filter] Instellingen: [ON]/[OFF] • [Gelijktijdig zond. filter] is niet beschikbaar als de volgende functies gebruikt worden: – Burstopname – [6K/4K-FOTO]/[Post-Focus] – [Intervalopname] – [Stop-motionanimatie] – [RAWiFINE]/[RAWiSTD.
9.
9. Flitser – Gebruik een externe flitser (optioneel) Gebruik een externe flitser (optioneel) ≥ De bescherming van de flitsschoen verwijderen: 305 Als u de flitser (DMW-FL580L/DMW-FL360L/DMW-FL200L: optioneel) op de flitsschoen bevestigt, kunt u opnames maken met gebruik van de flitser. U kunt ook een in de handel verkrijgbare externe flitser gebruiken door een in de handel verkrijgbare synchronisatiekabel op de aansluiting van de flits-synchronisatie aan te sluiten.
9. Flitser – Gebruik een externe flitser (optioneel) De bescherming van de flitsschoen verwijderen Voordat de flitser (optioneel) bevestigd wordt, moet de bescherming van de flitsschoen verwijderd worden. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de flitser voor details over hoe deze bevestigd moet worden. 1 Verwijder de bescherming van de flitsschoen door eraan te trekken in de richting die aangeduid wordt door pijl (2), terwijl u er op duwt in de richting die aangeduid wordt door pijl (1).
9. Flitser – Gebruik een externe flitser (optioneel) Een synchronisatiekabel met de aansluiting van de flits-synchronisatie verbinden. U kunt een in de handel verkrijgbare externe flitser gebruiken door een in de handel verkrijgbare synchronisatiekabel op de aansluiting van de flits-synchronisatie aan te sluiten. • Gebruik een externe flitser met een synchronisatiespanning van 400 V of minder. • Gebruik geen sync-kabels die van 3 m of langer zijn.
9. Flitser – Gebruik een externe flitser (optioneel) Opmerkingen over flitseropnames • Plaats geen voorwerpen vlakbij de flitser. Hitte of licht kunnen de vervorming of de ontkleuring van het onderwerp veroorzaken. • Als u herhaaldelijk opnames maakt, kan het laden van de flitser tijd vergen. Terwijl de flitser aan het laden is, zullen beelden opgenomen worden zonder de dat de flitser afgaat. • Als een externe flitser bevestigd is, draag de camera dan niet door de externe flitser vast te houden.
9. Flitser – Flitser instellen Flitser instellen ≥ [Flitserfunctie]: 309 ≥ [Flitser functie]/[Handmatige flitserinstel.]: 311 ≥ [Flitser instel.]: 313 ≥ [Flits-synchro]: 315 ≥ [Auto. belichtingscomp.]: 316 U kunt de flitserfunctie instellen om het afvuren van de flitser van de camera te regelen.
9. Flitser – Flitser instellen [Flitserfunctie] Stelt de flitsmodus in. 1 ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Flitserfunctie] [ ] (Flitser altijd aan)/[ ] (Altijd aan/Rode ogen) De flitser wordt telkens geactiveerd, ongeacht de opname-omstandigheden. Dit is geschikt voor opnames met achtergrondverlichting of bij een verlichting zoals fluorescent licht. [ ] (Langzame synchr.)/[ ] (Langzame synchr.
9. Flitser – Flitser instellen • De flitser flitst twee keer. Het interval tussen de eerste en de tweede flits is langer als [ ] of [ ] ingesteld is. Het onderwerp mag niet bewegen, tot de tweede flits afgelopen is. •[ ] en [ ] kunnen niet gebruikt worden als de volgende items ingesteld zijn: – [Flitser functie]: [MANUAL] – [Flits-synchro]: [2ND] – [Draadloos]: [ON] • Sommige flitsmodussen zijn mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de instellingen op de externe flitser.
9. Flitser – Flitser instellen Sluitertijden voor flitsmodussen ]: 1/60 seconde*1 tot 1/250 seconde ]: 1 seconde tot 1/250 seconde [ ]/[ [ ]/[ *1 In de [S]-modus zal dit 60 seconden zijn en in de [M]-modus zal dit [B] (Bulb) zijn. [Flitser functie]/[Handmatige flitserinstel.] U kunt selecteren of u de flitssterkte automatisch of handmatig instelt. • De instellingen die hier gemaakt worden zijn geactiveerd wanneer bepaalde flitsers van andere fabrikanten bevestigd worden.
9. Flitser – Flitser instellen [MANUAL] Stelt in dat de flitsersterkte handmatig ingesteld moet worden. • Met [TTL] kunt u de beelden opnemen waar u wilt, zelfs in een donkere omgeving, waar de flitser de neiging vertoont sterker af te vuren. • De flitsersterkte ([1/1], enz.) wordt weergegeven op de flitsericoon op het opnamescherm. 2 3 (Als [MANUAL] ingesteld is) Selecteer [Handmatige flitserinstel.] en druk vervolgens op of . Druk op 21 om de flitsersterkte in te stellen en druk vervolgens op of .
9. Flitser – Flitser instellen [Flitser instel.] U kunt de flitssterkte aanpassen wanneer foto's genomen worden met de flitser in de TTL-outputmodus. 1 2 Selecteer [Flitser instel.]. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Flitser instel.] Druk op 21 om de flitsersterkte te regelen en druk vervolgens op of . • Het kan geregeld worden binnen het bereik van [j3 EV] tot [i3 EV] in stappen van 1/3 EV.
9. Flitser – Flitser instellen • [ ] wordt op het opnamescherm weergegeven. • Voor informatie over het regelen van de flitssterkte tijdens opnames met een draadloze flitser (Î[Flitser instel.]: 321) • [Flitser instel.
9. Flitser – Flitser instellen [Flits-synchro] Als een bewegend onderwerp 's nachts opgenomen wordt met gebruik van een lange sluitertijd en flitser, kan een lichtspoor voor het onderwerp langs verschijnen. Als [Flits-synchro] op [2ND] gezet wordt, kan een dynamische foto genomen worden met een lichtspoor achter het onderwerp, door de flitser te activeren vlak voordat de sluiter sluit. 1 ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Flits-synchro] [1ST] Dit is de normale methode voor opnames met de flitser.
9. Flitser – Flitser instellen • Als [2ND] ingesteld is, wordt [2nd] op de flitsericoon van het opnamescherm weergegeven. • Als [Draadloos] op [ON] gezet is, staat dit vast op [1ST]. • Het effect wordt mogelijk niet adequaat bereikt bij kortere sluitertijden. [Auto. belichtingscomp.] De flitssterkte automatisch regelen in combinatie met de waarde van de belichtingscompensatie. (ÎBelichtingscompensatie: 269) 1 ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Auto. belichtingscomp.
9. Flitser – Opnames maken met een draadloze flitser Opnames maken met een draadloze flitser U kunt een flitser (DMW-FL580L/DMW-FL360L/DMW-FL200L: optioneel) gebruiken om opnames te maken met gebruik van een draadloze flitser. U kunt de activering van drie groepen flitsers en de flitser die op de flitsschoen van de camera bevestigd is, afzonderlijke bedienen.
9. Flitser – Opnames maken met een draadloze flitser Een draadloze flitser plaatsen Plaats de draadloze flitser met zijn draadloze sensor naar de camera gericht.
9. Flitser – Opnames maken met een draadloze flitser • Het plaatsingsbereik dient als een gids voor wanneer de camera tijdens de opname horizontaal gehouden wordt. Het bereik varieert afhankelijk van de omringende omgeving. • We raden aan maximaal drie draadloze flitsers in iedere groep te gebruiken. • Als het onderwerp te dichtbij is, kan het communicatielicht van invloed zijn op de belichting.
9. Flitser – Opnames maken met een draadloze flitser 3 Schakel de draadloze flitsfunctie van de camera in. 4 Stel [Draadloos kanaal] in. 5 Stel [Draadloze setup] in. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Draadloos] ¨ [ON] • Selecteer hetzelfde kanaal als aan de zijde van de draadloze flitser. • Stel de activeringsmodus en de flitssterkte in.
9. Flitser – Opnames maken met een draadloze flitser Items instellen ([Draadloze setup]) • Druk op [DISP.] om een testflits af te vuren. [TTL]: De camera stelt de flitssterkte automatisch in. [AUTO]*2: Stelt de flitssterkte in aan de zijde [Flitser functie] van de externe flitser. [MANUAL]: Stelt de flitssterkte van de externe flitser handmatig in. [OFF]: De externe flitser activeert alleen het communicatielicht. [Externe flitser]*1 Past de flitsersterkte van de externe flitser [Flitser instel.
9. Flitser – Opnames maken met een draadloze flitser [TTL]: De camera stelt de flitssterkte automatisch in. [AUTO]*1: Stelt de flitssterkte in aan de zijde [Flitser functie] van de draadloze flitser. [MANUAL]: Stelt de flitssterkte van de draadloze flitser handmatig in. [OFF]: De draadloze flitsers van de [A Groep]/ aangeduide groep zullen niet afvuren. [B Groep]/ [C Groep] Past de flitsersterkte van de draadloze flitser [Flitser instel.] handmatig aan als [Flitser functie] op [TTL] gezet is.
9. Flitser – Opnames maken met een draadloze flitser [Draadl. FP (Focal-Plane)] De externe flitser voert een FP-activering uit (herhaaldelijke activering van de flitser met hoge snelheid) tijdens de draadloze opname en maakt het mogelijk opnames te maken waarbij de flitser met zelfs nog kortere sluitertijden gebruikt wordt. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Draadl. FP (Focal-Plane)] Instellingen: [ON]/[OFF] [Communicatielicht] Stelt de sterktevan het communicatielicht in.
10. Video's opnemen ≥ Video's opnemen: 325 ≥ Creatieve Videomodus: 330 ≥ Opname-instellingen voor video: 335 ≥ Tijdcode: 350 ≥ AF gebruiken (Video): 353 ≥ Videohelderheid en kleuring: 356 ≥ Audio-instellingen: 364 ≥ Belangrijkste Assist-functies: 369 ≥ [Variabele beeldfreq.]: 382 ≥ [Focus Overgang]: 386 ≥ [Live Bijsnijden]: 390 ≥ Log opname: 396 ≥ HLG-video's: 400 ≥ Anamorfische opname: 405 ≥ [Synchro scan]: 410 ≥ [Loop-recording (video)]: 412 ≥ [Gesegment. bestandsopn.
10. Video's opnemen – Video's opnemen Video's opnemen ≥ Video's opnemen: 325 Het is mogelijk om video op te nemen met een maximale resolutie van 6K-A (4992k3744) op deze camera. Het ondersteunt ook schakelen van systeemfrequentie en 2 soorten opname-bestandsindeling; MP4 en MOV. In de modus [ ] (Creatieve Videomodus), die speciaal voor video-opname is, kunt u alle videofuncties gebruiken. Video's opnemen 1 Start de opname. 2 Stop de opname. ≥Druk op de videotoets.
10. Video's opnemen – Video's opnemen Schermweergave tijdens de video-opname De live view-beeldhoek verandert in de beeldhoek voor video-opnames en de opnametijd (A) en de verstreken opnametijd (B) worden weergegeven. • “h” is een afkorting voor uur, “m” voor minuut en “s” voor seconde. • De aanduiding van de opnamestatus (C) en de aanduiding van de kaarttoegang (D) branden rood terwijl video's opgenomen worden.
10. Video's opnemen – Video's opnemen Belichtingsregeling tijdens de video-opname Video's zullen opgenomen worden met gebruik van onderstaande instellingen van diafragma, sluitertijd en ISO-gevoeligheid. Opnamemodus Diafragmawaarde/sluitertijd/ISO-gevoeligheid De camera voert automatisch de instellingen uit om bij de scène [iA] te passen. (ÎTypes van automatische scènedetectie: 103) De instellingen variëren afhankelijk van de [Autom.
10. Video's opnemen – Video's opnemen Grootte-interval voor splitsen bestanden [Format opnamebestand] Grootte-interval voor splitsen [Opn. kwaliteit] bestanden Er zal een nieuw bestand gecreëerd worden om verder te gaan met de [FHD] opname als de continue opnametijd langer is dan 30 minuten of als het bestand de 4 GB overschrijdt.
10. Video's opnemen – Video's opnemen • Als een handeling, zoals zoomen of het drukken op een knop, uitgevoerd wordt tijdens het opnemen van een video, kan het werkgeluid daarvan opgenomen worden. • Het werkgeluid van de lens (AF en beeldstabilisatie) kunnen op de video worden opgenomen.
10. Video's opnemen – Creatieve Videomodus Creatieve Videomodus ≥ De belichting voor video-opnames instellen: 331 ≥ Instellingen scheiden voor video's en foto's: 334 De modus [ ] (Creatieve Videomodus) is een opnamemodus speciaal voor video-opname waarin u alle video-functies kunt gebruiken. In de opnamemodussen specifiek voor video's kunt u de video-opname ook met de sluiterknop starten en stoppen.
10. Video's opnemen – Creatieve Videomodus De belichting voor video-opnames instellen 1 Zet de modusknop op [ 2 Stel de belichtingsmodus in. ]. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Belicht.stand] ¨ [P]/[A]/[S]/[M] • U kunt dezelfde belichtingshandelingen uitvoeren als in de [P]/[A]/[S]/ [M]-modussen. 3 Sluit het menu. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in.
10. Video's opnemen – Creatieve Videomodus 4 Start de opname. ≥Druk op de sluiterknop (A) of de videoknop (B). (A) (B) 5 Stop de opname. ≥Druk opnieuw op de ontspanknop of op de videotoets.
10. Video's opnemen – Creatieve Videomodus Handelingen tijdens het opnemen van video's Verander de instellingen van belichting en audio met de aanraakbediening om te voorkomen dat werkgeluiden opgenomen worden. • Met de standaardinstellingen wordt het Touch-Tabblad niet weergegeven. [Touch tab] instellen op [ON] in [Touch inst.] het menu [Voorkeuze] ([Bediening]). (Î[Touch inst.]: 559) 1 Raak [ 2 Raak de icoon aan. ] aan.
10. Video's opnemen – Creatieve Videomodus Instellingen scheiden voor video's en foto's In de standaardinstellingen worden instellingen zoals de belichting en de witbalans, die veranderd zijn in de [ ]-modus, ook weerspiegeld bij het opnemen van foto's in de [P]/[A]/[S]/[M]-modussen. Vanuit het [Inst. Creatieve filmmodus]-menu kunt u de instellingen voor het opnemen van video's en het opnemen van foto's scheiden. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Inst. Creatieve filmmodus] [F/SS/ISO/Belichtingscomp.
10. Video's opnemen – Opname-instellingen voor video Opname-instellingen voor video ≥ [Systeemfrequentie]: 336 ≥ [Format opnamebestand]: 337 ≥ [Opn. kwaliteit]: 338 ≥ [Beeldzone voor video]: 348 Dit deel beschrijft de instellingen die worden gebruikt bij video-opname. • In “4. Beeld opnemen” werken de beschreven functies voor foto's en video. Raadpleeg ook dat deel. – [Functie dubbel kaartslot]: 118 – [Map- / Bestandsinstell.
10. Video's opnemen – Opname-instellingen voor video [Systeemfrequentie] Dit verandert de systeemfrequentie van video's die met de camera worden opgenomen en op de camera worden afgespeeld. De standaardinstelling is dat de systeemfrequentie is ingesteld op het TV-omroepsysteem voor de regio waar de camera is gekocht. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Systeemfrequentie] [59.94Hz (NTSC)] [50.00Hz (PAL)] [24.
10. Video's opnemen – Opname-instellingen voor video [Format opnamebestand] Stelt de opname-bestandsindeling van de op te nemen video's. ¨[ [MP4] [MOV] ]¨[ ] ¨ Selecteer [Format opnamebestand] Deze bestandsindeling is geschikt voor afspelen op pc's. Deze bestandsindeling is geschikt voor het bewerken van beelden. • Als [Systeemfrequentie] op [24.00Hz (CINEMA)] gezet is, staat het vast op [MOV].
10. Video's opnemen – Opname-instellingen voor video [Opn. kwaliteit] Stelt de afbeeldingskwaliteit in van de op te nemen video's. De afbeeldingskwaliteit die u kunt selecteren, is afhankelijk van de [Systeemfrequentie] en [Format opnamebestand] instellingen. [Opn. kwaliteit]-instellingen kunnen ook worden geregeld met [Filteren] (Î[Filteren]: 345) om alleen items die voldoen aan uw voorwaarden en [aan lijst toev.] (Î[aan lijst toev.]: 346) om opnamekwaliteit te registreren die u vaak gebruikt.
10. Video's opnemen – Opname-instellingen voor video [Format opnamebestand]: [MP4] • Beeldcompressie: Long GOP • Audioformaat: AAC (2ch) (A) Opname-framesnelheid (B) Bitsnelheid (Mbps) (C) YUV/bit (D) Video compressieformaat (HEVC: H.265/HEVC, AVC: H.264/MPEG-4 AVC) [Systeemfrequentie]: [59.94Hz (NTSC)] [Opn.
10. Video's opnemen – Opname-instellingen voor video [Format opnamebestand]: [MOV] • Audioformaat: LPCM (2ch) [Systeemfrequentie]: [59.94Hz (NTSC)] (A) Opname-framesnelheid (B) Bitsnelheid (Mbps) (C) YUV/bit (D) Video compressieformaat (HEVC: H.265/HEVC, AVC: H.264/MPEG-4 AVC) (E) Beeldcompressie [Opn.
10.
10. Video's opnemen – Opname-instellingen voor video [Systeemfrequentie]: [50.00Hz (PAL)] (A) Opname-framesnelheid (B) Bitsnelheid (Mbps) (C) YUV/bit (D) Video compressieformaat (HEVC: H.265/HEVC, AVC: H.264/MPEG-4 AVC) (E) Beeldcompressie [Opn.
10. Video's opnemen – Opname-instellingen voor video [FHD/50p/422/10-I] 50,00p 200 4:2:2/10 bit AVC ALL-Intra [FHD/50p/422/10-L] 50,00p 100 4:2:2/10 bit AVC Long GOP 50,00p 100 4:2:0/8 bit AVC Long GOP 25,00p 200 4:2:2/10 bit AVC ALL-Intra [FHD/25p/422/10-L] 25,00p 100 4:2:2/10 bit AVC Long GOP [FHD/25p/420/8-L] 25,00p 100 4:2:0/8 bit AVC Long GOP [FHD/50p/420/8-L] [FHD/25p/422/10-I] 1920k1080 (16:9) [Systeemfrequentie]: [24.
10. Video's opnemen – Opname-instellingen voor video • In dit document worden video's als volgt op basis van hun resolutie aangegeven: – 6K-A (4992k3744) video, 4K-A (3328k2496) video: 6K/4K Anamorfisch (4:3) video – C4K (4096k2160)-video: C4K-video – 4K (3840k2160) video: 4K video – Full High Definition (1920k1080) video: FHD-video • Aangezien de camera gebruik maakt van het VBR opnameformaat, wordt de bitsnelheid automatisch veranderd, afhankelijk van het op te nemen onderwerp.
10. Video's opnemen – Opname-instellingen voor video [Filteren] Wanneer de [Format opnamebestand] is ingesteld op [MOV], kunt u items, zoals framesnelheid, het aantal pixels (resolutie) en codec (YUV, bitwaarde, beeldcompressie) opgeven, en gewoon de opnamekwaliteit weergeven die aan deze voorwaarden voldoet. 1 Druk in het instellingenscherm [Opn. kwaliteit] op [DISP.]. 2 Druk op 34 om een in te stellen item te selecteren en druk vervolgens op of .
10. Video's opnemen – Opname-instellingen voor video [aan lijst toev.] Een opnamekwaliteit: selecteren en deze registreren in Mijn Menu. De opnamekwaliteit die u registreert kan worden ingesteld in [Opn. kwaliteit (Mijn lijst)]. 1. Druk in het instellingenscherm [Opn. kwaliteit] op [Q]. • De volgende instellingen worden ook op hetzelfde moment geregistreerd: • [Systeemfrequentie] • [Format opnamebestand] • [Beeldzone voor video] Instellen of verwijderen in Mijn lijst 1 Selecteer [Opn.
10. Video's opnemen – Opname-instellingen voor video [Opn. kwaliteit (Mijn lijst)] weergeven op het bedieningspaneel Het is nu mogelijk om Mijn Lijst met opnamekwaliteiten van het bedieningspaneel weer te geven in de [ 1 ]-modus of wanneer [Video prioriteit menu] ingesteld is. Laat het instellingenscherm weergeven. • Raak het item van de opnamekwaliteit aan. • Als dat al in Mijn Lijst geregistreerd is, wordt het instellingenscherm van [Opn. kwaliteit (Mijn lijst)] weergegeven.
10. Video's opnemen – Opname-instellingen voor video [Beeldzone voor video] Stel de beeldzone in tijdens de video-opname. De gezichtshoek is anders afhankelijk van de beeldzone. Door de beeldzone smaller te maken, wordt een telescopisch effect verkregen zonder verslechtering van het beeld. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Beeldzone voor video] Onderdeel Details van de instellingen Neemt op al naargelang het bereik dat overeenkomt met de [FULL] beeldcirkel van de lens voor Micro Four Thirds.
10. Video's opnemen – Opname-instellingen voor video Beeldzone (Bijv. FHD-video) FULL PIXEL/PIXEL • Als de volgende functies gebruikt worden, is [Beeldzone voor video] vastgezet op [FULL].
10. Video's opnemen – Tijdcode Tijdcode ≥ De Tijdcode instellen: 350 Als een video in het MOV-formaat opgenomen wordt, wordt de informatie over uur, minuten, seconden en aantal frames (tijdcode) automatisch opgenomen. De tijdcode wordt gebruikt om meerdere beeld- en audiobronnen te synchroniseren. • De tijdcode wordt niet opgenomen met video in MP4-formaat. De Tijdcode instellen Stelt de opname, weergave en output van de tijdcode in. 1 Zet [Format opnamebestand] op [MOV].
10. Video's opnemen – Tijdcode 2 Selecteer [Tijdcode]. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Tijdcode] [Tijdcodeweergave] Geeft de tijdcode weer op het opnamescherm/afspeelscherm. [Optellen] [REC RUN]: Telt de tijd alleen bij video's opnemen. [FREE RUN]: Telt de tijdcode ook wanneer de opname is stopgezet en wanneer de camera is uitgeschakeld. • Als de volgende functie gebruikt wordt, is [Optellen] vastgezet op [REC RUN]: – [Variabele beeldfreq.
10. Video's opnemen – Tijdcode [Tijdecodefunctie] [DF]: Drop Frame. De camera verandert het verschil tussen de opgenomen tijd en de tijdcode. • Seconden en frames worden gescheiden door “.”. (Voorbeeld: 00:00:00.00) [NDF]: Non-Drop Frame. Neemt de tijdcode zonder drop frame op. • Seconden en frames worden gescheiden door “:”. (Voorbeeld: 00:00:00:00) • Als de volgende functies gebruikt worden, is [Tijdecodefunctie] vastgezet op [NDF]: – [50.00Hz (PAL)]/[24.
10. Video's opnemen – AF gebruiken (Video) AF gebruiken (Video) ≥ [Continu AF]: 354 ≥ [AF Aang. Inst.(Video)]: 355 Dit deel beschrijft het gebruikt van AF bij video-opname. • In “5. Focus/Zoom” werken de beschreven functies voor foto's en video.
10. Video's opnemen – AF gebruiken (Video) [Continu AF] U kunt instellen hoe u in AF wilt scherpstellen wanneer een video opgenomen wordt. ¨[ ]¨[ [MODE1] ] ¨ Selecteer [Continu AF] De camera zal tijdens het opnemen automatisch blijven scherpstellen. De camera zal tijdens het opnemen in de [ [MODE2] ]-modus tijdens opname stand-by en het opnemen automatisch blijven scherpstellen op onderwerpen. [OFF] De camera handhaaft het scherpstelpunt bij de start van de opname.
10. Video's opnemen – AF gebruiken (Video) [AF Aang. Inst.(Video)] U kunt de scherpstelmethode voor video-opnames fijn aanpassen met gebruik van [Continu AF]. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [AF Aang. Inst.(Video)] [ON] Schakelt de volgende instellingen in. [OFF] Schakelt de volgende instellingen uit. [AF-Snelheid] [r] -zijde: Het brandpunt beweegt bij een hogere snelheid. [s] -zijde: Het brandpunt beweegt bij een lagere snelheid.
10. Video's opnemen – Videohelderheid en kleuring Videohelderheid en kleuring ≥ [Helderheidsniveau]: 357 ≥ [Niveau masterpedestal]: 358 ≥ Opnemen terwijl de overbelichting (Knee) gecontroleerd wordt: 360 ≥ [ISO-gevoeligh. (video)]: 362 Dit deel beschrijft de instellingen voor helderheid en kleuring die worden gebruikt bij video-opname. • In “7. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid” en “8. Witbalans/Beeldkwaliteit” werken de beschreven functies met zowel foto's als video. Raadpleeg ook die delen.
10. Video's opnemen – Videohelderheid en kleuring [Helderheidsniveau] U kunt het luminantiebereik instellen om bij het doel van de video-opname te passen. U kunt instellen op [16-235] of [16-255], de standaard voor video's, of op [0-255], dat het gehele bereik van de luminantie dekt, dezelfde als foto's. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Helderheidsniveau] Instellingen: [0-255]/[16-235]/[16-255] • Als [Opn. kwaliteit] op 10-bit is gezet, veranderen de instellingsitems in [0-1023], [64-940] en [64-1023].
10. Video's opnemen – Videohelderheid en kleuring [Niveau masterpedestal] U kunt het zwartniveau aanpassen dat als referentie voor de beelden dient. 1 Zet de modusknop op [ 2 Selecteer [Niveau masterpedestal]. ≥ ¨[ ]¨[ ].
10. Video's opnemen – Videohelderheid en kleuring 3 Master pedestal aanpassen. ≥Draai aan , of . • Stel het bereik in tussen j15 en i15.
10. Video's opnemen – Videohelderheid en kleuring Opnemen terwijl de overbelichting (Knee) gecontroleerd wordt Als [Fotostijl] op [Als709] gezet is, kunt u de knee aanpassen zodat de opname met minimale overbelichting uitgevoerd kan worden. 1 Zet [Fotostijl] op [Als709]. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Fotostijl] ¨ [Als709] $OV ±0 ±0 2 Druk op [Q].
10. Video's opnemen – Videohelderheid en kleuring 3 Selecteer een knee-instelling. ≥Druk op 21 om een instellingsitem te selecteren. [Automatisch] Past de compressieniveaus van delen met een hoge luminantie automatisch aan. [Handmatig] U kunt de luminantie instellen wanneer de compressie start (knee master punt) en de intensiteit van de compressie (knee master helling). Druk op 34 om een item te selecteren en druk vervolgens op 21 om het af te stellen.
10. Video's opnemen – Videohelderheid en kleuring [ISO-gevoeligh. (video)] Stelt de onder- en bovenlimieten van de ISO-gevoeligheid in als de ISO-gevoeligheid op [AUTO] gezet is. 1 Zet de modusknop op [ 2 Stel [ISO-gevoeligh. (video)] in. ≥ ¨[ ]¨[ ]. ] ¨ [ISO-gevoeligh.
10. Video's opnemen – Videohelderheid en kleuring Items instellen ([ISO-gevoeligh. (video)]) Stelt de onderlimiet in van de ISO-gevoeligheid als de [ISO Auto Onderl. Inst.] ISO-gevoeligheid is gezet op [AUTO]. • Stel het bereik in tussen [200] en [6400]. Stelt de bovenlimiet van de ISO-gevoeligheid in als de [ISO Auto Bovenl. Inst.] ISO-gevoeligheid is gezet op [AUTO]. • Stel in op [AUTO] of in het bereik in tussen [400] en [12800].
10. Video's opnemen – Audio-instellingen Audio-instellingen ≥ [Weerg. geluidsop.niveau]: 364 ≥ [Geluidsinvoer dempen]: 365 ≥ [Versterk niveau geluidsopn.]: 365 ≥ [Aanp. geluidsopn.niveau]: 366 ≥ [Begr. geluidsopn.niveau]: 366 ≥ [Uitsch. geluid vd wind]: 367 ≥ [Lens ruisreductie]: 368 [Weerg. geluidsop.niveau] Het niveau van het opgenomen geluid wordt op het opnamescherm weergegeven. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Weerg. geluidsop.niveau] Instellingen: [ON]/[OFF] • Als [Begr. geluidsopn.
10. Video's opnemen – Audio-instellingen [Geluidsinvoer dempen] Dit dempt de audio-input. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Geluidsinvoer dempen] Instellingen: [ON]/[OFF] • [ ] wordt op het opnamescherm weergegeven. • De audio-ingang vanuit de externe microfoon zal ook gedempt worden. [Versterk niveau geluidsopn.] Hierdoor wordt de versterking van de audio-input veranderd. ¨[ ]¨[ [STANDARD] [LOW] ] ¨ Selecteer [Versterk niveau geluidsopn.] Dit is de standaard versterkingsinstelling van de input.
10. Video's opnemen – Audio-instellingen [Aanp. geluidsopn.niveau] Regel het niveau van de geluidsopname met de hand. 1 2 Selecteer [Aanp. geluidsopn.niveau]. • ¨[ ]¨[ ] ¨ [Aanp. geluidsopn.niveau] Druk op 21 om de geluidsopnameniveau aan te passen en druk vervolgens op of . • U kunt het niveau van de geluidsopname regelen binnen het bereik van [MUTE], [j18dB] tot [i12dB] in stappen van 1 dB. • De weergegeven dB-waarden zijn bij benadering.
10. Video's opnemen – Audio-instellingen [Uitsch. geluid vd wind] Dit zal het geluid van de wind verminderen dat via de interne microfoon binnenkomt terwijl de geluidskwaliteit gehandhaafd blijft. ¨[ ]¨[ [HIGH] [STANDARD] ] ¨ Selecteer [Uitsch. geluid vd wind] Dit vermindert daadwerkelijk het geluid van de wind door het lage geluid te beperken als sterke wind gedetecteerd wordt. Dit vermindert windgeluid zonder verlies van de geluidskwaliteit door te filteren op alleen windgeluid.
10. Video's opnemen – Audio-instellingen [Lens ruisreductie] U kunt het zoomgeluid verminderen dat tijdens de video-opname geproduceerd wordt wanneer u een onderling verwisselbare lens gebruikt die compatibel is met power zoom. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Lens ruisreductie] Instellingen: [ON]/[OFF] • Als deze functie gebruikt wordt, kan het zijn dat de geluidskwaliteit anders is dan die tijdens de gewone werking.
10. Video's opnemen – Belangrijkste Assist-functies Belangrijkste Assist-functies ≥ [SS/gain bediening]: 370 ≥ [WFM/Vectorbereik]: 371 ≥ [Spotmeter helderheid]: 375 ≥ [Zebrapatroon]: 377 ≥ [Markering van het frame]: 379 ≥ Kleurbalken/Testtoon: 380 Dit deel beschrijft de belangrijkste Assist-functies die handig zijn bij het opnemen. • Het menu [Voorkeuze] ([Scherm/Display (Video)]) heeft weergavehulpfuncties zoals de centrale markering.
10. Video's opnemen – Belangrijkste Assist-functies [SS/gain bediening] U kunt de waarde-eenheden van de sluitertijd en de gain (gevoeligheid) omschakelen. ¨[ ]¨[ [SEC/ISO] ] ¨ Selecteer [SS/gain bediening] Geeft de sluitertijd weer in seconden en de gain in ISO. Geeft de sluitertijd weer in graden en de gain in ISO. [ANGLE/ISO] • De hoek kan worden ingesteld worden in een bereik tussen 11° en 358°. (Wanneer [Synchro scan] op [OFF] gezet is) Geeft de sluitertijd weer in seconden en de gain in dB.
10. Video's opnemen – Belangrijkste Assist-functies [WFM/Vectorbereik] Dit geeft de golfvormmonitor of het vectorbereik op het opnamescherm weer. U kunt ook de grootte van de golfvormweergave veranderen. 1 Zet de modusknop op [ 2 Stel [WFM/Vectorbereik] in. ≥ ¨[ ]¨[ ]. ] ¨ [WFM/Vectorbereik] [WAVE] Geeft een golfvorm weer. [VECTOR] Geeft het vectorbereik weer.
10. Video's opnemen – Belangrijkste Assist-functies 3 Selecteer de weer te geven positie. ≥Druk op 3421 om te selecteren en druk vervolgens op of . • U kunt ook verplaatsen met de aanraakbediening. • U kunt roteren om de grootte van de golfvorm te veranderen. • Druk op [DISP.] om de positie van de golfvorm of het vectorbereik weer naar het midden terug te brengen. Als u nogmaals op [DISP.] drukt, wordt de golfvorm teruggezet naar de standaardinstelling.
10.
10. Video's opnemen – Belangrijkste Assist-functies Vectorbereik (G) (J) (H) (K) (I) (L) (G) R (Rood) (H) YL (Geel) (I) G (Groen) (J) MG (Magenta) (K) B (Blauw) (L) CY (Cyaan) Weergavevoorbeeld • U kunt de positie ook verplaatsen door te verslepen op het opnamescherm. • De golfvorm en het vectorbereik worden niet uitgevoerd via HDMI. • Als [WFM/Vectorbereik] is ingesteld, werkt [Histogram] niet.
10. Video's opnemen – Belangrijkste Assist-functies [Spotmeter helderheid] Geef elke plek aan op het onderwerp om de luminantie over een klein gebied te meten. 1 Stel in [Spotmeter helderheid].
10. Video's opnemen – Belangrijkste Assist-functies 2 Selecteer de positie waar u de luminantie wilt meten. ≥Druk op 3421 om te selecteren en druk vervolgens op of . • U kunt de positie ook wijzigen door het kader op het opnamescherm te verslepen. • Druk op [DISP.] om de positie naar het midden terug te brengen. (A) (A) Luminantiewaarde Meetbereik Meting is mogelijk in het bereik van j7 % tot 109 % (IRE). • Als [Fotostijl] wordt ingesteld op [V-Log L] kan dit worden gemeten met “Stop” toestellen.
10. Video's opnemen – Belangrijkste Assist-functies [Zebrapatroon] Onderdelen die helderder zijn dan de basiswaarde worden weergegeven met strepen. U kunt ook de basiswaarde en de breedte van het bereik instellen, zodat de strepen worden weergegeven op onderdelen die binnen het bereik vallen van de helderheid die u opgeeft.
10. Video's opnemen – Belangrijkste Assist-functies ¨[ ]¨[ [ZEBRA1] [ZEBRA2] [ZEBRA1+2] ] ¨ Selecteer [Zebrapatroon] Onderdelen die helderder zijn dan de basiswaarde worden weergegeven met [ZEBRA1] strepen. Onderdelen die helderder zijn dan de basiswaarde worden weergegeven met [ZEBRA2] strepen. [ZEBRA1] en [ZEBRA2] worden weergegeven. [OFF] — Stelt de basishelderheid in.
10. Video's opnemen – Belangrijkste Assist-functies [Markering van het frame] Een frame met het ingestelde aspectratio wordt op het opnamescherm weergegeven. Zo kunt u tijdens het opnemen de gezichtshoek zien die zal worden bereikt met trimmen (bijsnijden) bij het naverwerken. ¨[ [ON] [OFF] ]¨[ ] ¨ Selecteer [Markering van het frame] Geeft videorichtlijnen weer op het opnamescherm. — Stelt de aspectratio van de videorichtlijnen in. [Frame aspect]: [2.39:1]/[2.35:1]/[2.00:1]/[1.
10. Video's opnemen – Belangrijkste Assist-functies Kleurbalken/Testtoon De kleurenbalken worden op het opnamescherm weergegeven. Een testtoon wordt uitgevoerd, terwijl de kleuren worden weergegeven. [SMPTE] [EBU] [ARIB] ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Kleurenbalken] Instellingen: [SMPTE]/[EBU]/[ARIB] • Druk op om de weergave te beëindigen.
10. Video's opnemen – Belangrijkste Assist-functies De testtoon aanpassen Er zijn 4 niveaus ([j12dB], [j18dB], [j20dB] en [MUTE]) waaruit de testtoon kan worden geselecteerd. 1 Draai , of om het testtoonniveau te selecteren. • De kleurenbalken en de testtoon worden opgenomen op de video als de video-opname wordt gestart terwijl de gekleurde balken worden weergegeven.
10. Video's opnemen – [Variabele beeldfreq.] [Variabele beeldfreq.] Door op te nemen met een framesnelheid die verschilt van de framesnelheid van het afspelen, kunt u vloeiende slowmotionvideo en fastmotionvideo opnemen. Stel een aantal frames in dat hoger is dan de Langzaam bewegende opname-framesnelheid van de [Opn. kwaliteit]. video’s (overcrank Bij voorbeeld: Bij het opnemen bij 48 fps wanneer opname) ingesteld op 24,00p [Opn. kwaliteit] wordt de snelheid gehalveerd.
10. Video's opnemen – [Variabele beeldfreq.] 1 Zet de modusknop op [ 2 Zet [Format opnamebestand] op [MOV]. 3 ≥ ¨[ ]¨[ ]. ] ¨ [Format opnamebestand] ¨ [MOV] Selecteer een opnamekwaliteit waarmee u [Variabele beeldfreq.]-opname kunt gebruiken. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Opn. kwaliteit] • Items waarmee u [Variabele beeldfreq.] kunt gebruiken, zijn aangegeven als [VBF beschikbaar]. • Opnamekwaliteiten waarmee u [Variabele beeldfreq.
10. Video's opnemen – [Variabele beeldfreq.] 4 5 Stel [Variabele beeldfreq.] in. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Variabele beeldfreq.] ¨ [ON] ≥Druk op 21 om te schakelen tussen [ON] en [OFF]. De framesnelheid instellen. ≥Draai aan , of om een numerieke waarde, te selecteren en druk dan op of . Beschikbaar instelbereik van framesnelheid De framesnelheid die u kunt instellen, is afhankelijk van de [Opn. kwaliteit] instellingen. [Opn.
10. Video's opnemen – [Variabele beeldfreq.] • U kunt filteren om alleen de opnamekwaliteiten te zien waar [Variabele beeldfreq.] gebruikt kan worden. (Î[Filteren]: 345) • Wij raden u aan een statief te gebruiken wanneer u opnames maakt met [Variabele beeldfreq.]. • De focusmodus schakelt naar MF. (Als een onderling verwisselbare lens zonder focusring gebruikt, kunt u niet met MF scherpstellen.) • Als u alleen op [AF ON] drukt voordat de opname start, zal het scherpstellen automatisch aangepast worden.
10. Video's opnemen – [Focus Overgang] [Focus Overgang] Verplaatst de scherpstelpositie vloeiend van de huidige positie naar een van tevoren geregistreerde positie. 1 Zet de modusknop op [ 2 Selecteer [Focus Overgang]. ≥ ¨[ ]¨[ ].
10. Video's opnemen – [Focus Overgang] 3 Stel de opname-instellingen in. [Start] Start de opname. [Instelling Focus Pull] Registreert de scherpstelpositie. • Het instellingenscherm voor de scherpstelpositie wordt weergegeven wanneer u [1], [2] of [3] selecteert. Gebruik dezelfde procedure als MF (ÎMet MF opnemen: 167) om de focus te selecteren, druk dan op de scherpstelpositie te registreren. [Focus Overgangssnelheid] Stelt de bewegingssnelheid van het brandpunt in.
10. Video's opnemen – [Focus Overgang] 5 Start de opname. ≥Druk op de videotoets. • Als u [Focus Overgang Opn.] hebt ingeschakeld, wordt Focus Overgang gestart wanneer u begint met het opnemen van een video. 6 Start Focus Overgang ≥Druk op 21 om [1], [2], of [3] te selecteren en druk vervolgens op of . • Als [Focus Overg. Wacht.] is ingesteld, wordt de Focus Overgang gestart nadat de ingestelde tijd verstreken is.
10. Video's opnemen – [Focus Overgang] 7 Einde Focus Overgang 8 Stop de opname. ≥Druk op [Q]. ≥Druk opnieuw op de videotoets. • Handhaaf dezelfde afstand tot het onderwerp nadat de brandpuntpositie ingesteld is. • De bewegingssnelheid van het brandpunt varieert en is afhankelijk van de lens die gebruikt wordt. • Tijdens het gebruik van [Focus Overgang] is het niet mogelijk scherp te stellen op iets anders dan de geregistreerde scherpstelpositie.
10. Video's opnemen – [Live Bijsnijden] [Live Bijsnijden] Door het bijsnijden van een deel van de afbeelding van het beeld in de liveweergave, kan men FHD-video opnemen met pannen en zoomen van de camera terwijl deze op een vaste positie staat. Panning Inzoomen • Gebruik een statief om het bewegen van de camera te minimaliseren.
10. Video's opnemen – [Live Bijsnijden] 1 Zet de modusknop op [ 2 Stel [Format opnamebestand] in. 3 ≥ ¨[ ]¨[ ]. ] ¨ [Format opnamebestand] ¨ [MP4]/[MOV] Selecteer een opnamekwaliteit waarmee u [Live Bijsnijden]-video kunt opnemen. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Opn.
10. Video's opnemen – [Live Bijsnijden] 4 Stel de tijd voor pannen of zoomen in. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Live Bijsnijden] ¨ [40SEC]/[20SEC] • Als u een opnameformaat of opnamekwaliteit hebt geselecteerd waarmee de opname met Live Bijsnijden niet beschikbaar is, schakelt de camera naar een FHD video-opnamekwaliteit waar opname mogelijk is. 5 Stel het beginframe voor het bijsnijden in. ≥Selecteer het bij te snijden bereik en druk op (A) 6WDUW ュリヴヱハ 5HVHW ,QVW (A) Beginframe voor het bijsnijden. 392 of .
10. Video's opnemen – [Live Bijsnijden] 6 Stel het eindframe voor het bijsnijden in. ≥Selecteer het bij te snijden bereik en druk op of . • Om de instellingen voor de positie en grootte van de startframe en het eindframe opnieuw in te stellen, drukt u op 2.
10. Video's opnemen – [Live Bijsnijden] 7 Start Live opname met bijsnijden. ≥Druk op de videotoets. • Als de ingestelde werktijd verstreken is, wordt de opname automatisch beëindigd. Om de opname halverwege te beëindigen, druk dan opnieuw op de videotoets.
10. Video's opnemen – [Live Bijsnijden] Handelingen voor het instellen van het bijsnijdkader Knop Aanraak bediening bediening 3421 / Aanraken Openspreiden Dichtknijpen — Beschrijving van de bediening Beweegt het frame. Vergroot/verkleint het frame met kleine stappen. Vergroot/verkleint het frame. Beginframe: Zet de framepositie en -formaat [DISP.] [Reset] terug op de standaardinstellingen. Eindframe: Annuleert de instellingen voor de positie en het formaat van het frame. [Inst.
10. Video's opnemen – Log opname Log opname ≥ [V-Log L] Instellingen: 396 ≥ [V-LogL View Assist]: 398 [V-Log L] Instellingen Het instellen van [Fotostijl] op [V-Log L] schakelt Log-opname in. Beelden die afgewerkt zijn met een rijke gradatie kunnen gecreëerd wordt via postproductiebewerking. ¨[ ]¨[ ] ¨ [Fotostijl] ¨ Selecteer [V-Log L] • Postproductiebewerking wordt ingeschakeld door LUT (Look-Up Table) te gebruiken. U kunt LUT-gegevens van de volgende site downloaden: https://panasonic.
10. Video's opnemen – Log opname Belichting als [V-Log L] is ingesteld De [V-Log L] curvekarakteristieken voldoen aan “V-Log/V-Gamut REFERENCE MANUAL Rev.1.0”. Bij instelling op [V-Log L] is de standaardbelichting bij grijs met een reflectieverhouding van 18 % afgebeeld op IRE 42 %.
10. Video's opnemen – Log opname • De luminantie kan worden gecontroleerd door “Stop” toestellen: [ ]¨[ ] ¨ [Spotmeter helderheid] (Î[Spotmeter helderheid]: 375) [ ]¨[ ] ¨ [Zebrapatroon] (Î[Zebrapatroon]: 377) [V-LogL View Assist] Wanneer [Fotostijl] wordt ingesteld op [V-Log L], zullen het opnamescherm en beelden die via HDMI uitgegeven worden, over het algemeen donkerder lijken.
10. Video's opnemen – Log opname LUT-bestanden lezen • De volgende LUT-gegevens kunnen gebruikt worden: – Het “.vlt”-formaat, dat aan de eisen voldoet die gespecificeerd worden in “VARICAM 3DLUT REFERENCE MANUAL Rev.1.0” – Het aantal tekens dat in een bestandsnaam gebruikt kan worden, varieert afhankelijk van het bestandssysteem van de kaart. (Gebruik alfanumerieke tekens voor de bestandsnaam.
10. Video's opnemen – HLG-video's HLG-video's ≥ [Hybrid Log Gamma] instellingen: 401 ≥ [HLG View Assist]: 404 Neem video's op met het brede dynamische bereik van het HLG-formaat. U kunt opnames in zeer helder licht maken waarbij overbelichting kan optreden, of op donkere plaatsen waar onderbelichting kan optreden, met handhaving van de rijke doch subtiele kleuren die u met het blote oog kunt zien. U kunt de video zien die u opneemt door hem uit te voeren via HDMI naar apparaten (TV's, enz.
10. Video's opnemen – HLG-video's [Hybrid Log Gamma] instellingen 1 Zet de modusknop op [ 2 Stel [Format opnamebestand] in. ≥ ¨[ ]¨[ ].
10. Video's opnemen – HLG-video's 3 Selecteer een opnamekwaliteit waarmee u HLG-video kunt opnemen. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Opn. kwaliteit] • De items die beschikbaar zijn voor opname met HLG-video worden aangeduid als [HLG beschikbaar]. • Opnamekwaliteit waarmee u HLG-video kunt opnemen (ÎLijst van opnamekwaliteiten waarmee speciale video's kunnen worden opgenomen: 416) 4 Zet [Fotostijl] op [Hybrid Log Gamma].
10. Video's opnemen – HLG-video's • Wanneer de [Format opnamebestand] is ingesteld op [MOV], kunt u alleen de opnamekwaliteit laten zien waar HLG-video-opname kan worden gebruikt. (Î[Filteren]: 345) • Het scherm en de zoeker op deze camera ondersteunen niet de weergave van beelden in het HLG-formaat. Met [Scherm] in [HLG View Assist] in het menu [Voorkeuze] ([Scherm/Display (Video)]), kunt u de beelden geconverteerd voor controle op het scherm/de zoeker van deze camera weergeven.
10. Video's opnemen – HLG-video's [HLG View Assist] Bij het opnemen of afspelen van HLG-video's geeft dit beelden op het scherm/de zoeker van de camera weer met geconverteerd kleurengamma en helderheid of voert deze uit via HDMI. ¨[ [HDMI] ]¨[ ] ¨ [HLG View Assist] ¨ [Scherm] of Converteert beelden alvorens ze via HDMI uit te voeren, terwijl *1 [AUTO] het effect van [MODE2] toegepast wordt.
10. Video's opnemen – Anamorfische opname Anamorfische opname ≥ 6K/4K Anamorfisch (4:3) video: 406 ≥ [Anamorfisch scherm aanp.]: 407 Deze camera kan video opnemen met een resolutie van 6K-A/4K-A (6K/4K anamorfische (4:3) video) die compatibel is met anamorfisch opnemen met een aspectratio 4:3. Samen met de normale 16:9 aspectratio kunt u de opnamekwaliteit selecteren die geschikt is voor anamorf opnemen. – Het is ook mogelijk over te schakelen naar een beeldstabilisatie die past bij anamorfische opname.
10. Video's opnemen – Anamorfische opname 6K/4K Anamorfisch (4:3) video 1 2 Zet [Format opnamebestand] op [MOV]. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Format opnamebestand] ¨ [MOV] Selecteer een opnamekwaliteit waarmee u 6K/4K Anamorfische (4:3) video kunt opnemen. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Opn. kwaliteit] • De items die beschikbaar zijn voor het opnemen van 6K/4K Anamorfische (4:3) video’s, worden aangeduid als [ANAMOR].
10. Video's opnemen – Anamorfische opname [Anamorfisch scherm aanp.] Geef de aangepaste beelden weer die passen bij de vergroting van de anamorfische lens op deze camera. Met de [Markering van het frame] is het ook mogelijk om het frame van de beeldhoek op het display te superponeren, bij het bijsnijden na het desqueezen. 1 Zet de modusknop op [ ].
10. Video's opnemen – Anamorfische opname 2 Stel [Anamorfisch scherm aanp.] in. ¨[ ≥ ]¨[ [ ] ([2.0k]) [ ] ([1.8k]) [ ] ([1.5k]) [ ] ([1.33k]) [ ] ([1.30k]) ] ¨ [Anamorfisch scherm aanp.] [OFF] • Maak instellingen die passen bij de vergroting van de anamorfische lens die u gebruikt.
10. Video's opnemen – Anamorfische opname 3 Stel [Markering van het frame] in. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Markering van het frame] (Î[Markering van het frame]: 379) • Afbeeldingenoutput via HDMI zijn niet ontplet. • Deze camera is niet compatibel met de ontpletbewerking van video opgenomen met anamorfische opname. Gebruik compatibele software.
10. Video's opnemen – [Synchro scan] [Synchro scan] De sluitertijd fijn afstellen om flikkeren en horizontale strepen te reduceren. De sluitertijd die is ingesteld in Synchro Scan wordt apart opgeslagen van de sluitertijd die wordt gebruikt voor normale opname. In het instellingenscherm Synchro Scan kunt u de huidige sluitertijd oproepen voor normale opname en deze aanpassen. 1 Zet de modusknop op [ 2 Stel de belichtingsmodus in op [S] of [M]. ≥ ¨[ ]¨[ ]. ] ¨ [Belicht.
10. Video's opnemen – [Synchro scan] 3 Stel [Synchro scan] in. 4 Stel de sluitertijd in. ¨[ ≥ ]¨[ ] ¨ [Synchro scan] ¨ [ON] ≥Draai aan , of om een numerieke waarde, te selecteren en druk dan op of . • U kunt de huidige sluitertijd oproepen voor normale opname door op [DISP.] te drukken. • Stel de sluitertijd in terwijl u naar het beeldscherm kijkt zodat het flikkeren en de horizontale strepen tot het minimum gereduceerd worden.
10. Video's opnemen – [Loop-recording (video)] [Loop-recording (video)] Wanneer de opname de vrije ruimte op de kaart opgebruikt, gaat de camera door met opnemen door het oudste segment van de opgenomen gegevens te wissen. 1 Zet de modusknop op [ 2 Zet [Format opnamebestand] op [MOV]. ≥ ¨[ ]¨[ ].
10. Video's opnemen – [Loop-recording (video)] 3 Stel [Loop-recording (video)] in. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Loop-recording (video)] ¨ [ON] •[ ] wordt op het opnamescherm weergegeven. • Wanneer de opname de kaart tot zijn capaciteit vult, begint loop-recording en wordt de video-opnametijd niet meer weergegeven. • Zorg ervoor dat de camera niet wordt uitgeschakeld tijdens het opnemen. • Loop-recording kan niet starten als er onvoldoende capaciteit beschikbaar is op de kaart.
10. Video's opnemen – [Gesegment. bestandsopn.] [Gesegment. bestandsopn.] Om videoverlies als gevolg van onvoorziene onderbrekingen in de stroomvoorziening te vermijden, wordt opgenomen video elke minuut gesegmenteerd terwijl MOV-video wordt opgenomen. • De gesegmenteerde video's worden opgeslagen als één groepsafbeelding. 1 Zet [Format opnamebestand] op [MOV]. 2 Stel [Gesegment. bestandsopn.] in. ≥ ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Format opnamebestand] ¨ [MOV] ¨[ ]¨[ ] ¨ [Gesegment. bestandsopn.] ¨ [10MIN.
10. Video's opnemen – [Gesegment. bestandsopn.] • Als de volgende functie gebruikt wordt, is [Gesegment. bestandsopn.
10. Video's opnemen – Lijst van opnamekwaliteiten waarmee speciale video's kunnen worden opgenomen Lijst van opnamekwaliteiten waarmee speciale video's kunnen worden opgenomen VFR : Opnamekwaliteiten die het gebruik van [Variabele beeldfreq.
10. Video's opnemen – Lijst van opnamekwaliteiten waarmee speciale video's kunnen worden opgenomen [Format opnamebestand]: [MP4] [Systeemfrequentie]: [59.94Hz (NTSC)] [Opn. kwaliteit] Live Crop [4K/10bit/100M/60p] HLG 3 [4K/8bit/100M/30p] [4K/10bit/72M/30p] 3 [4K/8bit/100M/24p] [4K/10bit/72M/24p] [FHD/8bit/28M/60p] 3 3 [FHD/8bit/24M/24p] [FHD/8bit/20M/30p] 3 [Systeemfrequentie]: [50.00Hz (PAL)] [Opn.
10. Video's opnemen – Lijst van opnamekwaliteiten waarmee speciale video's kunnen worden opgenomen [Format opnamebestand]: [MOV] [Systeemfrequentie]: [59.94Hz (NTSC)] [Opn.
10. Video's opnemen – Lijst van opnamekwaliteiten waarmee speciale video's kunnen worden opgenomen [FHD/60p/422/10-I] 3 [FHD/60p/422/10-L] 3 [FHD/60p/420/8-L] 3 3 [FHD/30p/422/10-I] 3 3 [FHD/30p/422/10-L] 3 3 [FHD/30p/420/8-L] 3 3 [FHD/24p/422/10-I] 3 3 [FHD/24p/422/10-L] 3 3 [FHD/24p/420/8-L] 3 3 [Systeemfrequentie]: [50.00Hz (PAL)] [Opn.
10. Video's opnemen – Lijst van opnamekwaliteiten waarmee speciale video's kunnen worden opgenomen [FHD/50p/422/10-I] 3 [FHD/50p/422/10-L] 3 [FHD/50p/420/8-L] 3 3 [FHD/25p/422/10-I] 3 3 [FHD/25p/422/10-L] 3 3 [FHD/25p/420/8-L] 3 3 [Systeemfrequentie]: [24.00Hz (CINEMA)] [Opn.
11.
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – HDMI-apparaten (HDMI-output) HDMI-apparaten (HDMI-output) ≥ Bevestigen van de kabelhouder: 424 ≥ Output afbeeldingen via HDMI: 427 U kunt opnames maken terwijl u de camerabeelden naar een extern scherm of een externe recorder stuurt die met een HDMI-kabel verbonden is. • De regeling van de HDMI-output is verschillend tijdens opnemen en tijdens afspelen.
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – HDMI-apparaten (HDMI-output) 1 Verbind de camera en een extern scherm of een externe recorder met een in de handel verkrijgbare HDMI-kabel. (A) (B) (C) (A) [HDMI]-aansluiting (Type A) (B) Externe monitor (C) Externe recorder • Controleer de richting van de aansluitingen en steek de stekker, die u vasthoudt, recht naar binnen/naar buiten. (In een hoek invoeren kan de terminal vervormen en storingen veroorzaken.
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – HDMI-apparaten (HDMI-output) Bevestigen van de kabelhouder Het gebruik van de bijgeleverde kabelhouder voorkomt dat de kabel losraakt en de contactpunten beschadigd raken. • Plaats de camera op een stabiel oppervlak om dit te doen. Voorbeeld: Op een HDMI-kabel bevestigen 1 Terwijl u op (A) (1) drukt, verschuift u het klemgedeelte van de kabelhouder om dit te verwijderen (2).
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – HDMI-apparaten (HDMI-output) 3 4 5 Bevestig de HDMI-kabel op het klemgedeelte (6). Verschuif het klemgedeelte om het op de kabelhouder te bevestigen (7). Verbind de HDMI-kabel met de [HDMI]-aansluiting (8). • U kunt de HDMI-kabel en de USB-aansluitingskabel ook gelijktijdig verbinden, als de kabelhouder bevestigd is. (B) (B) Laat een beetje speling over zodat dit gedeelte een lengte van minstens 10 cm heeft.
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – HDMI-apparaten (HDMI-output) Verwijderen van de kabelhouder Om de kabelhouder te verwijderen, voert u de stappen voor de bevestiging ervan in omgekeerde volgorde uit. • Gebruik geen andere USB-aansluitkabels dan de bijgeleverde kabel. • Wij raden aan een HDMI-kabel te gebruiken waarvan de dikte van de diameter 6 mm of minder is. • Het kan zijn dat het niet mogelijk is HDMI-kabels met bepaalde vormen te bevestigen.
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – HDMI-apparaten (HDMI-output) Output afbeeldingen via HDMI De uitvoer van beelden via HDMI verschillen afhankelijk van de opnamewijze. [ ]-modus Aspectratio, resolutie en uitvoer van framesnelheid zijn volgens de [Opn. kwaliteit]-instellingen in het menu [Video] ([Afbeeldingsindeling]). Resolutie en framesnelheid kunnen omlaag worden geconverteerd voor uitvoer afhankelijk van de toepassing.
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – HDMI-apparaten (HDMI-output) [iA]/[P]/[A]/[S]/[M]-modus • De uitvoer is gelijk aan de [ ]-modus tijdens video-opnames. • Tijdens opname stand-by wordt het uitgevoerd volgens de instelling van [Aspectratio] in het [Foto] ([Afbeeldingskwaliteit])-menu. – Wanneer ingesteld op een andere [Aspectratio] dan 16:9, worden links en rechts van het uit te voeren beeld banden toegevoegd.
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – HDMI-output Afbeeldingskwaliteit (Resolutie/ framesnelheid) HDMI-output Afbeeldingskwaliteit (Resolutie/framesnelheid) ≥ Instellingen voor omlaag converteren: 429 Instellingen voor omlaag converteren Maak instellingen voor de het omlaag converteren van de resolutie en framesnelheid voor HDMI-output in de modus [ ].
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – HDMI-output Afbeeldingskwaliteit (Resolutie/ framesnelheid) Afbeeldingskwaliteit bij uitvoer via HDMI Output geschiedt met de resolutie en framesnelheid volgens de combinaties van de instellingen [Opn. kwaliteit] en [Omlaag Converteren]. • Als [Omlaag Converteren] is ingesteld op [AUTO], komt de uitvoer overeen met het aangesloten apparaat. • Er is geen HDMI-uitvoer wanneer ingestelde combinaties resulteren in een [—] in de onderstaande tabellen.
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – HDMI-output Afbeeldingskwaliteit (Resolutie/ framesnelheid) [Systeemfrequentie]: [50.00Hz (PAL)] Resolutie en opnameframesnelheid van de [Opn.
11.
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – HDMI-uitvoerinstellingen Uitvoer van bedieningsinformatie naar een externe recorder Opname start- en stopbedieningsinformatie wordt uitgevoerd naar een externe recorder aangesloten via HDMI. ¨[ ]¨[ ] ¨ [HDMI-opname-output] ¨ Selecteer [HDMI-opnamebedien.] Instellingen: [ON]/[OFF] • [HDMI-opnamebedien.] kan worden ingesteld wanneer [HDMI-tijdcode-uitvoer] is ingesteld op [ON] in modus [ ].
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – HDMI-uitvoerinstellingen Uitvoer van omlaag geconverteerde audio naar een HDMI-apparaat Als een XLR-microfoonadapter (DMW-XLR1: optioneel) is bevestigd, wordt de audio omlaag geconverteerd tot een formaat dat geschikt is voor het verbonden HDMI-apparaat, voordat het uitgevoerd wordt. ¨[ ]¨[ ] ¨ [HDMI-opname-output] ¨ Selecteer [Conv. Geluidsonderdruk.] [AUTO] [OFF] Uitvoer wordt omlaag geconverteerd om bij het aangesloten apparaat te passen.
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – HDMI-uitvoerinstellingen Voert de vergrote weergave van MF Assist uit via HDMI De vergrote weergave van MF Assist wordt naar het externe apparaat dat via HDMI verbonden is uitgezonden. ¨[ ]¨[ ] ¨ [HDMI-opname-output] ¨ Selecteer [HDMI MF Assist-uitgang] Instellingen: [ON]/[OFF] • Als [HDMI MF Assist-uitgang] op [OFF] gezet is en de vergrote weergave van MF Assist wordt getoond, wordt de weergave van de camera-informatie niet via HDMI uitgezonden.
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – Externe Microfoon (optioneel) Externe Microfoon (optioneel) Met een Stereo shotgun microfoon (DMW-MS2: optioneel) of een stereo microfoon (VW-VMS10: optioneel) kunt u audio van een hogere kwaliteit opnemen in vergelijking met de ingebouwde microfoon. • Bepaalde optionele accessoires kunnen niet beschikbaar zijn in bepaalde landen. 1 2 Zet de aan/uit schakelaar van de camera op [OFF]. Controleer de camera en de externe microfoon.
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – Externe Microfoon (optioneel) Bereik instellen voor geluid oppikken (DMW-MS2: optioneel) Wanneer de Stereo shotgun microfoon (DMW-MS2: optioneel) gebruikt wordt, kunt u het bereik voor het oppikken van het geluid van de microfoon instellen. 1 Selecteer [Speciale microfoon]. • ¨[ ]¨[ ] ¨ [Speciale microfoon] [STEREO] Pikt het geluid op over een groot gebied.
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – Externe Microfoon (optioneel) Afname van de windruis Dit vermindert de windruis als een externe microfoon aangesloten is. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Windreductie] Instellingen: [HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[OFF] • Terwijl de externe microfoon aangesloten is, wordt [ ] op het scherm weergegeven. • Als een externe microfoon aangesloten is, wordt [Weerg. geluidsop.niveau] automatisch op [ON] gezet en wordt het opnameniveau op het scherm weergegeven.
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – XLR Microfoonadapter (optioneel) XLR Microfoonadapter (optioneel) Door een XLR Microfoonadapter (DMW-XLR1: optioneel) op de camera te bevestigen, kunt u een in de handel verkrijgbare XLR Microfoon gebruiken om stereo audio van superieure kwaliteit op te kunnen nemen. (A) (B) (A) Flitsschoen (B) In de handel verkrijgbare XLR-microfoon Van start: • Schakel de camera uit en verwijder de bescherming van de flitsschoen.
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – XLR Microfoonadapter (optioneel) 3 Selecteer [XLR Inst. Microf. adap.]. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [XLR Inst. Microf. adap.] [96kHz/24bit] Neemt hoge resolutie-audio op bij 96 kHz/24-bit. • Alleen beschikbaar wanneer [Format opnamebestand] ingesteld is op [MOV]. [48kHz/24bit] Neemt hoge kwaliteit audio op bij 48 kHz/24-bit. • Alleen beschikbaar wanneer [Format opnamebestand] ingesteld is op [MOV]. [48kHz/16bit] Neemt standaard kwaliteit audio op bij 48 kHz/16-bit.
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – Hoofdtelefoon Hoofdtelefoon U kunt video's opnemen terwijl u het geluid ervan controleert door een in de handel verkrijgbare hoofdtelefoon op de camera aan te sluiten. (A) (A) Aansluiting koptelefoon • Gebruik geen hoofdtelefoonkabels die 3 m of langer zijn. • Als hoofdtelefoons aangesloten zijn, worden tonen, AF-tonen en elektronische sluitergeluiden uitgezet.
11. Verbindingen met externe apparaten (Video) – Hoofdtelefoon De methode voor geluidsoutput omschakelen ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Geluid ouput] Audio zonder tijdverschil. [REALTIME] Het kan afwijken van het geluid dat in de video opgenomen is. Audio die in de video opgenomen moet worden. [REC SOUND] Het uitgevoerde geluid kan vertraagd zijn ten opzichte van het daadwerkelijke geluid.
12. Beelden afspelen en bewerken ≥ Foto's afspelen: 444 ≥ Video's afspelen: 446 ≥ De weergavemodus omschakelen: 450 ≥ Groepsbeelden: 456 ≥ Beelden wissen: 458 ≥ [RAW-verwerking]: 460 ≥ [Splits video]: 467 In dit hoofdstuk wordt het afspelen en wissen van foto's en video uitgelegd. Ook wordt bewerken met [RAW-verwerking] (Î[RAW-verwerking]: 460) en [Splits video] (Î[Splits video]: 467) uitgelegd.
12. Beelden afspelen en bewerken – Foto's afspelen Foto's afspelen 1 Laat het afspeelscherm weergeven. 2 Selecteer een foto. ≥Druk op [ ]. ≥Selecteer de foto's door op 21 te drukken. ≥U kunt de beelden continu langslopen door op 21 te drukken en die ingedrukt te houden. ≥U kunt ook selecteren door aan of te draaien. ≥U kunt de beelden ook langslopen door het scherm horizontaal te verslepen.
12. Beelden afspelen en bewerken – Foto's afspelen 3 Afspelen stoppen. ≥Druk de sluiterknop tot halverwege in. ≥U kunt het afspelen ook stoppen door op [ ] te drukken. Een andere kaart weergeven U kunt de weergave van de kaart wisselen door gewoon op de [ ] te drukken tijdens het afspelen. • U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door op de Fn-knop te drukken die toegekend is aan [Verander kaartslot].
12. Beelden afspelen en bewerken – Video's afspelen Video's afspelen ≥ Een foto extraheren: 449 1 Laat het afspeelscherm weergeven. 2 Selecteer een video. ≥Druk op [ ]. • Voor informatie over het selecteren van beelden (ÎFoto's afspelen: 444) • De [ ] video-icoon wordt weergegeven voor een video. • De video-opnametijd wordt op het scherm weergegeven.
12. Beelden afspelen en bewerken – Video's afspelen 3 Speel de video af. ≥Druk op 3. ≥U kunt het afspelen ook starten door aanraking van [ midden van het scherm. (B) (C) (B) Verstreken afspeeltijd 4 (C) Afspeelbalk Afspelen stoppen. ≥Op 4 drukken.
12. Beelden afspelen en bewerken – Video's afspelen Handelingen tijdens het afspelen van video's Knop Aanraak bediening bediening 3 / 4 — Beschrijving van de bediening Afspelen/pauzeren. Stoppen. Voert snel achteruit afspelen uit. 2 — • Als u opnieuw op 2 drukt, neemt de snelheid van het snel achteruit spelen toe. Speelt frame-per-frame terug (tijdens pauze). Speelt snel vooruit af. 1 — • Als u opnieuw op 1 drukt, neemt de snelheid van het snel vooruit afspelen toe.
12. Beelden afspelen en bewerken – Video's afspelen Een foto extraheren Extraheer één frame van een video en sla het op als een JPEG-beeld. 1 Pauzeer het afspelen op de positie waarop u een foto wilt extraheren. ≥Druk op 3. • Om de positie precies te regelen, drukt u op 21 (frame-per-frame terug of frame-per-frame vooruit). 2 Sla de foto op. ≥Druk op of . ≥U kunt ook de foto opslaan door [Opsl.] aan te raken.
12. Beelden afspelen en bewerken – De weergavemodus omschakelen De weergavemodus omschakelen ≥ Vergrote weergave: 450 ≥ Thumbnail-scherm: 452 ≥ Kalender afspelen: 454 U kunt functies gebruiken om dingen te doen zoals het vergroten van opgenomen beelden om weer te geven en naar de thumbnail-weergave schakelen om meerdere beeldden in één keer weer te geven (multi-afspelen). U kunt ook naar kalenderweergave schakelen om beelden van een geselecteerde opnamedatum weer te geven.
12. Beelden afspelen en bewerken – De weergavemodus omschakelen Handelingen tijdens vergrote weergave Knop Aanraak bediening bediening — — Spreiden/ dichtknijpen 3421 Verslepen / — Beschrijving van de bediening Vergroot/verkleint het scherm. Vergroot/verkleint het scherm met kleine stappen. Verplaatst de positie van de vergrote zone. Speelt de beelden vooruit of achteruit af terwijl dezelfde zoomvergroting en zoompositie gehandhaafd blijven.
12. Beelden afspelen en bewerken – De weergavemodus omschakelen Thumbnail-scherm 1 Schakel naar de thumbnail-weergave. ≥Draai naar links. ≥Het display wordt omgeschakeld in de volgorde scherm met 12 beelden scherm met 30 beelden. naar links te draaien tijdens de weergave van het scherm met 30 • Door beelden, wordt naar de kalenderweergave geschakeld. (ÎKalender afspelen: 454) • Door naar rechts te draaien, wordt teruggekeerd naar de vorige weergave.
12. Beelden afspelen en bewerken – De weergavemodus omschakelen • Als u op [ ] drukt terwijl een miniatuurbeeld weergegeven wordt, kunt u naar de kaart schakelen die weergegeven wordt. • Het scherm kan langs gelopen worden door de thumbnail-weergave omhoog of omlaag te slepen. • Beelden die aangeduid worden met [ ] kunnen niet afgespeeld worden.
12. Beelden afspelen en bewerken – De weergavemodus omschakelen Kalender afspelen 1 Naar kalenderweergave schakelen. ≥Draai naar links. ≥Het display wordt omgeschakeld in de volgorde thumbnail-scherm (12 beelden) thumbnail-scherm (30 beelden) Kalenderweergave. naar rechts te draaien, wordt teruggekeerd naar de vorige • Door weergave. 2 Selecteer de opnamedatum. 3 Selecteer een beeld. ≥Druk op 3421 om een datum te selecteren en druk vervolgens op of .
12. Beelden afspelen en bewerken – De weergavemodus omschakelen • Tijdens kalenderweergave kan niet naar de weer te geven kaart geschakeld worden. • Het bereik dat de kalender kan weergeven is van januari 2000 tot december 2099.
12. Beelden afspelen en bewerken – Groepsbeelden Groepsbeelden Beelden die opgenomen zijn met Intervalopname of Stop Motion Shooting worden in de camera als groepsbeelden behandeld en kunnen als groep gewist en bewerkt worden. (Als bijvoorbeeld een groepsbeeld gewist wordt, worden alle beelden in de groep gewist.) U kunt ook ieder beeld in een groep afzonderlijk wissen of bewerken.
12. Beelden afspelen en bewerken – Groepsbeelden Beelden in een groep een voor een afspelen en bewerken Handelingen zoals thumbnail-scherm weergeven en het verwijderen van afbeeldingen, zijn beschikbaar voor beelden in groepen net als bij het normale afspelen. 1 Selecteer het groepsbeeld in de afspeelstatus. (ÎFoto's afspelen: 444) 2 Druk op 4 om de beelden in de groep weer te geven. 3 Druk op 21 om een beeld te selecteren.
12. Beelden afspelen en bewerken – Beelden wissen Beelden wissen • Beelden kunnen niet teruggewonnen worden als ze eenmaal gewist zijn. Controleer de beelden zorgvuldig alvorens ze te wissen. • U kunt alleen de beelden wissen die op de kaart van de geselecteerde kaartslot staan. • Als bijvoorbeeld een groepsbeeld gewist wordt, worden alle beelden in de groep gewist. 1 Druk in de afspeelstatus op [ 458 ].
12. Beelden afspelen en bewerken – Beelden wissen 2 Druk op 34 om de wismethode te selecteren en druk vervolgens op of . [Apart wissen] Wist het geselecteerde beeld. [Multi wissen] Meerdere beelden selecteren en wissen. 1 Druk op 3421 om het te wissen beeld te selecteren en druk vervolgens op of . • [ ] wordt voor het geselecteerde beeld weergegeven. • Als u opnieuw op of drukt, wordt de selectie geannuleerd. • Er kunnen tot 100 beelden geselecteerd worden. 2 Druk op [DISP.
12. Beelden afspelen en bewerken – [RAW-verwerking] [RAW-verwerking] Dit bewerkt foto's die met het RAW-formaat in de camera opgenomen zijn en slaat ze op in JPEG-formaat. 1 Selecteer [RAW-verwerking]. 2 Selecteer het RAW-beeld. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [RAW-verwerking] ≥Druk op 21 om een beeld te selecteren en druk vervolgens op of . • Druk als groepsbeelden geselecteerd zijn op 4 en selecteer vervolgens een beeld in de groep. Druk opnieuw op 4 om terug te keren naar het normale afspeelscherm.
12. Beelden afspelen en bewerken – [RAW-verwerking] 3 Selecteer een in te stellen item. 4 Verander de instelling. ≥Druk op 34 om een item te selecteren en druk vervolgens op of . ≥Draai aan , of . • Het beeld kan vergroot/verkleind worden door dit op het scherm met de vingers te spreiden/dicht te knijpen. 5 Bevestig de instelling. ≥Druk op of . ≥Het scherm van stap verschijnt opnieuw. Herhaal voor het instellen van een ander item stap 3 461 3 tot 5.
12. Beelden afspelen en bewerken – [RAW-verwerking] 6 Sla het beeld op. ≥Druk op 34 om [Start verwerking] te selecteren en druk vervolgens op of .
12. Beelden afspelen en bewerken – [RAW-verwerking] Items instellen ([RAW-verwerking]) [Start verwerking] Slaat het beeld op. Selecteert de witbalans en past die aan. Door het item met [ ] te selecteren, kan het verwerkt worden met dezelfde instelling als die van het tijdstip van de opname. [Witbalans] • Als u op 4 drukt in het selectiescherm van [Witbalans], verschijnt het scherm voor de afstelling van de witbalans.
12. Beelden afspelen en bewerken – [RAW-verwerking] [Int. dynamisch bereik] Selecteert de instelling van [Int. dynamisch bereik]. [Contrast] Past het contrast aan. [Markeren] Past de helderheid van heldere delen aan. [Schaduw] [Verzadiging]/[Kleurtoon] [Tint] Past de helderheid van donkere delen aan. Past de verzadiging of kleurtoon aan. Past de tint aan. [Filtereffect] Selecteert filtereffecten. [Korreleffect] Selecteert een korreleffect-instelling.
12. Beelden afspelen en bewerken – [RAW-verwerking] • De items die aangepast kunnen worden, zijn afhankelijk van de geselecteerde [Fotostijl].
12. Beelden afspelen en bewerken – [RAW-verwerking] Een vergelijkingsscherm weergeven U kunt een instelling veranderen terwijl u het effect daarvan kan controleren door beelden met de toegepaste instellingswaarde naast elkaar weer te geven. 1 Druk op [DISP.] in het scherm van stap 4. • Het beeld met de huidige instelling (A) wordt in het midden weergegeven. • Door het beeld met de huidige instelling aan te raken, wordt het vergroot.
12. Beelden afspelen en bewerken – [Splits video] [Splits video] Een opgenomen video of 6K/4K-burstbestand in twee delen splitsen. • De beelden kunnen niet naar hun oorspronkelijke staat terugkeren als ze eenmaal gesplitst zijn. Controleer de beelden zorgvuldig alvorens ze te splitsen. • Verwijder de kaart of de batterij niet uit de camera tijdens het splitsingsproces. De beelden kunnen verloren gaan. 1 Selecteer [Splits video]. 2 Selecteer het beeld en speel het af.
12. Beelden afspelen en bewerken – [Splits video] 3 Onderbreek het afspelen op de positie waarop u de splitsing wilt uitvoeren. ≥Druk op 3. • Om de positie precies te regelen, drukt u op 21 (frame-per-frame achteruit of frame-per-frame vooruit). 4 Splits de video. ≥Druk op of . ≥U kunt de video ook verdelen door [Splitsen] aan te raken. • Het is misschien niet mogelijk de video te splitsen op een punt vlakbij het begin of het einde. • Video’s met een korte opnameduur kunnen niet gesplitst worden.
13. Camera-aanpassing ≥ Fn-knoppen: 471 ≥ [Dialwerking]: 487 ≥ Aanpassing Quick Menu: 490 ≥ Voorkeuzemode: 498 ≥ Mijn Menu: 503 ≥ [Camera-inst. Opsl./Herstel.]: 505 In dit hoofdstuk wordt de aanpassingsfunctie beschreven waarmee u de camera kunt configureren met uw favoriete instellingen. Verander hoe knoppen, draaiknoppen, enz., op de camera bediend moeten worden.
13. Camera-aanpassing Verander de items van de menuweergave. ≥ Quick menu (ÎAanpassing Quick Menu: 490) ≥ Mijn Menu (ÎMijn Menu: 503) Importeer de informatie over de camera-instellingen naar een andere camera. ≥ [Camera-inst. Opsl./Herstel.] (Î[Camera-inst. Opsl./Herstel.]: 505) • Gedetailleerde instellingen voor de camerabediening en de schermweergave zijn beschikbaar in het [Voorkeuze]-menu.
13. Camera-aanpassing – Fn-knoppen Fn-knoppen ≥ Fabrieksinstellingen Fn-knop: 472 ≥ Functies op de Fn-knoppen registreren: 474 ≥ Gebruik de Fn-knoppen: 485 U kunt functies aan de Fn-knoppen (functieknoppen) toewijzen. Bovendien kunt u andere functies aan speciale knoppen toewijzen, zoals de knop [WB], op dezelfde manier als voor de Fn-knoppen. Zowel tijdens de opname als tijdens het afspelen kunnen verschillende functies ingesteld worden.
13. Camera-aanpassing – Fn-knoppen Fabrieksinstellingen Fn-knop (1) (2) (3) (4) (7) (9) (10) (11) (5) (6) [Instelling in Fn-knoppen (8) opnamemodus] [Instelling in afspeelmodus] (1) [Fn2] [Voorvertoning] [Geen instelling] (2) [WB] [Witbalans] [Geen instelling] (3) [ISO] [Gevoeligheid] [Geen instelling] (4) [ ] [Belichtingscomp.
13. Camera-aanpassing – Fn-knoppen (12) (13) Fn-knoppen (12) (14) [Instelling in [Instelling in opnamemodus] afspeelmodus] [Fn3] [Wi-Fi] [Fn4] [Histogram] [Fn5] [BS versterken (video)] [Fn6] [Uit (Ingedrukt vr uitsch.)] [Fn7] [Uit (Ingedrukt vr uitsch.)] [Fn8] [Fn9] (13) [Fn10] • Kan niet worden [Geen instelling] tijdens het afspelen.
13. Camera-aanpassing – Fn-knoppen Functies op de Fn-knoppen registreren • Met de fabrieksinstellingen kunnen [Fn8] tot [Fn12] op de joystick niet gebruikt worden. Bij gebruik van functies moet [Instelling Joystick] in het menu [Voorkeuze] ([Bediening]) worden ingesteld op [Fn]. (Î[Instelling Joystick]: 563) 1 Selecteer [Fn knopinstelling]. 2 Selecteer de knop.
13. Camera-aanpassing – Fn-knoppen 3 4 Zoek de te registreren functie op. ≥Draai aan om de subtab te selecteren waarop de te registreren functie gecategoriseerd is (ÎItems instellen ([Fn knopinstelling]/[Instelling in opnamemodus]): 477, Items instellen ([Fn knopinstelling]/[Instelling in afspeelmodus]): 483) en druk vervolgens op of . ≥U kunt de selectie ook uitvoeren door op 2 te drukken om de subtab te selecteren, op 34 te drukken of aan te draaien en vervolgens op 1 te drukken.
13. Camera-aanpassing – Fn-knoppen • U kunt ook [ Fn ] op het bedieningspaneel (ÎOpnamescherm: 88) aanraken om het scherm in stap 2 weer te geven. • U kunt ook (2 sec.) op de Fn-knop drukken en die ingedrukt houden om het scherm in stap 4 weer te geven. (Dit wordt misschien niet weergegeven, afhankelijk van de geregistreerde functie en het type knop.
13. Camera-aanpassing – Fn-knoppen Items instellen ([Fn knopinstelling]/[Instelling in opnamemodus]) [1] tab [Afbeeldingskwaliteit] • [Belichtingscomp.
13. Camera-aanpassing – Fn-knoppen [Focus/Sluiter] • [AF mode] (ÎDe AF mode selecteren: 135) • [AF Aang. Inst.(Foto)] (Î[AF Aang. Inst.(Foto)]: 132) • [AF Aang. Inst.(Video)] (Î[AF Aang. Inst.(Video)]: 355) • [Focus Peaking] (Î[Focus Peaking]: 541) • [Gevoeligheid Focus Peaking] (Î[Focus Peaking]: 541) • [AF-beweegsnelh. van 1-zone] (Î[AF-beweegsnelh.
13. Camera-aanpassing – Fn-knoppen [Overig (Foto)] • [Instelling Aandrijfstand] (ÎDe Aandrijfstand selecteren: 182) • [1 opname "6K/4K-FOTO"] – Voert een 6K/4K foto-opname slechts één keer uit. • [Bracketing] (ÎBracket-opname: 231) • [Stille modus] (Î[Stille modus]: 239) • [Beeldstabilisatie] (ÎBeeldstabilisator: 243) • [Sluitertype] (Î[Sluitertype]: 240) • [Ex. tele conv.] (ÎExtra Teleconversie: 176) [Afbeeldingsindeling] • [Format opnamebestand] (Î[Format opnamebestand]: 337) • [Opn.
13. Camera-aanpassing – Fn-knoppen [Overig (Video)] • [Beeldstabilisatie] (ÎBeeldstabilisator: 243) • [E-stabilisatie (Video)] (Î[E-stabilisatie (Video)]: 246) • [BS versterken (video)] (Î[BS versterken (video)]: 246) • [Beeldzone voor video] (Î[Beeldzone voor video]: 348) • [Focus Overgang] (Î[Focus Overgang]: 386) • [Live Bijsnijden] (Î[Live Bijsnijden]: 390) [Bediening] • [Q.MENU] (ÎQuick Menu: 91) • [Opn. / Terugsp. Sch.] – Schakelt naar het afspeelscherm.
13. Camera-aanpassing – Fn-knoppen [Scherm / Display] • [Voorvertoning] (ÎPreview-modus: 267) • [Voorvert. diafragma-effect] – Het diafragma-effect kan van tevoren bekeken worden terwijl de Fn-knop ingedrukt wordt.
13. Camera-aanpassing – Fn-knoppen [Lens / Andere] • [Bediening focusring] (Î[Bediening focusring]: 581) • [Zoombediening] – U kunt de zoom bedienen wanneer een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die de power zoom ondersteunt. • [Stapsg. zoom] (Î[Powerzoomlens]: 180) • [Zoom snelheid] (Î[Powerzoomlens]: 180) • [Lensinformatie] (Î[Lensinformatie]: 249) [Kaart/bestand] • [Bestemming kaartslot] – Verandert de prioriteit van kaarten voor opname.
13. Camera-aanpassing – Fn-knoppen Items instellen ([Fn knopinstelling]/[Instelling in afspeelmodus]) [1] tab [Afspeelmodus] • [Vergroten vanaf AF-punt] (Î[Vergroten vanaf AF-punt]: 600) • [LUT weergavehulp (Monitor)] (Î[V-LogL View Assist]: 398) • [HLG View Assist (scherm)] (Î[HLG View Assist]: 404) • [Anamorfisch scherm aanp.] (Î[Anamorfisch scherm aanp.
13. Camera-aanpassing – Fn-knoppen [Scherm / Display] • [Nachtmodus] (Î[Nachtmodus]: 569) [Kaart/bestand] • [Verander kaartslot] (ÎEen andere kaart weergeven: 445) [AAN/UIT] • [Wi-Fi] (Î15. Wi-Fi/Bluetooth: 610) • [Afb. versturen (Smartphone)] (ÎMet eenvoudige handelingen beelden op de camera naar een smartphone versturen: 653) • [LUT weergavehulp (HDMI)] (Î[V-LogL View Assist]: 398) • [HLG View Assist (HDMI)] (Î[HLG View Assist]: 404) [2] tab [Overig] • [6K/4K-FOTO wg.
13. Camera-aanpassing – Fn-knoppen Gebruik de Fn-knoppen Door tijdens de opname op de Fn-knoppen te drukken, wordt het mogelijk de functies te gebruiken die in [Instelling in opnamemodus] geregistreerd zijn en tijdens het afspelen schakelt het het gebruik van de functies in die in [Instelling in afspeelmodus] geregistreerd zijn. 1 2 Druk op de Fn-knop. Selecteer een in te stellen item. ≥Druk op 21 om een in te stellen item te selecteren en druk vervolgens op of .
13. Camera-aanpassing – Fn-knoppen Gebruik [Fn3] tot [Fn7] (Aanraakiconen) Tijdens de opname kunt u de Fn-knoppen van de Touch tab gebruiken. • Met de fabrieksinstellingen wordt de Touch Tab niet weergegeven. [Touch tab] instellen op [ON] in [Touch inst.] het menu [Voorkeuze] ([Bediening]). (Î[Touch inst.]: 559) 1 Raak [ 2 Raak een van [Fn3] tot [Fn7] aan. ] aan.
13. Camera-aanpassing – [Dialwerking] [Dialwerking] ≥ Functies op de draaiknoppen registreren: 487 ≥ Tijdelijke verandering bediening draaiknop: 489 Dit verandert tijdelijk de functies die bediend worden met voorkant) en (draaiknop achterkant). (draaiknop Functies op de draaiknoppen registreren Registreer de functies op en . 1 Selecteer [Instelling dialwerking]. 2 Registreer de functie.
13. Camera-aanpassing – [Dialwerking] Functies die geregistreerd kunnen worden • [Belichtingscomp.] (ÎBelichtingscompensatie: 269) • [Gevoeligheid]*1 (ÎISO-gevoeligheid: 273) • [Witbalans]*2 (ÎWitbalans (WB): 278) • [Fotostijl] (Î[Fotostijl]: 285) • [Aspectratio] (Î[Aspectratio]: 114) • [Int. dynamisch bereik] (Î[Int. dynamisch bereik]: 520) • [Filtereffect] (Î[Filterinstellingen]: 293) • [AF mode] (ÎDe AF mode selecteren: 135) • [Flitserfunctie] (Î[Flitserfunctie]: 309) • [Flitser instel.
13. Camera-aanpassing – [Dialwerking] Tijdelijke verandering bediening draaiknop Gebruik de Fn-knop om de bediening van de draaiknop tijdens te veranderen. 1 2 Stel [Dialwerking] op de Fn-knop in. (ÎFn-knoppen: 471) Schakel de bediening van de draaiknop om. 1 ≥Druk op de Fn-knop die ingesteld is in stap . ≥Een gids zal de functies weergeven die geregistreerd zijn op en . • Als geen handelingen verricht worden, zal de gids na enkele seconden verdwijnen. 3 Stel de toegewezen functie in.
13. Camera-aanpassing – Aanpassing Quick Menu Aanpassing Quick Menu ≥ Op het Quick Menu registreren: 490 U kunt de items van het Quick Menu veranderen, afhankelijk van de opnamemodus. Bovendien kunt u de items veranderen die op het Quick Menu weergegeven worden, en de volgorde daarvan, om die aan uw voorkeur aan te passen. • Voor informatie over de bediening van het Quick menu (ÎQuick Menu: 91) Op het Quick Menu registreren Verander de menu's die in het Quick Menu weergegeven moeten worden.
13. Camera-aanpassing – Aanpassing Quick Menu 2 Selecteer de positie van het item (1 tot 12). 3 Zoek de te registreren functie op. ≥Druk op 3421 om de positie te selecteren en druk vervolgens op of . ≥De selectie is ook mogelijk door aan te draaien. ≥Draai aan om de subtab te selecteren waarop de te registreren functie gecategoriseerd is (ÎMenu-items die geregistreerd kunnen worden: 493) en druk vervolgens op of .
13. Camera-aanpassing – Aanpassing Quick Menu 4 Menu-items registreren. ≥Druk op 34 om een item te selecteren en druk vervolgens op of . ≥De selectie is ook mogelijk door aan of te draaien. • Selecteer de items met [N] door het item opnieuw te selecteren.
13. Camera-aanpassing – Aanpassing Quick Menu Menu-items die geregistreerd kunnen worden [1] tab [Afbeeldingskwaliteit] • [Belichtingscomp.] (ÎBelichtingscompensatie: 269) • [Gevoeligheid] (ÎISO-gevoeligheid: 273) • [Witbalans] (ÎWitbalans (WB): 278) • [Fotostijl] (Î[Fotostijl]: 285) • [Meetfunctie] (Î[Meetfunctie]: 252) • [Aspectratio] (Î[Aspectratio]: 114) • [Beeldkwaliteit] (Î[Beeldkwaliteit]: 116) • [Fotoresolutie] (Î[Fotoresolutie]: 115) • [Long Exposure NR] (Î[Long Exposure NR]: 519) • [Min.
13. Camera-aanpassing – Aanpassing Quick Menu [Flitser] • [Flitserfunctie] (Î[Flitserfunctie]: 309) • [Flitser instel.] (Î[Flitser instel.]: 313) • [Draadloze Flitser instellen] (ÎOpnames maken met een draadloze flitser: 317) [Overig (Foto)] • [Instelling Aandrijfstand] (ÎDe Aandrijfstand selecteren: 182) • [Bracketing] (ÎBracket-opname: 231) • [Stille modus] (Î[Stille modus]: 239) • [Beeldstabilisatie] (ÎBeeldstabilisator: 243) • [Sluitertype] (Î[Sluitertype]: 240) • [Ex. tele conv.
13.
13. Camera-aanpassing – Aanpassing Quick Menu [Lens / Andere] • [Bediening focusring] (Î[Bediening focusring]: 581) • [Stapsg. zoom] (Î[Powerzoomlens]: 180) • [Zoom snelheid] (Î[Powerzoomlens]: 180) • [Lensinformatie] (Î[Lensinformatie]: 249) [Kaart/bestand] • [Bestemming kaartslot] – Verandert de prioriteit van kaarten voor opname. Dit kan gebruikt worden als [Functie dubbel kaartslot] (Î[Functie dubbel kaartslot]: 118) op [Relay-Opname] gezet is. [AAN/UIT] • [Wi-Fi] (Î15.
13. Camera-aanpassing – Aanpassing Quick Menu Gedetailleerde instellingen Quick Menu Verander de aanblik van het Quick Menu en de bediening van de weergave van het menu. ¨[ ]¨[ tijdens ] ¨ Selecteer [Instellingen Q.MENU] Verandert de aanblik van het Quick Menu. [MODE1]: Geeft de live view en het menu gelijktijdig [Opmaakstijl] weer. [MODE2]: Geeft het menu op het volledige scherm weer. Verandert de bediening van [Toewijzing voorste wiel] in het Quick Menu. [Item]: Menu-items selecteren.
13. Camera-aanpassing – Voorkeuzemode Voorkeuzemode ≥ In de Voorkeuzemode registreren: 498 ≥ De Voorkeuzemodus gebruiken: 501 ≥ Instellingen oproepen: 502 Opnamefuncties en menu-instellingen die bij uw voorkeur passen kunnen in de Voorkeuzemodus geregistreerd worden. U kunt geregistreerde instellingen gebruiken door de modusknop op een van de modussen [C1] tot [C4] te zetten. In de Voorkeuzemode registreren U kunt de huidig ingestelde informatie van de camera registeren.
13. Camera-aanpassing – Voorkeuzemode 3 Registreer ze. ≥Selecteer het nummer om in op te slaan en druk vervolgens op of . • Er zal een bevestigingsscherm weergegeven worden. Druk op [DISP.] om de naam van de Voorkeuzemodus te wijzigen. Tekens invoeren (ÎTekens invoeren: 609) • U kunt de [iA]-modus niet in de Voorkeuzemodus registreren.
13. Camera-aanpassing – Voorkeuzemode Gedetailleerde instellingen Voorkeuzemode U kunt aanvullende Voorkeuzemodus-sets creëren en hoe lang de veranderde details van de instellingen tijdelijk behouden moeten blijven. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Voorkeursmodus-instellingen] Stelt het aantal Voorkeuzemodi in dat geregistreerd [Limiteer aantal kan worden in [C4]. voorkeursmodi] Er kunnen maximaal 10 sets geregistreerd worden; 3 sets zijn beschikbaar als standaardinstellingen.
13. Camera-aanpassing – Voorkeuzemode De Voorkeuzemodus gebruiken 1 Zet de modusknop op een van [C1] tot [C4]. ≥Indien [C4] zal de laatst gebruikte Voorkeuzemode opgeroepen worden. [C4] Selectie van Voorkeuzemode 1 Zet de modusknop op [C4]. 2 Druk op 3 Druk op 34 om de Voorkeuzemodus te selecteren en druk vervolgens op of . . • De icoon van de geselecteerde Custom mode zal op het opnamescherm weergegeven worden.
13. Camera-aanpassing – Voorkeuzemode Instellingen oproepen Roep de instellingen van de Voorkeuzemode op naar de geselecteerde opnamefunctie en schrijf over de huidige instellingen heen met de opgeroepen instellingen. 1 2 Stel ze in op de te gebruiken modusknop. Selecteer [Voorkeursmodus laden]. ≥ 3 ¨[ ]¨[ ] ¨ [Voorkeursmodus laden] Selecteer de op te roepen Voorkeuzemodus.
13. Camera-aanpassing – Mijn Menu Mijn Menu ≥ Registratie in Mijn Menu: 503 ≥ Mijn Menu bewerken: 504 Registreer veel gebruikte menu's in Mijn Menu. Er kunnen maximaal 23 items geregistreerd worden. De geregistreerde menu's kunnen opgeroepen worden uit [ ] tot [ ]. Registratie in Mijn Menu 1 Selecteer [Toevoegen]. 2 Registreer ze. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Toevoegen] ≥Selecteer het te registreren menu en druk vervolgens op .
13. Camera-aanpassing – Mijn Menu Mijn Menu oproepen Roep de menu's op die in Mijn Menu geregistreerd zijn. ¨[ ]¨[ ]/[ ]/[ ] ¨ Geregistreerde menu's Mijn Menu bewerken U kunt de weergavevolgorde van Mijn Menu herschikken en onnodige menu's wissen. ¨[ ] ¨ Selecteer [ [Toevoegen] ] Selecteert en registreert de menu's die in Mijn Menu weergegeven worden. Verandert de volgorde van Mijn Menu. [Sorteren] Selecteer het te wijzigen menu en stel vervolgens de bestemming in.
13. Camera-aanpassing – [Camera-inst. Opsl./Herstel.] [Camera-inst. Opsl./Herstel.] Slaat de informatie van de camera-instellingen op de kaart op. De opgeslagen informatie van de instellingen kan in de camera geladen worden zodat u dezelfde instellingen op meerdere camera's kunt instellen. ¨[ ]¨[ ] ¨ Selecteer [Camera-inst. Opsl./Herstel.] Slaat de informatie van de camera-instellingen op de kaart op.
13. Camera-aanpassing – [Camera-inst. Opsl./Herstel.] • Alleen de instellingsinformatie van hetzelfde model kan geladen worden. • Er kunnen tot 10 reeksen instellingsinformatie op één kaart bewaard worden.
14. Menugids ≥ Lijst van menu’s: 508 ≥ [Foto]-menu: 518 ≥ [Video]-menu: 534 ≥ [Voorkeuze]-menu: 548 ≥ [Set-up]-menu: 583 ≥ [Afspelen]-menu: 597 ≥ Tekens invoeren: 609 Dit hoofdstuk bevat een lijst met menu's en beschrijft ze in detail. • Voor informatie over de menubedieningsmethoden (ÎMenubedieningsmethoden: 95) • Raadpleeg het hoofdstuk “18.
14. Menugids – Lijst van menu’s Lijst van menu’s : Menu-items die gemeenschappelijk zijn voor het [Foto]-menu en het [Video]-menu. De instellingen ervan zijn gesynchroniseerd. [Foto]-menu [Afbeeldingskwaliteit] (Î[Foto]-menu ([Afbeeldingskwaliteit]): 518) ≥ [Fotostijl]: 518 ≥ [Meetfunctie]: 518 ≥ [Aspectratio]: 519 ≥ [Beeldkwaliteit]: 519 ≥ [Fotoresolutie]: 519 ≥ [Long Exposure NR]: 519 ≥ [ISO-gevoeligheid (foto)]: 520 ≥ [Min. sluitertijd]: 520 ≥ [Int. dynamisch bereik]: 520 ≥ [Vignetteercomp.
14. Menugids – Lijst van menu’s [Flitser] (Î[Foto]-menu ([Flitser]): 525) ≥ [Flitserfunctie]: 525 ≥ [Flitser functie]: 525 ≥ [Flitser instel.]: 525 ≥ [Flits-synchro]: 525 ≥ [Handmatige flitserinstel.]: 526 ≥ [Auto. belichtingscomp.]: 526 ≥ [Draadloos]: 526 ≥ [Draadloos kanaal]: 526 ≥ [Draadl. FP (Focal-Plane)]: 527 ≥ [Communicatielicht]: 527 ≥ [Draadloze setup]: 527 [Overig (Foto)] (Î[Foto]-menu ([Overig (Foto)]): 528) ≥ [Bracketing]: 528 ≥ [Stille modus]: 528 ≥ [Beeldstabilisatie]: 528 ≥ [Burstsnelh.
14. Menugids – Lijst van menu’s [Video]-menu [Afbeeldingskwaliteit] (Î[Video]-menu ([Afbeeldingskwaliteit]): 534) ≥ [Belicht.stand]: 534 ≥ [Fotostijl]: 534 ≥ [Meetfunctie]: 535 ≥ [ISO-gevoeligh. (video)]: 535 ≥ [Synchro scan]: 535 ≥ [Flikker onderdrukking (Video)]: 535 ≥ [Niveau masterpedestal]: 536 ≥ [SS/gain bediening]: 536 ≥ [Int. dynamisch bereik]: 536 ≥ [Vignetteercomp.
14. Menugids – Lijst van menu’s [Audio] (Î[Video]-menu ([Audio]): 542) ≥ [Weerg. geluidsop.niveau]: 542 ≥ [Geluidsinvoer dempen]: 542 ≥ [Versterk niveau geluidsopn.]: 542 ≥ [Aanp. geluidsopn.niveau]: 542 ≥ [Begr. geluidsopn.niveau]: 543 ≥ [Uitsch. geluid vd wind]: 543 / [Windreductie]: 543 ≥ [Lens ruisreductie]: 543 ≥ [Speciale microfoon]: 543 ≥ [XLR Inst. Microf. adap.
14. Menugids – Lijst van menu’s [Voorkeuze]-menu [Afbeeldingskwaliteit] (Î[Voorkeuze]-menu ([Afbeeldingskwaliteit]): 549) ≥ [Fotostijl-instellingen]: 549 ≥ [ISO-verhoging]: 549 ≥ [Uitgebreide ISO]: 550 ≥ [Belichtingsverpl. aanpassen]: 550 ≥ [Kleurruimte]: 551 ≥ [Belichtingscomp. reset]: 551 ≥ [Autom. belichting P/A/S/M]: 551 ≥ [Inst. Creatieve filmmodus]: 552 [Focus/Sluiter] (Î[Voorkeuze]-menu ([Focus/Sluiter]): 553) ≥ [Prio. focus/sluiter]: 553 ≥ [Focusoversch. vr Ver./ Hor.]: 553 ≥ [AE-vergr.
14. Menugids – Lijst van menu’s [Bediening] (Î[Voorkeuze]-menu ([Bediening]): 559) ≥ [Instellingen Q.MENU]: 559 ≥ [Touch inst.]: 559 ≥ [Vergrend. bed. inst.]: 560 ≥ [Fn knopinstelling]: 560 ≥ [WB/ISO/Expo.-knop]: 561 ≥ [Instellingen ISO-weergave]: 561 ≥ [Inst.
14. Menugids – Lijst van menu’s [Scherm/Display (Video)] (Î[Voorkeuze]-menu ([Scherm/Display (Video)]): 575) ≥ [V-LogL View Assist]: 575 ≥ [HLG View Assist]: 575 ≥ [Anamorfisch scherm aanp.]: 575 ≥ [Zwart-wit Live View]: 576 ≥ [Centrummarkering]: 576 ≥ [Markering van het frame]: 576 ≥ [Zebrapatroon]: 576 ≥ [WFM/Vectorbereik]: 577 ≥ [Kleurenbalken]: 577 ≥ [Video prioriteit menu]: 577 ≥ [Rode aanduiding beeldopn.]: 578 ≥ [Ind.
14. Menugids – Lijst van menu’s [Set-up]-menu [Kaart/bestand] (Î[Set-up]-menu ([Kaart/bestand]): 583) ≥ [Kaart formatteren]: 583 ≥ [Functie dubbel kaartslot]: 583 ≥ [Map- / Bestandsinstell.
14. Menugids – Lijst van menu’s [Instelling] (Î[Set-up]-menu ([Instelling]): 592) ≥ [Opslaan in Voorkeursmodus]: 592 ≥ [Voorkeursmodus laden]: 592 ≥ [Voorkeursmodus-instellingen]: 592 ≥ [Camera-inst. Opsl./Herstel.]: 593 ≥ [Resetten]: 593 [Overig] (Î[Set-up]-menu ([Overig]): 594) ≥ [Klokinst.]: 594 ≥ [Tijdzone]: 594 ≥ [Systeemfrequentie]: 595 ≥ [Pixelverbeter.]: 595 ≥ [Sensorreiniging]: 595 ≥ [Taal]: 596 ≥ [Versie disp.
14. Menugids – Lijst van menu’s [Afspelen]-menu [Afspeelmodus] (Î[Afspelen]-menu ([Afspeelmodus]): 599) ≥ [Afspeelfunctie]: 599 ≥ [Diashow]: 599 ≥ [Scherm roteren]: 600 ≥ [Foto's sorteren]: 600 ≥ [Vergroten vanaf AF-punt]: 600 ≥ [LUT weergavehulp (Monitor)]: 600 ≥ [HLG View Assist (scherm)]: 601 ≥ [Anamorfisch scherm aanp.
14. Menugids – [Foto]-menu [Foto]-menu ≥ [Foto]-menu ([Afbeeldingskwaliteit]): 518 ≥ [Foto]-menu ([Focus]): 523 ≥ [Foto]-menu ([Flitser]): 525 ≥ [Foto]-menu ([Overig (Foto)]): 528 : Menu-items die gemeenschappelijk zijn voor het [Foto]-menu en het [Video]-menu. De instellingen ervan zijn gesynchroniseerd. [Foto]-menu ([Afbeeldingskwaliteit]) `: Standaardinstellingen [Fotostijl] `[Standaard] / [Levendig] / [Natuurlijk] / [L.ClassicNeo] / [Geleidelijk] / [Landschap] / [Portret] / [Zwart-wit] / [L.
14. Menugids – [Foto]-menu [Aspectratio] `[4:3]/[3:2]/[16:9]/[1:1] U kunt de aspectratio van het beeld selecteren. (Î[Aspectratio]: 114) [Beeldkwaliteit] `[FINE]/[STD.]/[RAWiFINE]/[RAWiSTD.]/[RAW] Stelt de compressiesnelheid in die voor het opslaan van foto's gebruikt wordt. (Î[Beeldkwaliteit]: 116) [Fotoresolutie] `[L]/[M]/[S] Stelt de fotoresolutie van het beeld in.
14. Menugids – [Foto]-menu [ISO-gevoeligheid (foto)] [ISO Auto Onderl. Inst.] `[200] tot [12800] [ISO Auto Bovenl. Inst.] `[AUTO]/[400] tot [25600] Stelt de onder- en bovenlimieten van de ISO-gevoeligheid in als de ISO-gevoeligheid op [AUTO] gezet is. [Min. sluitertijd] `[AUTO]/[1/16000] tot [1/1] Stel de minimum sluitertijd in als de ISO-gevoeligheid op [AUTO] gezet is.
14. Menugids – [Foto]-menu [Vignetteercomp.] [ON]/`[OFF] Wanneer de schermomtrek donkerder wordt wegens de eigenschappen van de lens, kunt u foto’s maken met de helderheid van de schermomtrek gecorrigeerd. • Het compensatie-effect wordt mogelijk niet verkregen afhankelijk van de opname-omstandigheden. • Beeldruis aan de randen van de foto kan sterker worden met een hogere ISO-gevoeligheid. • Als de volgende functie gebruikt wordt, is [Vignetteercomp.] niet beschikbaar: – [Ex. tele conv.
14. Menugids – [Foto]-menu [Filterinstellingen] [Filtereffect] [ON]/`[OFF]/[SET] [Gelijktijdig zond. filter] [ON]/`[OFF] Deze modus maakt opnames met extra beeldeffecten (filters).
14. Menugids – [Foto]-menu [Foto]-menu ([Focus]) `: Standaardinstellingen [AF Aang. Inst.(Foto)] `[Instelnaam1]/[Instelnaam2]/[Instelnaam3]/[Instelnaam4] Selecteer kenmerken van de werking van AF als opnames gemaakt worden met gebruik van [AFC] die geschikt zijn voor onderwerp en scène. (Î[AF Aang. Inst.(Foto)]: 132) [AF ass. lamp] `[ON]/[OFF] Bij opnames met weinig licht gaat het AF Assist-lampje aan wanneer de sluiterknop tot halverwege wordt indrukt de camera gemakkelijker kan scherpstellen.
14. Menugids – [Foto]-menu [Focus Peaking] `[ON]/[OFF] [Gevoeligheid Focus Peaking] [SET] [Kleur weergeven] [Weergave tijdens AFS] Tijdens de werking van MF worden scherp gestelde delen (delen met heldere contouren op het scherm) met kleur geaccentueerd. • Als [Gevoeligheid Focus Peaking] aangepast is aan de negatieve richting, worden de te accentueren gedeeltes verkleind zodat het mogelijk is een meer precieze scherpstelling te verkrijgen.
14. Menugids – [Foto]-menu [Foto]-menu ([Flitser]) `: Standaardinstellingen [Flitserfunctie] `[ ]/[ ]/[ ]/[ ]/[ ] Stelt de flitsmodus in. (Î[Flitserfunctie]: 309) [Flitser functie] `[TTL]/[MANUAL] U kunt selecteren of u de flitssterkte automatisch of handmatig instelt. (Î[Flitser functie]/[Handmatige flitserinstel.]: 311) [Flitser instel.] [j3 EV] tot [i3 EV] (`[n0 EV]) Als [Flitser functie] op [TTL] gezet is, kunt u de flitssterkte regelen. (Î[Flitser instel.
14. Menugids – [Foto]-menu [Handmatige flitserinstel.] [1/128] tot `[1/1] Als [Flitser functie] op [MANUAL] gezet is, kunt u de flitssterkte instellen. (Î[Flitser functie]/[Handmatige flitserinstel.]: 311) [Auto. belichtingscomp.] [ON]/`[OFF] De flitssterkte automatisch regelen in combinatie met de waarde van de belichtingscompensatie. (Î[Auto. belichtingscomp.]: 316) [Draadloos] [ON]/`[OFF] Maakt het mogelijk opnames met een draadloze flitser te maken.
14. Menugids – [Foto]-menu [Draadl. FP (Focal-Plane)] [ON]/`[OFF] Gebruikt FP-flitser afvuren voor een externe flitser wanneer met een draadloze flitser opgenomen wordt. (Î[Draadl. FP (Focal-Plane)]: 323) [Communicatielicht] `[HIGH]/[STANDARD]/[LOW] Stelt de sterktevan het communicatielicht in. (Î[Communicatielicht]: 323) [Draadloze setup] [Externe flitser] [A Groep]/[B Groep]/[C Groep] [Flitser functie]/[Flitser instel.]/ [Handmatige flitserinstel.] [Flitser functie]/[Flitser instel.
14. Menugids – [Foto]-menu [Foto]-menu ([Overig (Foto)]) `: Standaardinstellingen [Bracketing] [Type Bracketing] [ ]/[ ]/[ ]/[ ]/[ ]/`[OFF] [Meer instellen] U kunt meerdere foto's maken terwijl een instelling automatisch aangepast wordt. (ÎBracket-opname: 231) [Stille modus] [ON]/`[OFF] Dit schakelt alle werkgeluiden en de verlichting in één keer uit.
14. Menugids – [Foto]-menu [Burstsnelh.] `[H]/[M]/[L] Stelt de bediening van de burstopname in. (ÎBurstfoto's opnemen: 184) [Sluitertype] [AUTO]/`[MECH.]/[EFC]/[ELEC.]/[ELEC.+NR] Selecteer het sluitertype dat u wilt gebruiken voor het opnemen van de foto's.
14. Menugids – [Foto]-menu [Ex. tele conv.] [ZOOM]/[TELE CONV.]/`[OFF] U kunt foto's opnemen die verder uitvergroot zijn, voorbij wat met een optische zoom mogelijk is, zonder dat dit een verslechtering van de afbeeldingskwaliteit veroorzaakt. (ÎExtra Teleconversie: 176) [Interval/animatie] `[Intervalopname] [Modus] [Stop-motionanimatie] De Intervalopname start/stopt automatisch met opnemen op een ingesteld opname-interval.
14. Menugids – [Foto]-menu [6K/4K-FOTO] [Fotores. / Burstsnelh.] [Opnamemethode] [Pre-Burst Opname] `[6K 18M]/[4K H 8M]/[4K 8M] `[6K/4K-burst]/[6K/4K-burst (S/S)]/[6K/ 4K-voorburst] [ON]/`[OFF] Stelt 6K/4K-foto's in. U kunt de foto's die uit een burstbestand geëxtraheerd zijn opslaan met gebruik van hogesnelheid-burst. (Î6K/4K-foto-opname: 190) [Post-Focus] `[6K 18M]/[4K 8M] Burstfoto's opnemen met dezelfde beeldkwaliteit als 6K/4K-foto's terwijl het scherpstelpunt automatisch gewijzigd wordt.
14. Menugids – [Foto]-menu • Na het selecteren van [Start] start de multi-belichting door de sluiterknop volledig in te drukken. • Voor iedere opname wordt Preview weergegeven en zijn de volgende handelingen mogelijk: 9ROJ 1LHXZ ([LW – [Volg.] (U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door de sluiterknop tot halverwege in te drukken.) – [Nieuw] – [Exit]: Neemt de foto en beëindigt de opname met multi-belichting.
14. Menugids – [Foto]-menu [Tijdstempel Opname] [ON]/`[OFF] Neemt de opgenomen datum en tijd bovenop de beelden op. • U kunt de opnamedatums niet wissen nadat deze eenmaal opgenomen zijn op het beeld. • De opnamedatum en tijd worden niet opgenomen op 6K/4K-burst-bestanden en RAW-beelden. • Als de volgende functies gebruikt worden, is [Tijdstempel Opname] niet beschikbaar: – [Post-Focus] – 6K/4K Anamorfisch (4:3) video – [Variabele beeldfreq.
14. Menugids – [Video]-menu [Video]-menu ≥ [Video]-menu ([Afbeeldingskwaliteit]): 534 ≥ [Video]-menu ([Afbeeldingsindeling]): 538 ≥ [Video]-menu ([Focus]): 540 ≥ [Video]-menu ([Audio]): 542 ≥ [Video]-menu ([Overig (Video)]): 545 : Menu-items die gemeenschappelijk zijn voor het [Foto]-menu en het [Video]-menu. De instellingen ervan zijn gesynchroniseerd. [Video]-menu ([Afbeeldingskwaliteit]) `: Standaardinstellingen [Belicht.
14. Menugids – [Video]-menu [Meetfunctie] `[ ]/[ ]/[ ]/[ ] Het type optische meting voor het meten van de helderheid kan veranderd worden. (Î[Meetfunctie]: 252) [ISO-gevoeligh. (video)] [ISO Auto Onderl. Inst.] `[200] tot [6400] [ISO Auto Bovenl. Inst.] `[AUTO]/[400] tot [12800] Stelt de onder- en bovenlimieten van de ISO-gevoeligheid in als de ISO-gevoeligheid op [AUTO] gezet is. (Î[ISO-gevoeligh.
14. Menugids – [Video]-menu [Niveau masterpedestal] [j15] tot [15] (`[0]) U kunt het zwartniveau aanpassen dat als referentie voor de beelden dient. (Î[Niveau masterpedestal]: 358) [SS/gain bediening] `[SEC/ISO]/[ANGLE/ISO]/[SEC/dB] U kunt de waarde-eenheden van de sluitertijd en de gain (gevoeligheid) omschakelen. (Î[SS/gain bediening]: 370) [Int.
14. Menugids – [Video]-menu [Diffractiecompensatie] [AUTO]/`[OFF] De camera verhoogt de beeldresolutie door de wazigheid te corrigeren die door diffractie veroorzaakt wordt wanneer het diafragma dichtgaat. (Î[Diffractiecompensatie]: 521) [Filterinstellingen] [Filtereffect] [ON]/`[OFF]/[SET] [Gelijktijdig zond. filter] [ON]/`[OFF] Deze modus maakt opnames met extra beeldeffecten (filters).
14. Menugids – [Video]-menu [Video]-menu ([Afbeeldingsindeling]) `: Standaardinstellingen [Format opnamebestand] `[MP4]/[MOV] Stelt de bestandsindeling van de video-opname in. (Î[Format opnamebestand]: 337) [Beeldzone voor video] `[FULL]/[PIXEL/PIXEL] Stelt de beeldzone in tijdens de video-opname. (Î[Beeldzone voor video]: 348) [Opn. kwaliteit] Stelt de afbeeldingskwaliteit van de video in. (Î[Opn. kwaliteit]: 338) [Opn.
14. Menugids – [Video]-menu [Tijdcode] [Tijdcodeweergave] [ON]/`[OFF] [Optellen] `[REC RUN]/[FREE RUN] [Reset] [Tijdcode waarde] [Handmatige invoer] [Huidige tijd] [Tijdecodefunctie] `[DF]/[NDF] [HDMI-tijdcode-uitvoer] [ON]/`[OFF] Stelt de opname, weergave en output van de tijdcode in. (ÎTijdcode: 350) [Helderheidsniveau] [0-255]/[16-235]/`[16-255] U kunt het luminantiebereik instellen om bij het doel van de video-opname te passen.
14. Menugids – [Video]-menu [Video]-menu ([Focus]) `: Standaardinstellingen [AF Aang. Inst.(Video)] [ON]/`[OFF] [SET] [AF-Snelheid]/[AF-Gevoeligheid] U kunt de scherpstelmethode voor video-opnames fijn aanpassen met gebruik van [Continu AF]. (Î[AF Aang. Inst.(Video)]: 355) [Continu AF] `[MODE1]/[MODE2]/[OFF] U kunt instellen hoe u in AF wilt scherpstellen wanneer een video opgenomen wordt. (Î[Continu AF]: 354) [AF ass.
14. Menugids – [Video]-menu [Focus Peaking] `[ON]/[OFF] [Gevoeligheid Focus Peaking] [SET] [Kleur weergeven] [Weergave tijdens AFS] Tijdens de werking van MF worden scherp gestelde delen (delen met heldere contouren op het scherm) met kleur geaccentueerd. (Î[Focus Peaking]: 524) [AF-beweegsnelh. van 1-zone] `[FAST]/[NORMAL] Stelt de snelheid in waarmee een enkel AF-gebied bewogen wordt. (Î[AF-beweegsnelh.
14. Menugids – [Video]-menu [Video]-menu ([Audio]) `: Standaardinstellingen [Weerg. geluidsop.niveau] [ON]/`[OFF] Het niveau van het opgenomen geluid wordt op het opnamescherm weergegeven. (Î[Weerg. geluidsop.niveau]: 364) [Geluidsinvoer dempen] [ON]/`[OFF] Dit dempt de audio-input. (Î[Geluidsinvoer dempen]: 365) [Versterk niveau geluidsopn.] `[STANDARD]/[LOW] Hierdoor wordt de versterking van de audio-input veranderd. (Î[Versterk niveau geluidsopn.]: 365) [Aanp. geluidsopn.
14. Menugids – [Video]-menu [Begr. geluidsopn.niveau] `[ON]/[OFF] Het niveau van de geluidsopname wordt automatisch geregeld om de geluidsvervorming (krakend geluid) te minimaliseren. (Î[Begr. geluidsopn.niveau]: 366) [Uitsch. geluid vd wind] [HIGH]/`[STANDARD]/[OFF] Dit zal het geluid van de wind verminderen dat via de interne microfoon binnenkomt terwijl de geluidskwaliteit gehandhaafd blijft. (Î[Uitsch.
14. Menugids – [Video]-menu [XLR Inst. Microf. adap.] [96kHz/24bit]/[48kHz/24bit]/`[48kHz/16bit]/[OFF] Stelt de audio-invoer in voor wanneer een XLR-microfoonadapter (DMW-XLR1: optioneel) is bevestigd. (ÎXLR Microfoonadapter (optioneel): 439) [Geluid ouput] `[REALTIME]/[REC SOUND] Stelt de methode voor audio-output in als een koptelefoon aangesloten is.
14. Menugids – [Video]-menu [Video]-menu ([Overig (Video)]) `: Standaardinstellingen [Stille modus] [ON]/`[OFF] Dit schakelt alle werkgeluiden en de verlichting in één keer uit. (Î[Stille modus]: 239) [Beeldstabilisatie] [Bedieningsstand] `[ [E-stabilisatie (Video)] [ON]/`[OFF] [BS versterken (video)] [ON]/`[OFF] [Anamorfisch (Video)] [ [Lensinformatie] [Lens1] tot [Lens12] (`[Lens1]) ]/[ ]/[ ]/[ ]/[ ]/[OFF] ]/[ ]/[ ]/`[OFF] Configureert de beeldstabilisatie-instellingen.
14. Menugids – [Video]-menu [Focus Overgang] [Start] [Instelling Focus Pull] [1]/[2]/[3] [Focus Overgangssnelheid] [SH]/[H]/`[M]/[L]/[SL] [Focus Overgang Opn.] [1]/[2]/[3]/`[OFF] [Focus Overg. Wacht.] [10SEC]/[5SEC]/`[OFF] Verplaatst de scherpstelpositie vloeiend van de huidige positie naar een van tevoren geregistreerde positie.
14. Menugids – [Video]-menu [Live Bijsnijden] [40SEC]/[20SEC]/`[OFF] Door het bijsnijden van een deel van het bereik in de liveweergave, kan men FHD-video opnemen met pannen en zoomen van de camera terwijl deze op een vaste positie staat. (Î[Live Bijsnijden]: 390) [Tijdstempel Opname] [ON]/`[OFF] Neemt de opgenomen datum en tijd bovenop de beelden op.
14.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Voorkeuze]-menu ([Afbeeldingskwaliteit]) `: Standaardinstellingen [Fotostijl-instellingen] [Levendig]/[Natuurlijk]/[L.ClassicNeo]/ [Geleidelijk]/[Landschap]/[Portret]/ [L.Zwart-wit]/[L.Zwart-wit D]/[L.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Uitgebreide ISO] [ON]/`[OFF] De instelling van ISO-gevoeligheid tot een minimum van [ISO100] is mogelijk. [Belichtingsverpl. aanpassen] [Multimeting] [j1EV] tot [i1EV] (`[n0EV]) [Centrum] [j1EV] tot [i1EV] (`[n0EV]) [Spot] [j1EV] tot [i1EV] (`[n0EV]) [Lichtgewogen meting] [j1EV] tot [i1EV] (`[n0EV]) Past het belichtingsniveau aan dat de standaard is voor de correcte belichting van ieder item van [Meetfunctie].
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Kleurruimte] `[sRGB]/[AdobeRGB] Dit stelt de methode voor de reproductie van de correcte kleuren in van de opgenomen beelden op een PC-scherm of op een apparaat zoals een printer. [sRGB]: Dit wordt op grote schaal gebruikt in PC's en gelijkaardige apparaten. [AdobeRGB]: AdobeRGB wordt vooral gebruikt voor zakelijke doeleinden zoals professioneel printen omdat het een groter bereik van reproduceerbare kleuren heeft dan sRGB.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Inst. Creatieve filmmodus] [F/SS/ISO/Belichtingscomp.] `[ ]/[ ] [Witbalans] `[ ]/[ ] [Fotostijl] `[ ]/[ ] [Meetfunctie] `[ ]/[ ] [AF mode] `[ ]/[ ] De inhoud die ingesteld is in de [ ]-modus kan gescheiden worden van wanneer foto's gemaakt worden.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Voorkeuze]-menu ([Focus/Sluiter]) `: Standaardinstellingen [Prio. focus/sluiter] [AFS] `[FOCUS]/[BALANCE]/[RELEASE] [AFC] [FOCUS]/`[BALANCE]/[RELEASE] Dit stelt in of de prioriteit tijdens Auto Focus aan de scherpstelling of aan de ontspanknop gegeven moet worden. [FOCUS]: Schakelt de opname uit als geen scherpstelling verkregen wordt.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [AF+MF] [ON]/`[OFF] Wanneer de focusmodus op [AFS] gezet is, kunt u het brandpunt, tijdens AF-vergrendeling ,et de hand fijn afstellen.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [MF-gids] [ ]/[ ]/[OFF] * De specificaties van de standaardinstellingen variëren afhankelijk van het land of het gebied waarin de camera aangeschaft is. Tijdens MF zal MF-gids, die als een gids voor de opname-afstand werkt, op het scherm weergegeven worden. U kunt kiezen uit meters of feet als weergave-eenheid. • De afstandsindex van de [MF-gids] is afhankelijk van de lens en de zoompositie.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Spot AF-Instelling] [Spot AF tijd] [LONG]/`[MID]/[SHORT] [Spot AF weergave] [FULL]/`[PIP] Wijzigt de instellingen van de vergrote weergave die weergegeven worden wanneer de AF-modus [ ] is. [Spot AF tijd]: Stelt in hoe lang het scherm vergroot wordt wanneer de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt. [Spot AF weergave]: Stelt de weergavemethode (volledig scherm/venster) van het vergrote scherm in. [Inst.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Wijs video-opn. toe aan sluiter] `[ON]/[OFF] Gebruik de sluiterknop voor het starten/stoppen van de video-opname in de [ ]-modus. Het starten/stoppen van de video-opname met gebruik van de sluiterknop kan uitgeschakeld worden als het op [OFF] gezet wordt. [Quick AF] [ON]/`[OFF] Wanneer de hoeveelheid beweging van de camera klein is, zal de camera het brandpunt automatisch aanpassen en zal de scherpstelaanpassing sneller zijn als op de sluiterknop gedrukt wordt.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [AFC-beginpunt (225-zone)] [ON]/`[OFF] Als de focusmodus op [AFC] is ingesteld in de [ welk gebied [AFC] moet worden gestart. (Î[225-zone]: 145) 558 ] AF mode.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Voorkeuze]-menu ([Bediening]) `: Standaardinstellingen [Instellingen Q.MENU] [Opmaakstijl] `[MODE1]/[MODE2] [Toewijzing voorste wiel] [Item]/`[Waarde] [Item aanpassen (Foto)] [Item aanpassen (Video)] Past het Quick Menu aan. (ÎGedetailleerde instellingen Quick Menu: 497) [Touch inst.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Vergrend. bed. inst.] [Cursor] `[ ]/[ ] [Joystick] `[ ]/[ ] [Touch scherm] `[ ]/[ ] [Draaiknop] `[ ]/[ ] [DISP.-knop] `[ ]/[ ] Dit stelt de bedieningsfuncties in die uitgeschakeld moeten worden met de Fn-knop [Vergrend. Bediening]. (Alleen voor opnamescherm) [Cursor]: Cursorknoppen, [MENU/SET]-knop, en [Joystick]: Joystick [Touch scherm]: Touch scherm [Draaiknop]: , , en [DISP.-knop]: [DISP.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [WB/ISO/Expo.-knop] [WHILE PRESSING]/[AFTER PRESSING1]/`[AFTER PRESSING2] Dit stelt de handeling in die uitgevoerd moet worden als op [WB] (Witbalans), [ISO] (ISO-gevoeligheid) of [ ] (Belichtingscompensatie) gedrukt wordt. [WHILE PRESSING]: Stelt u in staat de instelling te veranderen terwijl op de knop gedrukt wordt en die ingedrukt gehouden blijft. Laat de knop los om de instellingswaarde te bevestigen en terug te keren naar het opnamescherm.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Instellingen wieltje] `[SET1]/[SET2]/[SET3]/[SET4]/[SET5] [Wieltje toewijzen (F/SS)] Stelt de bedieningen in die toegekend moeten worden aan de draaiknoppen in de [P]/[A]/[S]/[M]-modussen.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Belichtingscomp.] [ Kent belichtingscompensatie aan of ]/[ ]/`[OFF] toe. (Behalve in de [M]-modus) • De instelling van [Wieltje toewijzen (F/SS)] heeft de prioriteit. [Instelling dialwerking] [ ] [ ] In de Fn-knop [Dialwerking] wordt hiermee ingesteld dat de functies tijdelijk worden toegewezen aan of .
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Voorkeuze]-menu ([Scherm/Display (Foto)]) `: Standaardinstellingen [Auto review] [Tijdsduur (foto)] [HOLD]/[5SEC] tot [0.5SEC]/`[OFF] [Tijdsduur (6K/4K-FOTO)] `[HOLD]/[OFF] [Tijdsduur (Post-Focus)] `[HOLD]/[OFF] [Prior. afspeelbewerking] [ON]/`[OFF] Dit geeft een beeld weer onmiddellijk nadat het opgenomen is. [Tijdsduur (foto)]: Stelt Auto Review in wanneer foto's genomen worden. [Tijdsduur (6K/4K-FOTO)]: Stelt Auto Review in wanneer 6K/4K-foto's opgenomen worden.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Constant preview] [ON]/`[OFF] [SET] [Effect] [Voorvertoning in MF assist] U kunt de diafragma-effecten altijd op het opnamescherm controleren wanneer u in de [A]/[M]-modus bent. U kunt op hetzelfde moment ook de sluitertijd controleren wanneer u in de / [M]-modus bent. • U kunt in [Effect] de combinatie van het diafragma-effect en het sluitertijdeffect instellen. • Preview werkt ook op het scherm van MF Assist als [Voorvertoning in MF assist] op [ON] gezet is.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Histogram] [ON]/`[OFF] Dit geeft het histogram weer. Door dit op [ON] te zetten, wordt het overgangsscherm van het histogram weergegeven. Druk op 3421 om de positie in te stellen. • Een histogram is een grafiek die helderheid langs de horizontale as en het aantal pixels bij elk helderheidsniveau op de verticale as weergeeft. Door naar de verdeling van de grafiek te kijken, kunt u de huidige belichting bepalen.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Fotorasterlijn] [ ]/[ ]/[ ]/`[OFF] Stelt het richtlijnenpatroon in dat op het opnamescherm weergegeven wordt. Als [ • Als [ ] gebruikt wordt, kunt u op 3421 drukken om de positie in te stellen. ] gebruikt wordt, kunt u [ ] ook op de richtlijnen op het opnamescherm verslepen om de positie te verplaatsen.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Live View versterken] [MODE1]/[MODE2]/`[OFF] [SET] [P/A/S/M]/`[M] Geeft het scherm helderder weer zodat het in een omgeving met weinig licht gemakkelijker is de onderwerpen en composities te controleren. [MODE1]: Instelling voor weinig helderheid, prioriteit gegeven aan zachte weergave. [MODE2]: Instelling voor veel helderheid, prioriteit gegeven aan zichtbaarheid van het beeld.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Nachtmodus] [Scherm] [ON]/`[OFF] [LVF] [ON]/`[OFF] Geeft het scherm en de zoeker rood weer. In een donkere omgeving verlaagt dit de helderheid van het scherm waardoor de omgeving moeilijk te zien is. U kunt ook de luminantie van de rode weergave instellen. 1 Druk op 3421 om [ON] op het scherm of de zoeker (LVF) te selecteren. 2 Druk op [DISP.] om het scherm voor de instelling van de helderheid weer te geven.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [LVF/Monitorweerg. Ingest.] [LVF Weergave Ingesteld] [ ]/`[ ] [Monitorweergave Ingesteld] [ ]/`[ ] Bepaalt of liveweergave wordt geopend zonder de informatieweergave te bedekken of op het gehele scherm. [ ]: Maakt de beelden iets kleiner zodat de compositie van de beelden beter bekeken kan worden. [ ]: Vergroot de beelden, die het gehele scherm zullen vullen zodat de details bekeken kunnen worden. [Horiz. beeld omdraaien(monitor)] `[AUTO]/[ON]/[OFF] [Vert.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Lichtmeter] [ON]/`[OFF] Dit geeft de belichtingsmeter weer. • Zet op [ON] om de belichtingsmeter weer te geven tijdens het uitvoeren van Programmawisseling, het instellen van het diafragma en het instellen van de sluitertijd. • Als gedurende een bepaalde periode geen handelingen worden verricht, zal de belichtingsmeter verdwijnen. [Brandpuntsafst.] `[ON]/[OFF] Geeft de brandpuntafstand op het opnamescherm weer tijdens de zoombediening.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Zuivere overlay] [ON]/`[OFF] [Transparantie] [Selecteer afbeelding] [SET] [Resetten na uitschakeling] [Beeldweerg. (sluiter indr.)] Geeft opgenomen foto's weer door ze op het opnamescherm met elkaar te laten overlappen. • Gebruik [Selecteer afbeelding] om de weer te geven foto's te selecteren. Druk op 21 om foto's te selecteren en druk op of om te bevestigen. • Als u [Beeldweerg. (sluiter indr.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Niveaumeting] `[ON]/[OFF] Geeft de niveaumeting weer, wat nuttig is voor het corrigeren van de kanteling van de camera. (A) (B) (C) (A) Horizontaal (B) Verticaal (C) Groen (geen kanteling) • Zelfs na het corrigeren van de kanteling, zou er nog steeds een fout kunnen blijven bestaan van ongeveer n1o. • Als de camera aanzienlijk omhoog of omlaag gekanteld wordt, kan de niveaumeting mogelijk niet correct worden weergegeven.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Toon/verberg schermopm.] [Bedieningspaneel] `[ON]/[OFF] [Zwart scherm] `[ON]/[OFF] Geeft het bedieningspaneel en een zwart scherm weer wanneer tussen de weergaven geschakeld wordt met gebruik van de [DISP.]-knop.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Voorkeuze]-menu ([Scherm/Display (Video)]) `: Standaardinstellingen [V-LogL View Assist] [Lees LUT-Bestand] [LUT Selecteren] [LUT weergavehulp (Monitor)] [ON]/`[OFF] [LUT weergavehulp (HDMI)] [ON]/`[OFF] U kunt afbeeldingen weergeven met LUT-gegevens aangebracht op het scherm/de zoeker of ze uitvoeren via HDMI.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Zwart-wit Live View] [ON]/`[OFF] U kunt het opnamescherm zwart-wit weergeven. • Als u tijdens de opname de HDMI-uitvoer gebruikt, kan het beeld mogelijk niet in zwart-wit weergegeven worden. • [Zwart-wit Live View] is niet beschikbaar als [Nachtmodus] gebruikt wordt. [Centrummarkering] [ON]/`[OFF] Het midden van het opnamescherm zal weergegeven worden als [i].
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [WFM/Vectorbereik] [WAVE]/[VECTOR]/`[OFF] Dit geeft het golfvormscherm of het vectorbereik op het opnamescherm weer. (Î[WFM/Vectorbereik]: 371) [Kleurenbalken] [SMPTE]/[EBU]/[ARIB] De kleurenbalken worden op het opnamescherm weergegeven. (ÎKleurbalken/Testtoon: 380) [Video prioriteit menu] [ON]/`[OFF] In de modi [iA]/[P]/[A]/[S]/[M] schakelt u naar de opnameschermweergave en het bedieningspaneel, die bij de video-opnamepassen, net als met de modus [ ].
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Rode aanduiding beeldopn.] [ON]/`[OFF] Er wordt een rood kader op het opnamescherm weergeven, dat aangeeft dat video wordt opgenomen: [Ind. blauw kader streamen] [ON]/`[OFF] Geeft tijdens de streaming een blauw frame op het scherm weer.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Voorkeuze]-menu ([AAN/UIT]) `: Standaardinstellingen [HDMI-opname-output] [Info tonen] [Omlaag Converteren] `[ON]/[OFF] `[AUTO]/[4K/30p]([4K/25p])/[1080p]/ [1080i]/[OFF] [HDMI-opnamebedien.] [ON]/`[OFF] [Conv. Geluidsonderdruk.] [AUTO]/`[OFF] [Geluid output (HDMI)] `[ON]/[OFF] [HDMI MF Assist-uitgang] `[ON]/[OFF] Stelt HDMI-uitvoer in tijdens opname.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Voorkeuze]-menu ([Lens / Andere]) `: Standaardinstellingen [Lenspositie Hervatten] [ON]/`[OFF] De camera slaat de focuspositie op wanneer u hem uitschakelt. Als een onderling verwisselbare lens gebruikt wordt die compatibel is met de gebruikte power zoom, zal ook de zoompositie bewaard worden. [Powerzoomlens] [Stapsg.
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Diafragmaring verhoging] [SMOOTH]/`[1/3EV] [SMOOTH]: U kunt de diafragmawaarde fijn afstellen. [1/3EV]: U kunt de diafragmawaarde afstellen met toenames van 1/3 EV. U kunt de toename voor de diafragma-aanpassing veranderen door aan de lensopening-ring te draaien. • Deze instelling is beschikbaar als een onderling verwisselbare lens, die een klikloze lensopening-ring (H-X1025: optioneel) ondersteunt, bevestigd is (Met ingang van mei 2021).
14. Menugids – [Voorkeuze]-menu [Lensinformatie] [Lens1] tot [Lens12] (`[Lens1]) Bij het gebruik van een lens die geen communicatiefunctie met de camera heeft, registreert u de lensinformatie in de camera. • Dit is gekoppeld aan [Lensinformatie] in [Beeldstabilisatie] onder het [Foto] ([Overig (Foto)])-menu.
14. Menugids – [Set-up]-menu [Set-up]-menu ≥ [Set-up]-menu ([Kaart/bestand]): 583 ≥ [Set-up]-menu ([Scherm / Display]): 585 ≥ [Set-up]-menu ([AAN/UIT]): 588 ≥ [Set-up]-menu ([Instelling]): 592 ≥ [Set-up]-menu ([Overig]): 594 [Set-up]-menu ([Kaart/bestand]) `: Standaardinstellingen [Kaart formatteren] [Kaartslot 1]/[Kaartslot 2] Formatteert de kaart (initialisatie).
14. Menugids – [Set-up]-menu [Filenummer resetten] [Kaartslot 1]/[Kaartslot 2] Voert een reset van het bestandsnummer van de volgende opname uit op 0001. (Î[Filenummer resetten]: 123) [Auteursrechtengegevens] [Kunstenaar] [ON]/`[OFF]/[SET] [Eigenaar auteursrechten.] [ON]/`[OFF]/[SET] [Auteursrechten weergeven] Neemt de namen van de kunstenaar en de eigenaar van de auteursrechten op in het beeld Exif data. • U kunt namen uit [SET] registreren in [Kunstenaar] en [Eigenaar auteursrechten.].
14. Menugids – [Set-up]-menu [Set-up]-menu ([Scherm / Display]) `: Standaardinstellingen [Batterijbesparingsmodus] [Slaapsmodus] [10MIN.]/`[5MIN.]/[2MIN.]/[1MIN.]/[OFF] [Slaapsmodus (Wi-Fi)] `[ON]/[OFF] [Auto LVF/scherm uit] `[5MIN.]/[2MIN.]/[1MIN.]/[OFF] [Batt. Besparende LVF-Opn.
14. Menugids – [Set-up]-menu [LVF-framesnelheid] `[60fps]/[120fps] Stelt de weergavesnelheid in voor live view op de zoeker als u foto’s opneemt. [60fps]: Verlaagt het stroomverbruik voor een langere werktijd. [120fps]: Schakelt de vloeiende weergave van bewegingen in. • [LVF120] wordt op de zoeker weergegeven als het weergegeven wordt met [120fps].
14. Menugids – [Set-up]-menu [Backlight van scherm]/[LVF helderheid] `[AUTO]/[j3] tot [i3] Past de helderheid van het scherm/de zoeker aan. [AUTO]: De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe helder het licht rondom het toestel is. • Past de helderheid van het scherm aan wanneer het scherm weergegeven wordt en de helderheid van de zoeker wanneer de zoeker weergegeven wordt.
14. Menugids – [Set-up]-menu [Set-up]-menu ([AAN/UIT]) `: Standaardinstellingen [Toon] [Beep volume] [ ] (Hoog)/`[ ] (Laag)/[ ] (Off) [AF-Piep Volume] [ ] (Hoog)/`[ ] (Laag)/[ ] (Off) `[ [AF-Pieptoon] [E-shutter vol] [ ] (Patroon 3) [ ] (Hoog)/`[ `[ [E-Shuttertoon] ] (Patroon 1)/[ [ ] (Patroon 2)/ ] (Laag)/[ ] (Patroon 1)/[ ] (Off) ] (Patroon 2)/ ] (Patroon 3) Stelt de pieptonen, de AF-toon en elektronische sluitergeluiden in.
14. Menugids – [Set-up]-menu [Bluetooth] [Bluetooth] (ÎVerbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding): 615) [Afb. versturen (Smartphone)] (Î[Smartphone]: 651) [Wake-up Op Afstand] (Î[Wake-up Op Afstand]: 644) [Slaapmodus uitschakelen] (ÎDe wektijd uit [Slaapsmodus] korter maken: 636) [Autom. overzetten] (Î[Autom. overzetten]: 639) [Locatie vermelden] (Î[Locatie vermelden]: 642) [Auto Klokinstelling] (Î[Auto Klokinstelling]: 645) [Wi-Fi Netwerkinst.] [Wi-Fi Netwerkinst.
14. Menugids – [Set-up]-menu `[ON]/[OFF] [USB-voeding] Levert stroom via de USB-aansluitkabel. • Zelfs als dit onderdeel op [OFF] gezet is, zal de stroom verstrekt worden als de Netadapter verbonden is. [Batterij volgorde] [BODY]/`[BG] Selecteert welke batterij eerst gebruikt moet worden als de batterijen zowel in de camera als in de Batterijhandgreep geïnstalleerd zijn.
14. Menugids – [Set-up]-menu [HLG View Assist (HDMI)] `[AUTO]/[MODE1]/[MODE2]/[OFF] Bij het opnemen of afspelen van HLG-video's, converteert dit het weer te geven kleurengamma en de helderheid ervan. • Dit is gekoppeld aan [HDMI] in [HLG View Assist] onder het [Voorkeuze] ([Scherm/ Display (Video)])-menu.
14. Menugids – [Set-up]-menu [Set-up]-menu ([Instelling]) [Opslaan in Voorkeursmodus] [C1]/[C2]/[C3]/[C4-1] tot [C4-10] U kunt de huidig ingestelde informatie van de camera registeren. (ÎIn de Voorkeuzemode registreren: 498) [Voorkeursmodus laden] [C1]/[C2]/[C3]/[C4-1] tot [C4-10] Roept de geregistreerde Voorkeuzemodus-instellingen op naar de geselecteerde opnamefunctie en schrijft hiermee over de huidige instellingen heen.
14. Menugids – [Set-up]-menu [Camera-inst. Opsl./Herstel.] [Opsl.]/[Laden]/[Wissen]/[Houd inst. bij formatteren] Slaat de informatie van de camera-instellingen op de kaart op. De opgeslagen informatie van de instellingen kan in de camera geladen worden zodat u dezelfde instellingen op meerdere camera's kunt instellen. (Î[Camera-inst. Opsl./Herstel.]: 505) [Resetten] Zet de camera opnieuw op de standaardinstellingen.
14. Menugids – [Set-up]-menu [Set-up]-menu ([Overig]) [Klokinst.] Stelt de datum en tijd in. (ÎKlokinstelling: 70) [Tijdzone] Stelt de tijdzone in. 1 Druk op 21 om de tijdzone te selecteren en druk vervolgens op of om te bevestigen. (A) (B) (A) Huidige tijd (B) Tijdsverschil met GMT (Greenwich Mean Time) • Als u Zomertijd gebruikt [ ], druk dan op 3. (De tijd zal met 1 uur vooruit gezet worden.) Druk opnieuw op 3 om naar de gewone tijd terug te keren.
14. Menugids – [Set-up]-menu [Systeemfrequentie] [59.94Hz (NTSC)]/[50.00Hz (PAL)]/[24.00Hz (CINEMA)] * De specificaties van de standaardinstellingen variëren afhankelijk van het land of het gebied waarin de camera aangeschaft is. Dit verandert de systeemfrequentie van video's die opgenomen zijn en afgespeeld worden. (Î[Systeemfrequentie]: 336) [Pixelverbeter.] Dit optimaliseert de beeldsensor en de beeldverwerking.
14. Menugids – [Set-up]-menu [Taal] Dit stelt de taal in die op het scherm weergegeven wordt. • Als u per ongeluk een andere taal instelt, selecteer dan [ ] uit de menu-iconen om de gewenste taal in te stellen. [Versie disp.] [Firmware bijwerken]/[Software info] U kunt de firmwareversies van de camera en de lens controleren. Bovendien kunt u de firmware updaten en de informatie over de camerasoftware weergeven. [Firmware bijwerken]: Maakt een firmware-update. 1 Download de firmware.
14. Menugids – [Afspelen]-menu [Afspelen]-menu ≥ Selecteren van (een) beeld(en) in het [Afspelen]-menu: 597 ≥ [Afspelen]-menu ([Afspeelmodus]): 599 ≥ [Afspelen]-menu ([Afbeelding verwerken]): 602 ≥ [Afspelen]-menu ([Info toevoegen/verwijderen]): 604 ≥ [Afspelen]-menu ([Afbeelding bewerken]): 605 ≥ [Afspelen]-menu ([Overig]): 608 Selecteren van (een) beeld(en) in het [Afspelen]-menu Volg onderstaande stappen als het scherm voor de selectie van beelden weergegeven wordt.
14. Menugids – [Afspelen]-menu Wanneer [Multi] geselecteerd is 1 Druk op 3421 om het beeld te selecteren en druk vervolgens op of (herhaal). • De instelling wordt gewist als opnieuw op 2 of gedrukt wordt. Druk op [DISP.] om dit uit te voeren.
14. Menugids – [Afspelen]-menu [Afspelen]-menu ([Afspeelmodus]) `: Standaardinstellingen [Afspeelfunctie] `[Normaal afsp.]/[Alleen foto's]/[Alleen bew. beeld]/[Rating]/[6K/4K-FOTO]/ [Post-Focus] Filtert het type afbeeldingen om af te spelen. • Als u [Rating] ingesteld heeft, breng dan een vinkje aan in het classificatieniveau dat u wilt weergeven en druk daarna op [DISP.]. [Diashow] [Alle]/[Alleen foto's]/[Alleen bew.
14. Menugids – [Afspelen]-menu [Scherm roteren] `[ON]/[OFF] Geeft foto's automatisch verticaal weer als deze gemaakt zijn met verticaal gehouden camera. [Foto's sorteren] [FILE NAME]/`[DATE/TIME] Dit stelt de volgorde in waarmee de camera beelden weergeeft tijdens het afspelen. [FILE NAME]: Geeft beelden weer op mapnaam/bestandsnaam. [DATE/TIME]: Geeft beelden weer op opnamedatum.
14. Menugids – [Afspelen]-menu [HLG View Assist (scherm)] [MODE1]/`[MODE2]/[OFF] Bij het opnemen of afspelen van HLG-video's, converteert dit het weer te geven kleurengamma en de helderheid ervan. • Dit functioneert gelijk met [Scherm] in [HLG View Assist] in het menu [Voorkeuze] ([Scherm/Display (Video)]). (Î[HLG View Assist]: 404) [Anamorfisch scherm aanp.
14. Menugids – [Afspelen]-menu [Afspelen]-menu ([Afbeelding verwerken]) `: Standaardinstellingen [RAW-verwerking] Bewerkt foto's die met het RAW-formaat in de camera opgenomen zijn en slaat ze op in JPEG-formaat. (Î[RAW-verwerking]: 460) [6K/4K-FOTO In Bulk Opslaan] U kunt om de 5 seconden alle foto's van een 6K/4K-burstbestand in één keer opslaan.
14. Menugids – [Afspelen]-menu [Intervalvideo] Dit creëert video's uit groepsbeelden die opgenomen zijn met [Intervalopname]. (ÎVideo's met Intervalopname en Stop-motionanimatie: 225) 1 Druk op 21 om een [Intervalopname]-groep te selecteren en druk vervolgens op 2 of . Selecteer de opties voor de creatie van een video om de foto's tot een video samen te voegen. • Als [Systeemfrequentie] op [24.00Hz (CINEMA)] gezet is, is [Intervalvideo] niet beschikbaar.
14. Menugids – [Afspelen]-menu [Afspelen]-menu ([Info toevoegen/verwijderen]) [Beveiligen] [Enkel]/[Multi]/[Annul] U kunt een beveiliging instellen voor beelden, zodat die niet per ongeluk gewist kunnen worden. Als u de kaart echter formatteert, zullen ook de beveiligde beelden gewist worden.
14. Menugids – [Afspelen]-menu [Afspelen]-menu ([Afbeelding bewerken]) `: Standaardinstellingen [Nw. rs.] [Enkel]/[Multi] Verklein de fotoresolutie van JPEG-beelden en sla ze op als verschillende beelden om ze gemakkelijk te kunnen gebruiken voor webpagina's of om ze als bijlagen van een e-mail op te sturen.
14. Menugids – [Afspelen]-menu [Roteren] Draai beelden handmatig in stappen van 90o. [ ]: Draait 90o rechtsom. [ ]: Draait 90o linksom. [Splits video] Een opgenomen video of 6K/4K-burstbestand in twee delen splitsen.
14. Menugids – [Afspelen]-menu [Kopie] `[ [Richting Kopiëren] ]/[ ] [Selecteer Kopiëren]/[Alles in Map Kopiëren]/[Alles op Kaart Kopiëren] U kunt de beelden in een van de kaarten naar de andere kaart kopiëren. • De gekopieerde beelden zullen in een nieuw map bewaard worden. [Selecteer Kopiëren]: Kopieert geselecteerde beelden 1 Selecteer de map die de te kopiëren beelden bevat. 2 Selecteer de beelden.
14. Menugids – [Afspelen]-menu [Afspelen]-menu ([Overig]) `: Standaardinstellingen [Wissen bevestigen] [Eerst "Ja"]/`[Eerst "Nee"] Dit stelt in welke optie, [Ja] of [Nee], als eerste gemarkeerd wordt als het bevestigingsscherm voor het wissen van een beeld weergegeven wordt. [Eerst "Ja"]: [Ja] wordt als eerste gemarkeerd. [Eerst "Nee"]: [Nee] wordt als eerste gemarkeerd.
14. Menugids – Tekens invoeren Tekens invoeren Volg onderstaande stappen als het scherm voor de invoering van tekens weergegeven wordt. 1 Voer letters in. ≥Druk op 3421 om tekens te selecteren en druk vervolgens op of tot het in te voeren teken weergegeven wordt. (Herhaal dit) • Roteer om hetzelfde teken herhaaldelijk in te voeren of naar rechts om de cursor voor de invoerpositie te verplaatsen.
15. Wi-Fi/Bluetooth ≥ Verbinding maken met een smartphone: 612 ≥ De camera met een smartphone bedienen: 629 ≥ Beelden uit de camera verzenden: 647 ≥ Wi-Fi verbindingen: 661 ≥ Instellingen verzenden en beelden selecteren: 671 ≥ [Wi-Fi setup]-menu: 674 Dit hoofdstuk legt de functies Wi-Fi® en Bluetooth® van de camera aan. Bediening op afstand met een smartphone U kunt de smartphone app “LUMIX Sync” gebruiken voor het remote opnemen en overzetten van beelden.
15. Wi-Fi/Bluetooth Controleren van de werking van de Wi-Fi en Bluetooth functies NETWORK-verbindingslampje Lampje (blauw) Monitor Verlicht Knippert Handeling De Wi-Fi functie is ingeschakeld of er is een verbinding. De Bluetooth functie is ingeschakeld of er is een verbinding. Wanneer beeldgegevens verzonden worden met gebruik van de camerawerking. • Verwijder de kaart of de batterij niet, of verplaats ze niet naar een zone waar geen ontvangst is, terwijl u beelden verzendt.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Verbinding maken met een smartphone ≥ Volgorde voor verbinding van een smartphone: 612 ≥ Installeren “LUMIX Sync”: 614 ≥ Verbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding): 615 ≥ Verbinding maken met een smartphone ([Wi-Fi-verbinding]): 622 Maak verbinding met een smartphone waarop de “Panasonic LUMIX Sync” (hierna: “LUMIX Sync”) smartphone app geïnstalleerd is Gebruik de “LUMIX Sync” voor remote opnames en het overzetten van beelden.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone 3 Bedien de camera met gebruik van de smartphone. (ÎDe camera met een smartphone bedienen: 629) ≥[Opname op afstand]: 631 ≥[Afstandsbediening sluiter]: 634 ≥[Afbeeldingen importeren]: 637 ≥[Autom. overzetten]: 639 ≥[Locatie vermelden]: 642 ≥[Wake-up Op Afstand]: 644 ≥[Auto Klokinstelling]: 645 ≥[Camera-inst. kopie]: 646 • U kunt de camera ook gebruiken om beelden naar een smartphone over te zetten.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Installeren “LUMIX Sync” “LUMIX Sync” is een applicatie voor smartphones die door Panasonic verstrekt wordt. Ondersteund OS Android™: Android 7 of hoger iOS: iOS 12 of hoger 1 2 3 4 Sluit de smartphone aan op een netwerk. (Android) Selecteer “Google Play™ Store”. (iOS) Selecteer “App Store”. Voer in het zoekvak “LUMIX” of “panasonic lumix sync ” in. Selecteer en installeer de “Panasonic LUMIX Sync” • Gebruik de meest recente versie.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Verbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding) Volg een eenvoudige set-up procedure voor de verbinding (koppelen), om verbinding te maken met een smartphone die Bluetooth Low Energy ondersteunt. Nadat de koppeling ingesteld is, zal automatisch een Wi-Fi-verbinding gemaakt worden door eenvoudig de “LUMIX Sync” te bedienen. • Als voor het eerst verbinding gemaakt wordt, zijn instellingen voor het koppelen nodig.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone 1 Start “LUMIX Sync” op de smartphone. ≥Er wordt een bericht over de registratie van het apparaat (camera) weergegeven. Selecteer [Volgende]. • Als u het bericht gesloten heeft, selecteer dan [ ] en registreer vervolgens de camera met gebruik van [Cameraregistratie (koppelen)]. 2 Controleer de inhoud in de weergegeven gids en selecteer [Volgende] tot het scherm weergegeven wordt waarin de camera geregistreerd moet worden.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone De camera bedienen in overeenstemming met de gids van de smartphone. 3 Zet de camera in de stand-by-status van Bluetooth koppelen. ¨[ ]¨[ ] ¨ [Bluetooth] ¨ [Bluetooth] ¨ [SET] ¨ [Koppelen] ≥De camera gaat in de stand-by-status voor koppelen en de apparaatnaam (A) wordt weergegeven. ≥ XXXXXXXXXXX (A) 4 Selecteer de apparaatnaam van de camera op de smartphone.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone 5 Als een bericht verschijnt dat aangeeft dat de apparaatregistratie voltooid is, selecteer dan [OK]. ≥Er zal een Bluetooth-verbinding tussen de camera en de smartphone gemaakt worden. • De gekoppelde smartphone zal als een gekoppeld apparaat geregistreerd worden. • Tijdens de Bluetooth verbinding wordt [ ] op het opnamescherm weergegeven.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Wi-Fi-verbinding met een met Bluetooth verbonden smartphone U kunt de Wi-Fi-verbinding ook tot stand brengen door de “LUMIX Sync” te bedienen. 1 Selecteer [ ] ([Opname op afstand]) of [ ] ([Afbeeldingen importeren]) op het home-scherm van “LUMIX Sync”. Beëindig de Bluetooth verbinding Om de Bluetooth verbinding te beëindigen, moet u de Bluetooth functie van de camera uitschakelen.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Verbinding maken met een gekoppelde smartphone Verbind gekoppelde smartphones met gebruik van de volgende procedure. 1 Schakel de Bluetooth functie van de camera in. 2 Start “LUMIX Sync” op de smartphone. • ¨[ ]¨[ ] ¨ [Bluetooth] ¨ [Bluetooth] ¨ [ON] • Als een bericht verschijnt waarin gemeld wordt dat de smartphone camera's aan het zoeken is, sluit dit bericht dan. 3 Selecteer [ ]. 4 Selecteer [Bluetooth-setup].
15. Wi-Fi/Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Het koppelen annuleren 1 Annuleer de koppelingsinstelling van de camera. 2 Selecteer de smartphone waarvoor het koppelen geannuleerd moet worden. • ¨[ ]¨[ ] ¨ [Bluetooth] ¨ [Bluetooth] ¨ [SET] ¨ [Verwijderen] • Annuleer ook de koppelingsinstelling op de smartphone. • Als [Resetten] in het [Set-up] ([Instelling])-menu gebruikt is om de netwerkinstellingen te resetten, wordt de informatie van de geregistreerde apparaten gewist.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Verbinding maken met een smartphone ([Wi-Fi-verbinding]) Gebruik Wi-Fi om de camera en de smartphone te verbinden. Met de fabrieksinstellingen is een eenvoudige verbinding met smartphones mogelijk zonder dat een wachtwoord ingevoerd moet worden. U kunt de wachtwoordauthenticatie ook gebruiken voor een verhoogde beveiliging van de verbinding. 1 Zet de camera op de stand-by status van de Wi-Fi verbinding.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone 2 3 4 5 Zet in het instellingenmenu van de smartphone de Wi-Fi functie op ON. Selecteer de SSID die op de camera weergegeven wordt. Start “LUMIX Sync” op de smartphone. (Bij de eerste verbinding) Bevestig de apparaatnaam die op de camera weergegeven wordt en selecteer vervolgens [Ja].
15. Wi-Fi/Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone • Als een ander apparaat dat waarmee u verbinding wilt maken weergegeven wordt, zal de camera automatisch met dat apparaat verbinding maken als u [Ja] selecteert. Als er andere apparaten met een Wi-Fi-verbinding in de nabijheid zijn, raden wij aan het wachtwoord met de hand in te voeren of om de QR-code te gebruiken, om verbinding te maken met wachtwoordauthenticatie.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone 3 Start “LUMIX Sync” op de smartphone. • Als een bericht verschijnt waarin gemeld wordt dat de smartphone camera's aan het zoeken is, sluit dit bericht dan. 4 Selecteer [ 5 Selecteer [Wi-Fi-verbinding]. ]. 6 Selecteer [QR-code]. 7 Scan de QR-code die op het scherm van de camera weergegeven wordt met gebruik van “LUMIX Sync”.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Handmatig invoeren van een wachtwoord om verbinding te maken 1 Geef het scherm weer in stap 2 (ÎDe QR-code scannen om verbinding te maken: 624). 2 Zet in het instellingenmenu van de smartphone de Wi-Fi functie op ON. 3 Selecteer op het set-upscherm van Wi-Fi de SSID (B) die op de camera weergegeven wordt. XXXXXXXX (B) 4 (Bij de eerste verbinding) Voer het wachtwoord in (B) dat op de camera weergegeven wordt.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone Andere verbindingsmethoden dan de standaardinstellingen Als verbinding gemaakt wordt met [Via netwerk] of [WPS-verbinding] in [Direct], volg dan onderstaande stappen: 1 Geef het instellingenscherm van de verbindingsmethode voor de camera weer. • ¨[ ]¨[ ] ¨ [Wi-Fi] ¨ [Wi-Fi-functie] ¨ [Nieuwe verbinding] ¨ [Bediening met smartphone] 2 Druk op [DISP.]. Verbinding maken via een netwerk 1 Selecteer [Via netwerk] en druk dan op of .
15. Wi-Fi/Bluetooth – Verbinding maken met een smartphone De Wi-Fi verbinding beëindigen Om de Wi-Fi verbinding tussen de camera en de smartphone te beëindigen, volgt u onderstaande stappen. 1 2 Druk de sluiterknop tot halverwege in om de camera in de opnamefunctie te zetten. De Wi-Fi-verbinding beëindigen. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Wi-Fi] ¨ [Wi-Fi-functie] ¨ [Ja] • U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door op de Fn-knop te drukken die toegekend is aan [Wi-Fi].
15. Wi-Fi/Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen De camera met een smartphone bedienen ≥ [Opname op afstand]: 631 ≥ [Afstandsbediening sluiter]: 634 ≥ [Afbeeldingen importeren]: 637 ≥ [Autom. overzetten]: 639 ≥ [Locatie vermelden]: 642 ≥ [Wake-up Op Afstand]: 644 ≥ [Auto Klokinstelling]: 645 ≥ [Camera-inst. kopie]: 646 Dit legt de functies uit voor de bediening van de camera vanaf een smartphone.
15. Wi-Fi/Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen Home-scherm Wanneer u “LUMIX Sync” opstart, wordt het home-scherm weergegeven. (A) (B) (C) (D) (E) (A) : App-instellingen Hiermee zijn de verbindingsinstellingen, de bediening van camera AAN/UIT en de Helpweergave mogelijk.
15. Wi-Fi/Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen [Opname op afstand] U kunt de smartphone gebruiken om beelden op te nemen vanuit een verre locatie terwijl u naar de live view beelden op de camera kijkt. Van start: • Verbind de camera met een smartphone. (ÎVerbinding maken met een smartphone: 612) • Start “LUMIX Sync” op de smartphone. 1 Selecteer [ ] ([Opname op afstand]) op het home-scherm.
15. Wi-Fi/Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen 2 Start de opname. (A) (B) (A) Neemt een foto (B) Start/beëindigt de video-opname • Het opgenomen beeld wordt op de camera opgeslagen. • Bepaalde functies, met inbegrip van instellingen, zijn mogelijk niet beschikbaar.
15. Wi-Fi/Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen Bedieningsmethode tijdens remote opnames Stel de camera of de smartphone in als bedieningsapparaat dat de prioriteit heeft en tijdens de remote opname gebruikt moet worden. ¨[ ]¨[ ] ¨ [Wi-Fi] ¨ [Wi-Fi setup] ¨ Selecteer [Prioriteit van apparaat op afstand] De bediening is mogelijk op zowel de camera als de [Camera] smartphone. • De instellingen van de functieknop van de camera, enz.
15. Wi-Fi/Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen [Afstandsbediening sluiter] Bluetooth U kunt de smartphone gebruiken als afstandsbediening van de sluiter. Van start: • Verbind de camera met een smartphone. (ÎVerbinding maken met een smartphone: 612) • Start “LUMIX Sync” op de smartphone. 1 2 Selecteer [ ] ([Afstandsbediening sluiter]) op het home-scherm. Start de opname.
15. Wi-Fi/Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen Bulb-opname De sluiter kan open gehouden blijven van het begin tot het einde van de opname, wat nuttig is voor het opnemen van een sterrenhemel of een nachtlandschap. Van start: • Zet de camera in de [M]-modus. (ÎHandmatige Belichtingsmodus: 263) • Zet de sluitertijd van de camera op [B] (Bulb). (Î[B] (Bulb): 266) 1 Raak [ ] aan om de opname te starten (blijf het aanraken zonder uw vinger weg te nemen).
15. Wi-Fi/Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen De wektijd uit [Slaapsmodus] korter maken U kunt de tijd verkorten die het duurt voor de camera terugkeert van [Slaapsmodus] wanneer de [Afstandsbediening sluiter] is gebruikt. Van start: • Verbind de camera met een smartphone door middel van Bluetooth. (ÎVerbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding): 615) • Zet [Wake-up Op Afstand] in [Bluetooth] op [ON].
15. Wi-Fi/Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen [Afbeeldingen importeren] Zet een beeld dat op de kaart opgeslagen is over naar de smartphone. Van start: • Verbind de camera met een smartphone. (ÎVerbinding maken met een smartphone: 612) • Start “LUMIX Sync” op de smartphone. 1 Selecteer [ ] ([Afbeeldingen importeren]) op het home-scherm. • (iOS apparaten) Als een bericht weergegeven wordt om de verandering van 2 bestemming te bevestigen, selecteer dan [Verbind].
15. Wi-Fi/Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen 3 Zet het beeld over. ≥Selecteer [ ]. • Als het beeld een video is, kunt u het ook afspelen door op het midden van het scherm [ ] aan het raken. • Als een video afgespeeld wordt, heeft die een kleine gegevensgrootte en wordt verzonden met gebruik van “LUMIX Sync”, de beeldkwaliteit zal daarom anders zijn dan die van de actuele video-opname.
15. Wi-Fi/Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen [Autom. overzetten] Bluetooth U kunt de opgenomen foto's automatisch naar een smartphone overzetten als ze genomen zijn. Van start: • Verbind de camera met een smartphone door middel van Bluetooth. (ÎVerbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding): 615) 1 Inschakelen van [Autom. overzetten] op de camera. ≥ ¨[ ]¨[ ] ¨ [Bluetooth] ¨ [Autom.
15. Wi-Fi/Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen 3 Controleer de verzendingsinstellingen op de camera en druk vervolgens op of . • Om de verzonden instelling te veranderen, drukt u op [DISP.]. (ÎInstellingen voor het verzenden van beelden: 671) • Automatische beeldoverdracht is mogelijk als [ ] weergegeven wordt op het opnamescherm van de camera. 4 Neem op met de camera. •[ ] wordt op het opnamescherm van de camera weergegeven terwijl een bestand verzonden wordt.
15. Wi-Fi/Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen • Als de instellingen van [Bluetooth] en [Autom. overzetten] van de camera op [ON] staan, maakt de camera automatisch verbinding met de smartphone via Wi-Fi en Bluetooth wanneer u de camera inschakelt. Start de “LUMIX Sync” op de smartphone om verbinding met de camera te maken. • Als [Autom. overzetten] op [ON] gezet is, kan [Wi-Fi-functie] niet gebruikt worden.
15. Wi-Fi/Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen [Locatie vermelden] Bluetooth De smartphone verzendt de eigen locatie-informatie naar de camera via Bluetooth en de camera voert de opname uit terwijl het de verworven locatie-informatie schrijft. Van start: • De GPS-functie op de smartphone inschakelen. • Verbind de camera met een smartphone door middel van Bluetooth. (ÎVerbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding): 615) 1 Schakel [Locatie vermelden] in op de camera.
15. Wi-Fi/Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen • Als [ GPS ] doorschijnend op het opnamescherm verschijnt, kan de locatie-informatie niet verworven worden en kunnen dus geen gegevens geschreven worden. De GPS-positionering van de smartphone is misschien niet mogelijk in een gebouw, een tas of een gelijkaardige plek. Verplaats de smartphone naar de plek waarin breed zicht op de lucht is om de positionering te verbeteren. Raadpleeg bovendien de gebruiksaanwijzing van uw smartphone.
15. Wi-Fi/Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen [Wake-up Op Afstand] Bluetooth Zelfs als de camera uitgeschakeld is, kan de smartphone gebruikt worden om de camera te starten en beelden op te nemen, of om de opgenomen beelden te controleren. Van start: 1 Maak verbinding met een smartphone met gebruik van Bluetooth. (ÎVerbinding 2 Schakel [Wake-up Op Afstand] in op de camera. 3 Zet de aan/uit schakelaar van de camera op [OFF]. 4 Start “LUMIX Sync” op de smartphone.
15. Wi-Fi/Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen [Auto Klokinstelling] Bluetooth Synchroniseer de instelling van de klok en de tijdzone van de camera met die van een smartphone. Van start: • Verbind de camera met een smartphone door middel van Bluetooth. (ÎVerbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding): 615) 1 Schakel [Auto Klokinstelling] in op de camera.
15. Wi-Fi/Bluetooth – De camera met een smartphone bedienen [Camera-inst. kopie] Bluetooth Dit slaat de informatie van de camera-instellingen op de smartphone op. De opgeslagen informatie van de instellingen kan in de camera geladen worden zodat u dezelfde instellingen op meerdere camera's kunt instellen. Van start: • Verbind de camera met een smartphone door middel van Bluetooth. (ÎVerbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding): 615) 1 2 Selecteer [ ] ([Overig]) ¨ [ ] ([Camera-inst.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden Beelden uit de camera verzenden ≥ [Smartphone]: 651 ≥ [PC]: 655 ≥ [Printer]: 659 Bedien de camera om de opgenomen beelden naar een apparaat te zenden dat verbonden is via Wi-Fi. Bedieningsvolgorde 1 2 3 4 Selecteer de verzendingsmethode. Selecteer de verzendmethode uit de [Afbeeldingen versturen tijdens opname] en [Afbeeldingen versturen van camera] cameramenu's. Selecteer de bestemming (type doelapparaat).
15. Wi-Fi/Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden 5 ([Afbeeldingen versturen tijdens opname]) Maak foto's. Dit verzendt de opgenomen foto's automatisch als ze genomen zijn. ([Afbeeldingen versturen van camera]) Selecteer een beeld. Verzendt de geselecteerde beelden. • Beelden selecteren (ÎBeelden selecteren: 673) Raadpleeg de volgende pagina's voor de stappen die voor alle apparaten gemeenschappelijk zijn.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden Beelden die verzonden kunnen worden De beelden die verzonden kunnen worden verschillen afhankelijk van het doelapparaat.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden Fn-knop toegekend aan [Wi-Fi] U kunt de volgende handelingen uitvoeren door op de Fn-knop te drukken die toegekend is aan [Wi-Fi], na verbinding gemaakt te hebben via Wi-Fi. (ÎFn-knoppen: 471) [Verbinding beëindigen] [Doelapparaat wijzigen] Eindigt de Wi-Fi-verbinding. Eindigt de Wi-Fi-verbinding en stelt u in staat om een andere Wi-Fi-verbinding te kiezen.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden [Smartphone] De opgenomen beelden overzetten naar een smartphone die verbonden is via Wi-Fi. Van start: • Installeer “LUMIX Sync” op uw smartphone. (ÎInstalleren “LUMIX Sync”: 614) 1 Selecteer de methode voor het versturen van beelden op de camera. ≥ 2 ¨[ ]¨[ ] ¨ [Wi-Fi] ¨ [Wi-Fi-functie] ¨ [Nieuwe verbinding] ¨ [Afbeeldingen versturen tijdens opname]/ [Afbeeldingen versturen van camera] Zet de bestemming op [Smartphone].
15. Wi-Fi/Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden 3 Verbind de camera met een smartphone door middel van Wi-Fi. ≥Selecteer [Via netwerk] (Î[Via netwerk]: 662) of [Direct] (Î[Direct]: 666) en maak vervolgens verbinding. 4 5 6 Start “LUMIX Sync” op de smartphone. Selecteer de smartphone van bestemming op de camera. Controleer de versturingsinstellingen en druk vervolgens op of . • Om de verzendingsinstellingen te veranderen, drukt u op [DISP.].
15. Wi-Fi/Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden Met eenvoudige handelingen beelden op de camera naar een smartphone versturen U kunt foto's naar een smartphone overzetten die verbonden is via Bluetooth door tijdens het afspelen eenvoudig op de [Q]-knop te drukken. U kunt ook het menu gebruiken om gemakkelijk verbinding te maken. • U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door op de Fn-knop te drukken die geregistreerd is op [Afb. versturen (Smartphone)].
15. Wi-Fi/Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden Meer beelden verzenden 1 Druk op [Q]. 2 Selecteer [Multi selecteren]. • Om de verzendingsinstellingen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (ÎInstellingen voor het verzenden van beelden: 671) 3 Selecteer de beelden en zet ze vervolgens over. 21: Selecteer de beelden. of : Instellen/Annuleren [DISP.]: Overzetten 4 Selecteer op de smartphone [Ja] (voor Android apparaten) of [Verbind] (voor iOS-apparaten).
15. Wi-Fi/Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden [PC] Beelden naar en PC verzenden die via Wi-Fi verbonden is. Ondersteund OS Windows: Windows 10 Mac: macOS 10.13, 10.14, 10.15.3 tot 10.15.7, 11.0 tot 11.2 Van start: • Schakel de PC in. • Creëer een bestemmingsmap voor beelden. • Als de werkgroep van de PC van bestemming veranderd is en niet meer de standaardinstelling heeft, dan dient u de overeenkomstige instelling van de camera in [PC-verbinding] te veranderen.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden • Creëer een PC-accountnaam (tot 254 karakters) en een wachtwoord (tot 32 karakters) bestaande uit alfanumerieke karakters. Er wordt mogelijk geen bestemmingsmap gecreëerd als de accountnaam niet-alfanumerieke karakters bevat. • Als de computernaam (NetBIOS-naam voor Mac) een spatie bevat (leeg karakter), enz., dan wordt hij misschien niet herkend.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden 3 4 Verbind de camera en de PC via Wi-Fi. ≥Selecteer [Via netwerk] (Î[Via netwerk]: 662) of [Direct] (Î[Direct]: 666) en maak vervolgens verbinding. Voer de computernaam van de PC-naam in waarmee u verbinding wilt maken (voor Mac de NetBIOS naam). • Tekens invoeren (ÎTekens invoeren: 609) 5 Selecteer een map om beelden in op te slaan.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden 6 Controleer de versturingsinstellingen en druk vervolgens op of . • Om de verzonden instelling te veranderen, drukt u op [DISP.]. (ÎInstellingen 7 voor het verzenden van beelden: 671) (Als [Afbeeldingen versturen tijdens opname] geselecteerd is) Maak foto’s. •[ ] wordt op het opnamescherm van de camera weergegeven terwijl een bestand verzonden wordt.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden [Printer] U kunt beelden naar een door PictBridge (draadloos LAN)*1 ondersteunde printer die via Wi-Fi verbonden is, om afgedrukt te worden. *1 Conform DPS over IP norm 1 Selecteer de methode voor het versturen van beelden op de camera. ≥ 2 ¨[ ]¨[ ] ¨ [Wi-Fi] ¨ [Wi-Fi-functie] ¨ [Nieuwe verbinding] ¨ [Afbeeldingen versturen van camera] Zet de bestemming op [Printer].
15. Wi-Fi/Bluetooth – Beelden uit de camera verzenden 3 4 5 Verbind de camera met een printer via Wi-Fi. ≥Selecteer [Via netwerk] (Î[Via netwerk]: 662) of [Direct] (Î[Direct]: 666) en maak vervolgens verbinding. Selecteer de printer die de bestemming is. Selecteer de beelden en druk ze af. • De procedure voor het selecteren van de beelden is gelijk aan de procedure voor wanneer de USB-aansluitkabel aangesloten is. (ÎPrinten: 702) • Om de verbinding te beëindigen, drukt u op [ ].
15. Wi-Fi/Bluetooth – Wi-Fi verbindingen Wi-Fi verbindingen ≥ [Via netwerk]: 662 ≥ [Direct]: 666 ≥ Verbinding met Wi-Fi maken door eerder opgeslagen instellingen te gebruiken: 668 Als [Nieuwe verbinding] geselecteerd is in [Wi-Fi-functie] in [Wi-Fi] van het [Set-up] ([AAN/UIT])-menu, selecteer dan de verbindingsmethode tussen [Via netwerk] of [Direct] om verbinding te maken.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Wi-Fi verbindingen [Via netwerk] Verbindt de camera en het externe apparaat via het draadloze toegangspunt. 1 Selecteer de methode om verbinding met een draadloos toegangspunt te maken. Instellingen: [WPS (knop)]/[WPS (PIN-code)]/[Uit lijst] • Nadat [Via netwerk] één keer geselecteerd is, zal de camera verbinding maken met het eerder gebruikte draadloze toegangspunt. Druk op [DISP.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Wi-Fi verbindingen [WPS (knop)] Druk op de WPS-knop op het draadloze toegangspunt om een verbinding tot stand te brengen. 1 Druk op de WPS-knop van het draadloze toegangspunt totdat deze naar WPS-modus schakelt. Voorbeeld) [WPS (PIN-code)] Voer en PIN-code in op het draadloze toegangspunt om een verbinding tot stand te brengen. 1 Selecteer op het scherm van de camera het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding maakt.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Wi-Fi verbindingen [Uit lijst] Zoekt naar een draadloos toegangspunt dat gebruikt kan worden en maakt daar verbinding mee. • Bevestig de coderingssleutel van het draadloze toegangspunt. 1 Selecteer het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding maakt. • Druk op [DISP.] om het zoeken naar een draadloos toegangspunt opnieuw uit te voeren.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Wi-Fi verbindingen Verbinden via handmatige input • Controleer de SSID, netwerkauthenticatie, codering en de coderingssleutel van het draadloze toegangspunt dat u gebruikt. 1 Op het scherm in stap 1 van “[Uit lijst]”, selecteert u [Handmatige invoer]. 2 Voer de SSID in van het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding maakt en selecteer vervolgens [Inst.]. • Tekens invoeren (ÎTekens invoeren: 609) 3 Selecteer het type netwerkauthenticatie.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Wi-Fi verbindingen [Direct] De camera rechtstreeks met het externe apparaat verbinden. 1 Selecteer de methode om verbinding te maken met het doelapparaat. [WPS-verbinding] [WPS (knop)]: Druk op de WPS-knop op het externe apparaat om verbinding te maken. • Druk op de camera op [DISP.] om de wachtstatus van de verbinding te verlengen. [WPS (PIN-code)]: Voer de PIN-code in op de camera en maak verbinding.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Wi-Fi verbindingen [Handmatig. verbinden.] Zoek de camera op het doelapparaat op om verbinding te maken. Voer het SSID en het password, die op de camera weergegeven worden, in het apparaat in. • Als de bestemming op [Smartphone] gezet is, wordt het wachtwoord niet weergegeven. Selecteer de SSID om een verbinding tot stand te brengen.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Wi-Fi verbindingen Verbinding met Wi-Fi maken door eerder opgeslagen instellingen te gebruiken Gebruik de geschiedenis van de Wi-Fi verbinding om verbinding te maken met dezelfde instellingen als voorheen. 1 Laat de geschiedenis van de Wi-Fi verbinding weergeven. ≥ 2 ¨[ ]¨[ ] ¨ [Wi-Fi] ¨ [Wi-Fi-functie] ¨ [Selecteer doelapparaat uit geschiedenis]/[Selecteer doelapparaat uit favorieten] Selecteer het item van de geschiedenis waarmee u verbinding wilt maken. • Druk op [DISP.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Wi-Fi verbindingen Registreren in favorieten U kunt de geschiedenis van de Wi-Fi verbinding in Favorieten registreren. 1 Laat de geschiedenis van de Wi-Fi verbinding weergeven. • ¨[ ]¨[ ] ¨ [Wi-Fi] ¨ [Wi-Fi-functie] ¨ [Selecteer doelapparaat uit geschiedenis] 2 Selecteer het item van de geschiedenis dat u wilt registreren en druk vervolgens op 1. 3 Voer een registratienaam in en selecteer vervolgens [Inst.].
15. Wi-Fi/Bluetooth – Wi-Fi verbindingen • Het aantal items dat in de geschiedenis opgeslagen kan worden is beperkt. Registreer vaak gebruikte verbindingsinstellingen in Favorieten. • Als [Resetten] in het [Set-up] ([Instelling])-menu gebruikt is om de netwerkinstellingen te resetten, wordt de inhoud die in Historie en Favorieten geregistreerd is gewist. • Als het apparaat waarmee u verbinding wilt maken (smartphone, enz.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Instellingen verzenden en beelden selecteren Instellingen verzenden en beelden selecteren ≥ Instellingen voor het verzenden van beelden: 671 ≥ Beelden selecteren: 673 Instellingen voor het verzenden van beelden Stel de afmetingen, het bestandsformaat en andere items in om het beeld naar het doelapparaat te versturen. 1 2 Na de Wi-Fi verbinding zal het scherm voor de bevestiging van de verzendingsinstellingen weergegeven worden, druk dus op [DISP.].
15. Wi-Fi/Bluetooth – Instellingen verzenden en beelden selecteren [Grootte] Grootte aanpassen van het te versturen beeld. [Origineel]/[Wijzig] ([M], [S], of [VGA]) [Bestandsindeling] Stelt het bestandsformaat van de te verzenden beelden in. [JPG]/[RAWiJPG]/[RAW] • Deze instelling is mogelijk als de bestemming het verzenden van RAW-beelden van deze camera ondersteunt.
15. Wi-Fi/Bluetooth – Instellingen verzenden en beelden selecteren Beelden selecteren Wanneer met [Afbeeldingen versturen van camera] verzonden wordt, selecteer de beelden dan met de volgende procedure. 1 2 Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren]. Selecteer het beeld. [Enkelvoudig select.] instelling 1 Druk op 21 om een beeld te selecteren. ,QVW 2 Druk op of . [Multi selecteren] instelling 1 Druk op 3421 om een beeld te selecteren en druk vervolgens op of .
15. Wi-Fi/Bluetooth – [Wi-Fi setup]-menu [Wi-Fi setup]-menu Dit configureert de instellingen die vereist worden voor de Wi-Fi functie. De instellingen kunnen niet veranderd worden als er een Wi-Fi-verbinding is. 1 Het [Wi-Fi setup] weergeven. ¨[ ≥ ]¨[ ] ¨ [Wi-Fi] ¨ [Wi-Fi setup] [Prioriteit van apparaat op afstand] Dit stelt of de camera of de smartphone in als bedieningsapparaat met voorrang, dat gebruikt moet worden bij remote opnames.
15. Wi-Fi/Bluetooth – [Wi-Fi setup]-menu [Toestelnaam] U kunt de naam (SSID) van de camera veranderen. • Druk om de SSID-naam te veranderen op [DISP.] en voer de nieuwe SSID-naam in. Tekens invoeren (ÎTekens invoeren: 609) • Er kunnen maximaal 32 tekens ingevoerd worden. [Wi-Fi-functievergrend.
16. Streamingfunctie ≥ Streamen door een smartphone te gebruiken: 677 ≥ Streamen door de camera te bedienen: 679 ≥ Streaminginstellingen: 682 Livestream de beelden en de audio van de camera over het internet. • Om de streaming te starten, is er een werkwijze met de smartphone en een werkwijze met de camera. • Deze camera ondersteunt RTMP/RTMPS*1. U kunt streamen naar websites waar video’s worden gedeeld die RTMP of RTMPS ondersteunen. *1 Communicatieprotocol voor streaming.
16. Streamingfunctie – Streamen door een smartphone te gebruiken Streamen door een smartphone te gebruiken Bedien de smartphone app “LUMIX Sync” om de streaming te starten. Bluetooth Van start: • Installeer “LUMIX Sync” op uw smartphone. (ÎInstalleren “LUMIX Sync”: 614) • Verbind de camera met een smartphone door middel van Bluetooth. (ÎVerbinding maken met een smartphone (Bluetooth verbinding): 615) (Camerabediening) 1 Zet de modusknop op [ ].
16. Streamingfunctie – Streamen door een smartphone te gebruiken 4 Stel de details van de streaming in. [Instelling Wi-Fi-verbinding]: Stelt het draadloze toegangspunt in waarmee de camera verbinding maakt tijdens de streaming. [Streamingkwaliteit]: Stelt de beeldkwaliteit in die gestreamd gaat worden. [Privacyinstellingen]: Selecteert een privacy-instelling. 5 Selecteer [Op de camera instellen]. • Als het bericht [Kan de beveiliging van het streamingadres niet bevestigen.
16. Streamingfunctie – Streamen door de camera te bedienen Streamen door de camera te bedienen Stelt de bestemming van de streaming in op een PC en slaat het op in een kaart. Steek de kaart in de camera en start de streaming door de camera te bedienen. SD Van start: • Installeer “LUMIX Network Setting Software” op de PC. https://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/download/index3.html (Alleen Engels) Ondersteund OS Windows: Windows 10 Mac: macOS 10.13, 10.14, 10.15.3 tot 10.15.7, 11.0 tot 11.
16. Streamingfunctie – Streamen door de camera te bedienen 3 Voer de streamingbestemming in (URL, stream key) in de “LUMIX Network Setting Software” en selecteer [Next]. 4 Stel de bestemming van de uitvoering (kaart) en de bestandsnaam in en selecteer [Save]. • Tekens die ingesteld kunnen worden in [File Name] Alfabet (hoofdletters), nummers, tot 8 tekens. • Om gebruik door een derde partij te voorkomen, kunt u de streamingbestemming beveiligen met een password. – Zet een vinkje bij [Password].
16. Streamingfunctie – Streamen door de camera te bedienen 4 Start de streaming. 5 Stopt de streaming. 6 ≥Druk op de sluiterknop of op de videoknop. ≥[ ] wordt op het opnamescherm weergegeven. ≥De handelingen om de streaming te starten, kunnen nodig zijn op de website voor het delen van video’s. ≥Druk op de sluiterknop of op de videoknop. Beëindig de streamingfunctie.
16. Streamingfunctie – Streaminginstellingen Streaminginstellingen ≥ Opmerkingen bij het gebruik van de Streamingfunctie: 686 Configureert de streaminginstellingen. ¨[ ]¨[ ] ¨ [Wi-Fi] ¨ Selecteer [Streamingsetup] [ON]: Voert de Wi-Fi-verbinding uit en neemt een status aan [Streamingfunct ie] waarin het streamen van start kan gaan. [OFF]: Eindigt de Wi-Fi-verbinding voor het uitvoeren van de streaming. [Streamingkwali teit] Stelt de beeldkwaliteit in die gestreamd gaat worden.
16. Streamingfunctie – Streaminginstellingen Slaat het huidige adres van bestemming van de streaming op in de kaart. • Als nieuwe gegevens opgeslagen worden, selecteer dan [Nieuw Bestand], en als over een bestaand bestand heen geschreven wordt, selecteer dan dat bestaande bestand. • Als [Nieuw Bestand] geselecteerd is, wordt een scherm weergegeven voor de selectie van de bestandsnaam die opgeslagen moet [Opsl.] worden. [OK]: Het opslaan vindt plaats met de bestandsnaam op het scherm. [Wijzig bestandsn.
16. Streamingfunctie – Streaminginstellingen [Instelling Wi-Fi-verbindin g] Stelt het draadloze toegangspunt in waarmee de camera verbinding maakt tijdens de streaming. (Î[Via netwerk]: 662) • Er kunnen tot 10 adressen van bestemming op één kaart bewaard worden. • Stel [Instelling Wi-Fi-verbinding] in alvorens [Streamingfunctie] op [ON] te zetten. • Als u het password vergeet, sla het adres van bestemming van de streaming dan opnieuw op met een nieuw password.
16. Streamingfunctie – Streaminginstellingen [Streamingkwaliteit] Videocompressieformaat: H.264/MPEG-4 AVC [Systeemfrequentie]: [59.94Hz (NTSC)] [Streamingkwaliteit] Framesnelheid Bitsnelheid FHD/16M/60p 59,94p 16 Mbps FHD/8M/60p 59,94p 8 Mbps 29,97p 6 Mbps FHD/3M/30p 29,97p 3 Mbps HD/6M/60p 59,94p 6 Mbps 29,97p 4 Mbps FHD/6M/30p HD/4M/30p Resolutie 1920k1080 1280k720 [Systeemfrequentie]: [50.
16. Streamingfunctie – Streaminginstellingen Opmerkingen bij het gebruik van de Streamingfunctie De werking is als volgt wanneer de streamingfunctie gebruikt wordt: • De volgende functies zijn niet beschikbaar: – [Hybrid Log Gamma] ([Fotostijl]) – [Miniatuureffect] ([Filterinstellingen]) – [Format opnamebestand] – [Opn. kwaliteit] – [Opn. kwaliteit (Mijn lijst)] – [Variabele beeldfreq.] – [96kHz/24bit], [48kHz/24bit] ([XLR Inst. Microf. adap.]) – [Loop-recording (video)] – [Gesegment. bestandsopn.
16. Streamingfunctie – Streaminginstellingen • Geeft tijdens de streaming een blauw frame op het scherm weer: [ ]¨[ ] ¨ [Ind. blauw kader streamen] (Î[Ind. blauw kader streamen]: 578) • Wanneer u op de videoknop drukt, zullen de beelden die gestreamd worden opgenomen worden op de externe recorderuitgang via HDMI: [ ]¨[ ] ¨ [HDMI-opname-output] ¨ [HDMI-opnamebedien.
w 17. Verfbinding met andere apparaten maken ≥ Beelden op een TV bekijken: 690 ≥ Beelden naar een PC importeren: 694 ≥ Opslaan op een recorder: 698 ≥ Tethered opname: 699 ≥ Printen: 702 In dit hoofdstuk worden verbindingen met andere apparaten beschreven, zoals pc's en tv's. Maak verbinding met de [HDMI]-aansluiting of de USB-poort op de camera. Raadpleeg onderstaande delen voor meer informatie over verbindingen.
17. Verfbinding met andere apparaten maken USB-poort Gebruik een USB-aansluitkabel om de camera met een PC, recorder of printer te verbinden. • Gebruik geen andere USB-aansluitkabels dan de bijgeleverde kabel.
17. Verfbinding met andere apparaten maken – Beelden op een TV bekijken Beelden op een TV bekijken U kunt de camera met een extern scherm of een TV verbinden om de opgenomen foto’s en video’s te bekijken. Van start: • Schakel de camera en de TV uit. 1 2 3 4 5 Verbind de camera en de TV met elkaar met een in de handel verkrijgbare HDMI-kabel. (Î[HDMI]-aansluiting: 688) Schakel de TV in. Schakel de TV-input naar HDMI-input. Schakel de camera in. Laat het afspeelscherm weergeven. ≥Druk op [ ].
17. Verfbinding met andere apparaten maken – Beelden op een TV bekijken • Met de standaardinstellingen worden de foto's weergegeven met de optimale resolutie voor de verbonden TV. De weergegeven resolutie kan veranderd worden in [Uitvoer resolutie (Afspelen)]. (Î[HDMI-verbinding]: 590) • Afhankelijk van de aspectratio kunnen boven, onder, links en rechts van de beelden grijze banden weergegeven worden.
17. Verfbinding met andere apparaten maken – Beelden op een TV bekijken Gebruik van VIERA Link VIERA Link (HDAVI Control™) is een functie die u de mogelijkheid biedt uw afstandsbediening voor de Panasonic-TV te gebruiken, voor gemakkelijk uit te voeren handelingen, wanneer de camera verbonden is met een VIERA Link-compatibel apparaat, met gebruik van een HDMI-kabel voor automatisch gekoppelde handelingen. (Niet alle handelingen zijn mogelijk.
17. Verfbinding met andere apparaten maken – Beelden op een TV bekijken • VIERA Link is een unieke functie van Panasonic die in een HDMI-bedieningsfunctie opgenomen is met gebruik van de standaard HDMI CEC (Consumer Electronics Control). Handelingen die gekoppeld zijn aan HDMI CEC-compatibele apparaten die door andere bedrijven vervaardigd zijn, worden niet gegarandeerd. • De camera ondersteunt “VIERA Link Ver.5”. “VIERA Link Ver.
17. Verfbinding met andere apparaten maken – Beelden naar een PC importeren Beelden naar een PC importeren ≥ Installeren van de software: 696 Na het aansluiten op de pc kunt u de opgenomen beelden kopiëren door bestanden en mappen op deze camera naar de PC te verslepen. • De camera kan verbonden worden met een PC waarop ongeacht welke van de volgende besturingssystemen werkt die massa-opslagapparaten kunnen herkennen. Ondersteund OS Windows: Windows 10 Mac: macOS 10.13, 10.14, 10.15.3 tot 10.15.7, 11.
17. Verfbinding met andere apparaten maken – Beelden naar een PC importeren Mapstructuur op kaart LUMIX AD_LUMIX CAMSET (A) STREAM (B) DCIM 100XXXXX (C) (D) PXXX0001.
17. Verfbinding met andere apparaten maken – Beelden naar een PC importeren Installeren van de software Installeer de software om handelingen uit te voeren zoals het organiseren en corrigeren van opgenomen beelden, het verwerken van RAW-beelden en het bewerken van video's. • Om de software te downloaden, moet uw PC met het internet verbonden worden. • De ondersteunde besturingssystemen zijn correct met ingang van mei 2021 en aan veranderingen onderhevig.
17. Verfbinding met andere apparaten maken – Beelden naar een PC importeren Volledige Probeerversie van 30 dagen van “ LoiLoScope” Deze software stelt u in staat moeiteloos video's te bewerken. Controleer onderstaande site en download en installeer vervolgens de software: http://loilo.tv/product/20 Besturingsomgeving ≥ Ondersteund OS Windows: Windows 10, Windows 8.1, Windows 8 • U kunt een proefversie downloaden die 30 dagen lang gratis gebruikt kan worden.
17. Verfbinding met andere apparaten maken – Opslaan op een recorder Opslaan op een recorder Door de camera met een Blu-ray disc recorder of DVD recorder van Panasonic te verbinden kunt u de foto's en de video's opslaan. Van start: • Schakel de camera en de recorder in. • Plaats een kaart in kaartsleuf 1. 1 2 3 Verbind de camera en de recorder met de USB-aansluitkabel. (ÎUSB-poort: 689) Druk op 34 om [PC(Storage)] te selecteren en druk vervolgens op of . Bedien de recorder om de beelden op te slaan.
17. Verfbinding met andere apparaten maken – Tethered opname Tethered opname ≥ Installeren van de software: 700 ≥ De camera vanaf een PC bedienen: 701 Als u de besturingssoftware “LUMIX Tether” voor camera's op uw PC installeert, kunt u de camera met de PC verbinden via USB en de camera vanaf de PC bedienen en opnames maken terwijl u de opname live op het PC-scherm bekijkt (tethered oname). Bovendien kunt u tijdens tethered recording via HDMI beelden naar een externe monitor of TV uitzenden.
17. Verfbinding met andere apparaten maken – Tethered opname Installeren van de software “LUMIX Tether” Deze software dient voor de bediening van de camera vanaf een PC. De software stelt u in staat diverse instellingen te veranderen, remote opnames te maken en de beelden vervolgens op de PC op te slaan. Controleer onderstaande site en download en installeer vervolgens de software: https://panasonic.jp/support/global/cs/soft/download/d_lumixtether.
17. Verfbinding met andere apparaten maken – Tethered opname De camera vanaf een PC bedienen Van start: • Schakel de camera en de PC in. • Installeer “LUMIX Tether” op de PC. 1 2 3 Verbind de camera en de PC met de USB-aansluitkabel. (ÎUSB-poort: 689) Druk op 34 om [PC(Tether)] te selecteren en druk vervolgens op of . ≥[ ] wordt op het scherm van de camera weergegeven. Gebruik “LUMIX Tether” om de camera vanaf de PC te bedienen.
17. Verfbinding met andere apparaten maken – Printen Printen Als u de camera met een printer verbindt die PictBridge ondersteunt, kunt u foto's op de monitor van de camera selecteren en die printen. Van start: • Schakel de camera en de printer in. • Stel de printkwaliteit en andere instellingen op de printer in. 1 Speel de kaart af die de foto bevat die u wilt printen. ≥Druk op [ ]. ≥Na op [ ] gedrukt te hebben, drukt u op 34 om [Kaartslot 1] of [Kaartslot 2] te selecteren en drukt u vervolgens op of .
17. Verfbinding met andere apparaten maken – Printen 4 Druk op 21 om een foto te selecteren en druk vervolgens op of . ≥Druk om meerdere foto's te printen op 3, stel de selectiemethode van de foto's in en selecteer vervolgens de foto's. PictBridge 9HHOY DIGU 3ULQWHQ [Multi selecteren] Selecteert de te printen foto. 1 Druk op 3421 om een foto te selecteren en druk vervolgens op . • Druk opnieuw op 2 of om de instelling te annuleren. Druk op [DISP.] om de selectie te beëindigen.
17. Verfbinding met andere apparaten maken – Printen 6 Start het printen. ≥Selecteer [Print start] en druk dan op of . Items instellen (Printinstellingen) [Print start] Start printen. Stelt het printen met datum in. [Print met dat.] • Als de printer het afdrukken van de datum niet [Aantal prints] Stelt het aantal te printen beelden in (tot 999). ondersteunt, kan de datum niet worden afgedrukt. [Papierafmeting] Stelt het papierformaat in.
17. Verfbinding met andere apparaten maken – Printen • Als [USB mode] op [PictBridge(PTP)] gezet is in het [Set-up] ([AAN/UIT])-menu, zal de camera automatisch met de printer verbonden worden zonder dat het [USB mode]-selectiescherm weergegeven wordt. (Î[USB]: 589) • Zorg ervoor de camera niet uit te schakelen terwijl het printen in uitvoering is. • Als verbinding met de printer niet mogelijk is, zet [USB-voeding] dan op [OFF] en probeer opnieuw verbinding te maken.
18.
18. Materialen – Accessoiresysteem van de Digitale Camera Accessoiresysteem van de Digitale Camera (De productnummers zijn correct met ingang van mei 2021.
18. Materialen – Accessoiresysteem van de Digitale Camera • Bepaalde optionele accessoires kunnen niet beschikbaar zijn in bepaalde landen. • Voor optionele accessoires die met de lens verband houden, zoals compatibele lenzen en filters, dient u onze catalogi/webpagina's, enz. te raadplegen. • Raadpleeg voor de meest recente informatie over optionele accessoires onze catalogi/webpagina’s, enz.
18.
18. Materialen – Optionele accessoires gebruiken De batterijvolgorde selecteren Selecteert welke batterij eerst gebruikt moet worden als de batterijen zowel in de camera als in de Batterijhandgreep geïnstalleerd zijn. Van start: • Schakel de camera uit, verwijder het deksel voor de connector van de Batterijhandgreep. 1 Bevestig de Batterijhandgreep op de camera. 2 Schakel de camera in. 3 Stel de batterijvolgorde in.
18.
18. Materialen – Optionele accessoires gebruiken • Gebruik altijd een originele Panasonic afstandsbediening voor sluiters (DMW-RS2: optioneel). • Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de Afstandsbediening van de sluiter voor details. Statiefgrip (optioneel) Bevestig een statiefhandgreep (DMW-SHGR1: optioneel) om als handgreep te gebruiken bij opnames onder hert lopen, als handgreep van het statief, of als afstandsbediening van de sluiter.
18. Materialen – Optionele accessoires gebruiken Netadapter (optioneel)/DC-koppelaar (optioneel) Met een Netadapter (DMW-AC10: optioneel) en een DC-koppelaar (DMW-DCC17: optioneel) kunt u het opnemen en afspelen uitvoeren zonder u zorgen te maken over de resterende batterijlading. • Koop zowel de Netadapter als de DC-koppelaar als een set. Ze kunnen niet onafhankelijk van elkaar gebruikt worden.
18. Materialen – Weergave scherm/zoeker Weergave scherm/zoeker ≥ Opnamescherm: 714 ≥ Afspeelscherm: 728 • Het beeldscherm is een voorbeeld van schermweergave wanneer [LVF/ Monitorweerg. Ingest.] op [ ] gezet is. Opnamescherm (1) (6) (2) (3) (4) TC 00:00:00.00 60 (5) F3.
18.
18.
18. Materialen – Weergave scherm/zoeker (2) PRE Pre-Burst Opname (Î[Pre-Burst Opname] ([6K/4K-burst]/[6K/ 4K-burst (S/S)]): 195) Multi-belichtingen (Î[Multi-belichting]: 531) Stille modus (Î[Stille modus]: 239) Beeldzone voor video (Î[Beeldzone voor video]: 348) Anamorfisch scherm aanpassen (Î[Anamorfisch scherm aanp.]: 407) Overlappingsaanduiding (Î[Zuivere overlay]: 572) LUT View Assist (Î[V-LogL View Assist]: 398) Loop-recording (Î[Loop-recording (video)]: 412) De Streamingfunctie is AAN (Î16.
18. Materialen – Weergave scherm/zoeker (4) Histogram (Î[Histogram]: 566) AF-gebied Puntfocusing (Î[Meetfunctie]: 252) Middelste marker (Î[Centrummarkering]: 576) Zelfontspanner (ÎOpnemen met de zelfontspanner: 227) Bedieningsvergrendeling (Î[Vergrend. bed. inst.]: 560) XXmXXs Verstreken opnametijd (ÎSchermweergave tijdens de video-opname: 326) (5) 2021.12.
18. Materialen – Weergave scherm/zoeker Meetfunctie (Î[Meetfunctie]: 252) AEL AE-vergrendeling (ÎFocus en belichting vergrendelen (AF/AE vergrendeling): 271) 60 Sluitertijd F3.5 BKT F3.
18. Materialen – Weergave scherm/zoeker (6) Waarschuwingsicoon temperatuurstijging (ÎOpnemen: 737) Beeld versturen (Î[Autom. overzetten]: 639) Touch Tab (Î[Touch inst.
18.
18. Materialen – Weergave scherm/zoeker Controlepaneel (1) (2) (3) (4) (1) Opnamefunctie (ÎSelecteren van de opnamefunctie: 79) 1/60 Sluitertijd (ÎOpnemen: 77) F3.
18. Materialen – Weergave scherm/zoeker (3) Aandrijfstand (ÎDe Aandrijfstand selecteren: 182) AFS Focusmodus (ÎSelecteren van de Focusmodus: 125, Met MF opnemen: 167) AF mode (ÎDe AF mode selecteren: 135) FINE Fotokwaliteit (Î[Beeldkwaliteit]: 116) Beeldzone voor video (Î[Beeldzone voor video]: 348) Opnamebestandsformaat (Î[Format opnamebestand]: 337) Opnamekwaliteit (Î[Opn.
18. Materialen – Weergave scherm/zoeker (4) Fotostijl (Î[Fotostijl]: 285) AWB Witbalans (ÎWitbalans (WB): 278) Intelligente dynamiek (Î[Int.
18. Materialen – Weergave scherm/zoeker Bedieningspaneel (Creatieve Videomodus) (1) (2) (3) (4) (5) (1) FPS 60 SHUTTER 1/60 IRIS F3.5 Framesnelheid (Î[Opn. kwaliteit]: 338) Variabele beeldfrequentie (Î[Variabele beeldfreq.
18. Materialen – Weergave scherm/zoeker (3) MOV 420/8-L FHD 59.94p Opnamebestandsformaat (Î[Format opnamebestand]: 337) Opnamekwaliteit (Î[Opn.
18.
18. Materialen – Weergave scherm/zoeker Afspeelscherm 2021.12.1 10:00 100-0001 1/999 8m30s 3 (1) (2) (3) (4) 60 F3.5 ±0 ISO200 (5) (1) Afspeelmodus (Î[Afspeelfunctie]: 599) 2021.12.
18.
18. Materialen – Weergave scherm/zoeker (3) Afspelen (video) (ÎVideo's afspelen: 446) Groepsbeelden (ÎGroepsbeelden: 456) Tijdcode (ÎTijdcode: 350) 48kHz/16bit Instelling XLR microfoonadapter (ÎXLR Microfoonadapter (optioneel): 439) MP4 FHD 420/8-L 59.94p Opnamebestandsformaat (Î[Format opnamebestand]: 337) Opnamekwaliteit (Î[Opn. kwaliteit]: 338) Opname-framesnelheid (Î[Opn. kwaliteit]: 338) 60/59.94p Variabele beeldfrequentie (Î[Variabele beeldfreq.
18.
18.
18. Materialen – Displayberichten Displayberichten Betekenissen van de belangrijkste berichten die op het camerascherm weergegeven worden en methoden om daarop te reageren. Kaart [Storing geheugenkaart]/[Kaart formateren ?] • Het is een formaat dat niet gebruikt kan worden met de camera. Of u steekt een andere kaart naar binnen of u maakt een back-up van alle benodigde gegevens voordat u formatteert.
18. Materialen – Displayberichten [Opname bew. beelden geann. schrijfsnelheid kaart te beperkt] • De kaart voldoet niet aan de schrijfsnelheidseisen voor opnames. Gebruik een kaart van een ondersteunde snelheidsklasse. (ÎGeheugenkaarten die gebruikt kunnen worden: 25) • Als de opname stopt, zelfs met gebruik van een kaart die voldoet aan de gespecificeerde snelheidsklasse, zal de schrijfsnelheid van de gegevens van de kaart langzaam worden.
18. Materialen – Displayberichten Batterij [Deze batterij kan niet gebruikt worden] • Gebruik een originele Panasonic batterij. Als dit bericht zelfs weergegeven wordt wanneer een originele Panasonic batterij gebruikt wordt, neem dan contact op met de verkoper. • Als de aansluiting van de batterij vuil is, verwijder dan het vuil en het stof van de aansluiting.
18. Materialen – Problemen oplossen Problemen oplossen ≥ Stroom, Batterij: 736 ≥ Opnemen: 737 ≥ Video: 742 ≥ Afspelen: 743 ≥ Monitor/Zoeker: 744 ≥ Flitser: 744 ≥ Wi-Fi-functie: 745 ≥ TV, PC, Printer: 748 ≥ Overige: 749 Probeer eerst de volgende procedures. Als het probleem niet verholpen is, kan het verbeterd worden door de selectie van [Resetten] (Î[Resetten]: 100) in het [Set-up] ([Instelling])-menu. Stroom, Batterij De camera wordt automatisch uitgeschakeld. • [Batterijbesparingsmodus] is ingeschakeld.
18. Materialen – Problemen oplossen Opnemen De opname stopt voordat hij klaar is. Kan niet opnemen. Kan bepaalde functies niet gebruiken. • Bij hoge omgevingstemperaturen, of als de camera gebruikt wordt voor High-Definition video-opnames, burst-foto’s die met hoge snelheid gemaakt worden en HDMI-uitvoer, enz., zal de temperatuur van de camera stijgen. Als de temperatuur van de camera stijgt zal [ ] knipperend op het scherm weergegeven worden.
18. Materialen – Problemen oplossen Het opgenomen beeld is te licht of te donker. • Controleer of AE Lock niet ingesteld is als dat niet passend is. (ÎFocus en belichting vergrendelen (AF/AE vergrendeling): 271) Er worden meerdere beelden in één keer opgenomen. • Als de aandrijfstand op [ ] (Burst Shot) gezet is en u houdt de sluiterknop ingedrukt, dan worden burst-foto's genomen.
18. Materialen – Problemen oplossen Het opgenomen beeld ziet er ruw uit. Er verschijnt ruis op de foto. • Probeer het volgende: – Verlaag de ISO-gevoeligheid. (ÎISO-gevoeligheid: 273) – Verhoog de [Ruisreductie] van [Fotostijl] in de positieve richting of pas ieder ander item dan [Ruisreductie] aan in de negatieve richting. (ÎDe beeldkwaliteit afstellen: 288) – Zet [Long Exposure NR] op [ON].
18. Materialen – Problemen oplossen Er kunnen strepen of beeldflikkering verschijnen onder verlichting, zoals fluorescente verlichting en LED-verlichting. • Dit is kenmerkend voor MOS-sensoren die dienst doen als de pickupsensoren van de camera. Dit is geen storing. • Als de elektronische sluiter (Î[Sluitertype]: 240) gebruikt wordt, zal het verlagen van de sluitertijd het effect van de horizontale strepen verkleinen.
18. Materialen – Problemen oplossen De helderheid of kleur van de opgenomen beelden verschilt van de eigenlijke scène. • Als wordt opgenomen bij verlichting zoals fluorescente verlichting, LED-verlichting, enz., kan de verkorting van de sluitertijd lichte veranderingen op de helderheid en de kleur aanbrengen. Deze zijn het resultaat van de kenmerken van de lichtbron en duiden niet op een slechte werking.
18. Materialen – Problemen oplossen Video Kan geen video's opnemen. • Als een kaart met grote capaciteit gebruikt wordt, bent u mogelijk een tijdje neit in staat om op te nemen nadat de camera ingeschakeld is. Opnemen van bewegende beelden stopt halverwege. • Voor het opnemen van video is een kaart vereist van een ondersteunde snelheidsklasse. Gebruik een compatibele kaart. (ÎGeheugenkaarten die gebruikt kunnen worden: 25) Bij video’s worden afwijkende klik- en zoemgeluiden opgenomen.
18. Materialen – Problemen oplossen Afspelen Kan niet afspelen. Er zijn geen foto’s opgenomen. • Mappen en beelden die op een PC verwerkt worden, kunnen niet op de camera afgespeeld worden. • Sommige beelden worden niet weergegeven wanneer de [Afspeelfunctie] is ingesteld. Zet op [Normaal afsp.]. (Î[Afspeelfunctie]: 599) • Video's die zijn opgenomen met een [Systeemfrequentie]-instelling, kunnen niet worden afgespeeld. Zet de instelling van [Systeemfrequentie] op die welke u tijdens de opname gebruikte.
18. Materialen – Problemen oplossen Monitor/Zoeker Het scherm/de zoeker wordt uitgeschakeld als de camera ingeschakeld wordt. • Als gedurende de ingestelde tijdsduur geen handelingen uitgevoerd worden, wordt [Auto LVF/scherm uit] (Î[Auto LVF/scherm uit]: 57) geactiveerd wordt het scherm/ de zoeker uitgeschakeld. • Als een voorwerp of uw hand zich vlakbij de oogsensor bevinden, kan het zijn dat de monitorweergave naar de zoekerweergave overschakelt.
18. Materialen – Problemen oplossen Wi-Fi-functie Er kan geen Wi-Fi-verbinding tot stand gebracht worden. Radiogolven verbreken de verbinding. Het draadloze toegangspunt wordt niet weergegeven. Tips van algemene aard voor het gebruik van een Wi-Fi-verbinding • Gebruik het toestel binnen het communicatiebereik van het apparaat dat aangesloten moet worden. • Gebruik vlakbij apparaten die gebruik maken van de 2,4-GHz-frequentie zoals magnetrons en draadloze telefoons, waardoor de radiogolf verloren gaat.
18. Materialen – Problemen oplossen Kan geen verbinding maken met een draadloos toegangspunt. • De informatie van het draadloze toegangspunt die op de camera ingesteld is, is verkeerd. Controleer het type authentificatie en de coderingssleutel. (ÎVerbinden via handmatige input: 665) • Radiogolven vanaf andere inrichtingen kunnen de verbinding naar een draadloos toegangspunt blokkeren.
18. Materialen – Problemen oplossen De PC wordt niet herkend als ik een Wi-Fi-verbinding gebruik. De camera kan niet via de Wi-Fi-functie met de PC verbonden worden. • Op het moment van aankoop is deze camera ingesteld om een werkgroepnaam van “WORKGROUP” te gebruiken. Als u de werkgroepnaam van de PC veranderd heeft, zal die niet worden herkend. Verander in het [Wi-Fi setup]-menu [PC-verbinding], de werkgroepnaam van de PC waarmee verbinding wordt gemaakt.
18. Materialen – Problemen oplossen TV, PC, Printer De TV-beelden worden met grijze banden weergegeven. • Afhankelijk van de [Aspectratio], zouden er grijze banden afgebeeld kunnen worden boven en onderaan of links en rechts van de beelden. U kunt de kleur van de band wijzigen in [Achtergrondkleur (afspelen)] in [HDMI-verbinding] van het [Set-up] ([AAN/UIT])-menu. (Î[HDMI-verbinding]: 590) De beelden kunnen zelfs niet geïmporteerd worden wanneer er verbinding met een PC is.
18. Materialen – Problemen oplossen Overige Wanneer de camera wordt geschud, klinkt een ratelend geluid uit de camera. • Het geluid wordt veroorzaakt door de in-body stabilisatie. Dit is geen defect. Er is ratelend geluid van de lens als de camera wordt in- of uitgeschakeld of wanneer de camera wordt gedraaid. Er komt een geluid uit de lens tijdens het opnemen. • Dit is het geluid van de bewegende lens en de werking van het diafragma. Het is geen defect. Er werd per ongeluk een onleesbare taal gekozen.
18. Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik De camera Houd dit toestel zo ver mogelijk uit de buurt van elektromagnetische apparatuur (zoals magnetrons, televisie, videospelletjes, enz.). • Indien u dit toestel op of naast een televisie gebruikt, kunnen beeld en/of geluid op dit toestel onderbroken worden door de straling van de elektromagnetische golven. • Gebruik dit toestel niet in de buurt van een mobiele telefoon.
18. Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Het toestel niet bespuiten met insectenverdelgers of chemische middelen. • Wordt het toestel met chemische middelen bespoten dan kan het beschadigd raken en de afwerkingslaag er van af gaan. Vermijd langdurig contact tussen producten van rubber, PVC of gelijkaardige materialen en de camera.
18. Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Reiniging Voordat u de camera reinigt, dient u de batterij of de DC-koppelaar te verwijderen en de stekker uit het stopcontact te trekken. Veeg de camera vervolgens af met een droge, zachte doek. • Wanneer het toestel vuil is, kan het schoongemaakt worden door het vuil eraf te wrijven met een uitgewrongen natte doek en vervolgens met een droge doek. • Geen schoonmaakmiddelen gebruiken zoals benzeen, verdunner, alcohol, keukenschoonmaakmiddelen, enz.
18. Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Verwijder het vuil van de beeldsensor De oogsensor is een zeer precies en kwetsbaar apparaat; neem daarom de onderstaande richtlijnen in acht als u hem zelf moet schoonmaken. • Blaas het stof van het oppervlak van de beeldsensor met gebruik van een in de handel verkrijgbare blower. Blaas het stof niet weg met overmatig veel kracht. • Steek het blazertje niet verder naar binnen dan de lensbevestiging.
18. Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Monitor/Zoeker • Druk niet hard op het scherm. Dit kan een onregelmatige kleur of en storing veroorzaken. • Er is van extreem hoge precisietechnologie gebruik gemaakt voor de productie van het beeldscherm van het scherm/de zoeker. Toch kunnen er donkere of lichte punten op het scherm staan of punten die continu branden (rood, blauw of groen). Dit is geen storing.
18. Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik (A) • Om de prestaties van de stof- en spatbestendigheid van de onderling verwisselbare lens (H-ES12060/H-FS12060) te verbeteren, wordt een montagerubber in de lensbevestiging gebruikt. – Dit montagerubber van de lens zal slijtageplekken op de bevestigingszone van de digitale camera achterlaten maar die zijn niet van invloed op de prestaties. – Neem voor vervanging van het montagerubber van de lens contact op met Panasonic.
18. Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik De batterijaansluitingen niet in contact laten komen met metalen voorwerpen (zoals kettingen, haarpinnen, enz.). • Dit kan kortsluiting of hitte veroorzaken en u zou uzelf ernstig kunnen verbranden als u de batterij aanraakt. Lader, Netadapter • De laadlampjes kunnen knipperen onder de invloed van statische elektriciteit of elektromagnetische golven, afhankelijk van de laadomgeving. Dit fenomeen is niet van invloed op het laden.
18. Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Kaart Laat de kaart niet achter in zones met hoge temperaturen, rechtstreeks zonlicht, of in zones waar elektromagnetische golven en statische elektriciteit kunnen optreden. De kaart niet plooien of laten vallen. Stel de kaart niet bloot aan sterke trillingen. • De kaart en de opgenomen gegevens kunnen anders beschadigd raken. • De kaart in de kaarthoes of het zakje doen na gebruik en wanneer u de kaart opslaat of vervoert.
18. Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Persoonlijke Informatie Persoonlijke informatie is in de camera opgeslagen en in beelden opgenomen. Wij raden aan dat u de beveiliging verbetert door een Wi-Fi-wachtwoord en een Wi-Fi-functievergrendeling in te stellen om uw persoonlijke informatie te beveiligen. (Î[Wi-Fi setup]-menu: 674) • De beelden kunnen informatie bevatten die gebruikt kan worden om de gebruiker te identificeren, zoals opnamedatums en -tijden, en locatie-informatie.
18. Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Punten waarmee rekening gehouden moet worden wanneer de geheugenkaart afgedankt/overgedragen wordt Het formatteren of wissen met gebruik van de camera of een PC zal alleen de informatie van het bestandsmanagement veranderen en zal de gegevens in de geheugenkaart niet volledig wissen.
18. Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Statief • Zet het statief goed vast als u het toestel erop bevestigt. • Als een statief gebruikt wordt, is het misschien niet mogelijk de batterij te verwijderen. • Wanneer dit toestel gebruikt wordt met een lens met een grote diameters, kan de lens in aanraking komen met het voetstuk, afhankelijk van het statief.
18. Materialen – Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik Er bestaat het risico dat gegevens die verzonden en ontvangen worden via radiogolven opgevangen kunnen worden Wees gelieve op de hoogte dat er het risico bestaat dat gegevens die verzonden en ontvangen worden via radiogolven opgevangen kunnen worden door derden.
18. Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en beschikbare opnametijd met de batterij Aantal foto's dat kan worden gemaakt en beschikbare opnametijd met de batterij Hieronder worden het aantal foto's vermeld dat opgenomen kan worden en de tijd die voor de opname beschikbaar is als de bijgeleverde batterij gebruikt wordt. • Het aantal foto's dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op de CIPA (Camera & Imaging Products Association) standaard.
18. Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en beschikbare opnametijd met de batterij Video's opnemen (wanneer het scherm gebruikt wordt) [Format opnamebestand]: [MP4] Als de onderling verwisselbare lens (H-ES12060) gebruikt wordt Continu beschikbare opnametijd [Opn.
18. Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en beschikbare opnametijd met de batterij [Format opnamebestand]: [MOV] Als de onderling verwisselbare lens (H-ES12060) gebruikt wordt Continu beschikbare opnametijd [Opn.
18. Materialen – Aantal foto's dat kan worden gemaakt en beschikbare opnametijd met de batterij Afspelen (met gebruik van de monitor) Als de onderling verwisselbare lens (H-ES12060) gebruikt wordt Afspeeltijd (minuten): 240 Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12060) gebruikt wordt Afspeeltijd (minuten): 250 • Het aantal foto's dat kan worden gemaakt en de beschikbare opnametijd variëren afhankelijk van de omgeving en de gebruiksomstandigheden.
18. Materialen – Aantal stilstaande beelden dat kan worden en video-opnametijd met kaarten Aantal stilstaande beelden dat kan worden en video-opnametijd met kaarten Hieronder wordt het aantal foto's opgesomd alsmede de tijden van video's die opgenomen kunnen worden op een kaart. • De opgesomde waarden zijn bij benadering.
18. Materialen – Aantal stilstaande beelden dat kan worden en video-opnametijd met kaarten Video-opnametijd • “h” is een afkorting voor uur, “m” voor minuut en “s” voor seconde. • Video-opnametijd is de totale tijd van alle video's die opgenomen zijn. • [Format opnamebestand]: [MP4] [Systeemfrequentie]: [59.94Hz (NTSC)] [Opn.
18. Materialen – Aantal stilstaande beelden dat kan worden en video-opnametijd met kaarten • [Format opnamebestand]: [MOV] [Systeemfrequentie]: [59.94Hz (NTSC)] Kaartcapaciteit [Opn.
18. Materialen – Aantal stilstaande beelden dat kan worden en video-opnametijd met kaarten [Systeemfrequentie]: [50.00Hz (PAL)] Kaartcapaciteit [Opn.
18. Materialen – Aantal stilstaande beelden dat kan worden en video-opnametijd met kaarten • Het aantal foto's dat gemaakt kan worden zal kleiner zijn en de beschikbare opnametijd zal korter zijn, afhankelijk van de gebruikte SD-kaart wanneer opgenomen wordt met [Gesegment. bestandsopn.] of [Loop-recording (video)]. • Afhankelijk van de opname-omstandigheden en het type kaart kunnen het aantal opneembare beelden en de beschikbare video-opnametijd variëren.
18. Materialen – Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren : Door [Resetten] te gebruiken, wordt de functie op de standaardinstellingen gezet : Door [Opslaan in Voorkeursmodus] te gebruiken, worden de instellingsdetails van de functie in de Voorkeuzemodus opgeslagen : Door [Camera-inst. Opsl./Herstel.
18. Materialen – Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Standaardinstelling Menu [Foto]: en [Focus] [AF Aang. Inst.(Foto)] [Instelnaam1] 3 3 3 [AF ass. lamp] [ON] 3 3 3 [ON]/[OFF] [ON] 3 3 3 [SET] — 3 3 3 [FAST] 3 3 3 [Focus Peaking] [AF-beweegsnelh. van 1-zone] Standaardinstelling Menu [Foto]: en [Flitser] [Flitserfunctie] [ ] 3 3 3 [Flitser functie] [TTL] 3 3 3 [Flitser instel.
18. Materialen – Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Standaardinstelling Menu [Foto]: en [Overig (Foto)] [Type Bracketing] [OFF] 3 3 3 [Meer instellen] — 3 3 3 [OFF] 3 3 3 [Bedieningsstand] [ ] 3 3 3 [E-stabilisatie (Video)] [OFF] 3 3 3 [BS versterken (video)] [OFF] 3 3 3 [Anamorfisch (Video)] [OFF] 3 3 [Lensinformatie] [Lens1] 3 [Burstsnelh.] [H] 3 3 3 [Sluitertype] [MECH.
18. Materialen – Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Standaardinstelling Menu [Video]: en [Afbeeldingskwaliteit] [Belicht.stand] [P] [Fotostijl] [ [Meetfunctie] [ 3 3 3 3 3 3 ] 3 3 3 [ISO Auto Onderl. Inst.] [200] 3 3 3 [ISO Auto Bovenl. Inst.
18. Materialen – Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Standaardinstelling en Menu [Video]: [Afbeeldingsindeling] Wanneer [Systeemfrequentie] ingesteld is op [59.94Hz (NTSC)] of [50.00Hz (PAL)]: [MP4] [Format opnamebestand] Wanneer [Systeemfrequentie] op [24.00Hz (CINEMA)] gezet is: [MOV] [Beeldzone voor video] [FULL] 3 3 3 3 3 3 3 3 3 Wanneer [Systeemfrequentie] op [59.
18. Materialen – Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Standaardinstelling Menu [Video]: en [Focus] [ON]/[OFF] [OFF] 3 3 3 [SET] — 3 3 3 [Continu AF] [MODE1] 3 3 3 [AF ass. lamp] [ON] 3 3 3 [ON]/[OFF] [ON] 3 3 3 [SET] — 3 3 3 [FAST] 3 3 3 [AF Aang. Inst.(Video)] [Focus Peaking] [AF-beweegsnelh. van 1-zone] Standaardinstelling Menu [Video]: en [Audio] [Weerg. geluidsop.
18. Materialen – Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Standaardinstelling Menu [Video]: en [Overig (Video)] [Stille modus] [OFF] 3 3 3 [Bedieningsstand] [ ] 3 3 3 [E-stabilisatie (Video)] [OFF] 3 3 3 [BS versterken (video)] [OFF] 3 3 3 [Anamorfisch (Video)] [OFF] 3 3 [Lensinformatie] [Lens1] 3 [Zelf ontsp.] [ 3 3 3 [Zelf ontsp.
18.
18. Materialen – Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Standaardinstelling en Menu [Voorkeuze]: [Focus/Sluiter] [AFS] [FOCUS] 3 3 3 [AFC] [BALANCE] 3 3 3 [Focusoversch. vr Ver./ Hor.] [OFF] 3 3 3 [AE-vergr.
18. Materialen – Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren [Wijs video-opn. toe aan sluiter] [ON] 3 3 3 [Quick AF] [OFF] 3 3 3 [Oogsensor AF] [OFF] 3 3 3 [Loop verpl. focus kader] [OFF] 3 3 3 [AFC-beginpunt (225-zone)] [OFF] 3 3 3 Standaardinstelling Menu [Voorkeuze]: [Instellingen Q.MENU] [Touch inst.] [Vergrend. bed. inst.
18. Materialen – Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren [Wieltje toewijzen (F/SS)] [SET1] [Draairichting (F/SS)] [ 3 3 3 3 3 3 ] 3 3 3 [OFF] 3 3 3 [Instelling dialwerking] — 3 3 3 [Draaien(bediening via menu)] [ 3 3 3 [Opdracht bed. draaiknop] [ [Instellingen wieltje] [Belichtingscomp.] ] ] [Instelling Joystick] [D.
18. Materialen – Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren [LVF Weergave Ingesteld] [ ] 3 3 3 [Monitorweergave Ingesteld] ] 3 3 3 [ [LVF/Monitorweerg. [Horiz. beeld Ingest.] omdraaien(monitor)] [AUTO] 3 3 3 [Vert. beeld omdraaien(monitor)] [AUTO] 3 3 3 [Lichtmeter] [OFF] 3 3 3 [Brandpuntsafst.] [ON] 3 3 3 [Knipperende highlights] [OFF] 3 3 3 [OFF] 3 [Zuivere overlay] [ON]/[OFF] — 3 [Beeldstab.
18. Materialen – Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Standaardinstelling Menu [Voorkeuze]: en [Scherm/Display (Video)] [Lees LUT-Bestand] — [LUT Selecteren] [Vlog_709] 3 3 [LUT weergavehulp (Monitor)] [OFF] 3 3 [LUT weergavehulp (HDMI)] [OFF] 3 3 [Scherm] [MODE2] 3 3 3 [HDMI] [AUTO] 3 3 3 [Anamorfisch scherm aanp.
18. Materialen – Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Standaardinstelling Menu [Voorkeuze]: en [AAN/UIT] [Info tonen] [ON] 3 3 3 [Omlaag Converteren] [AUTO] 3 3 3 3 3 3 3 3 3 [ON] 3 3 3 [HDMI MF Assist-uitgang] [ON] 3 3 3 [OFF] [HDMI-opname-out [HDMI-opnamebedien.] put] [Conv. Geluidsonderdruk.
18. Materialen – Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Standaardinstelling Menu [Set-up]: en [Kaart/bestand] [Kaart formatteren] — [Functie dubbel kaartslot] [Map- / Bestandsinstell.
18. Materialen – Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Standaardinstelling Menu [Set-up]: en [AAN/UIT] [Toon] [Beep volume] [ ] 3 3 [AF-Piep Volume] [ ] 3 3 [AF-Pieptoon] [ ] 3 3 [E-shutter vol] [ ] 3 3 [E-Shuttertoon] [ ] 3 3 [Koptelefoonvolume] [LEVEL3] 3 3 [Wi-Fi] — 3 *2 [Bluetooth] — 3 [USB mode] [ ][Select.
18. Materialen – Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Standaardinstelling Menu [Set-up]: en [Instelling] [Opslaan in Voorkeursmodus] — 3 3 [Voorkeursmodus laden] — 3 3 [Limiteer aantal voorkeursmodi] [3] 3 3 [Naam bewerken] — 3 3 [Voorkeursmodus herladen] — 3 3 [Selecteer laadgegevens] — 3 3 [Opsl.] — [Laden] — [Wissen] — [Houd inst.
18. Materialen – Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Standaardinstelling en Menu [Mijn Menu]: [Mijn menu bewerken] [Toevoegen] — [Sorteren] — [Wissen] — [Weerg. in Mijn Menu] [OFF] 3 3 3 Standaardinstelling en Menu [Afspelen]: 3 [Afspeelmodus] [Afspeelfunctie] [Normaal afsp.
18. Materialen – Lijst met standaardinstellingen / voorkeursinstellingen opslaan/instellingen beschikbaar voor het kopiëren Standaardinstelling Menu [Afspelen]: en [Afbeelding bewerken] [Nw. rs.] — [Roteren] — [Splits video] — [Kopie] — Standaardinstelling Menu [Afspelen]: en [Overig] [Wissen bevestigen] [Eerst "Nee"] [Alle beelden verwijderen] — 3 3 *1 De specificaties van de standaardinstellingen variëren afhankelijk van het land of het gebied waarin de camera aangeschaft is.
18. Materialen – Lijst van functies die in iedere opnamemodus ingesteld kunnen worden Lijst van functies die in iedere opnamemodus ingesteld kunnen worden Menu [Foto]: iA P A S M [Afbeeldingskwaliteit] [Fotostijl] 3 [Meetfunctie] 3 3 3 3 3 3 3 3 [Aspectratio] 3 3 3 3 3 [Beeldkwaliteit] 3 3 3 3 3 [Fotoresolutie] 3 3 3 3 3 3 3 3 3 [ISO Auto Onderl. Inst.] 3 3 3 3 [ISO Auto Bovenl. Inst.] 3 3 3 3 [Min. sluitertijd] 3 3 [Int.
18. Materialen – Lijst van functies die in iedere opnamemodus ingesteld kunnen worden Menu P A S M [AF Aang. Inst.(Foto)] 3 3 3 3 [AF ass. lamp] 3 3 3 3 [Foto]: iA [Focus] [Focus Peaking] [ON]/[OFF] 3 3 3 3 3 [SET] 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 iA P A S M [AF-beweegsnelh. van 1-zone] Menu [Foto]: [Flitser] [Flitserfunctie] 3 3 3 3 [Flitser functie] 3 3 3 3 3 [Flitser instel.] 3 3 3 3 [Flits-synchro] 3 3 3 3 [Handmatige flitserinstel.
18. Materialen – Lijst van functies die in iedere opnamemodus ingesteld kunnen worden Menu iA P A S M [Type Bracketing] 3 3 3 3 3 [Meer instellen] 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 [Bedieningsstand] 3 3 3 3 3 [E-stabilisatie (Video)] 3 3 3 3 3 [BS versterken (video)] 3 3 3 3 3 [Anamorfisch (Video)] 3 3 3 3 3 [Lensinformatie] 3 3 3 3 3 [Burstsnelh.] 3 3 3 3 3 [Sluitertype] 3 3 3 3 3 [Sluitervertraging] 3 3 3 3 3 [Ex. tele conv.
18. Materialen – Lijst van functies die in iedere opnamemodus ingesteld kunnen worden Menu [Video]: iA P A S M 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 [Afbeeldingskwaliteit] [Belicht.stand] 3 [Fotostijl] [Meetfunctie] [ISO-gevoeligh. (video)] [ISO Auto Onderl. Inst.] 3 [ISO Auto Bovenl. Inst.] 3 [Synchro scan] 3 [Flikker onderdrukking (Video)] 3 3 3 3 [Niveau masterpedestal] 3 [SS/gain bediening] 3 [Int. dynamisch bereik] 3 3 3 3 3 [Vignetteercomp.
18. Materialen – Lijst van functies die in iedere opnamemodus ingesteld kunnen worden Menu iA P A S M [Format opnamebestand] 3 3 3 3 3 3 [Beeldzone voor video] 3 3 3 3 3 3 [Opn. kwaliteit] 3 3 3 3 3 3 [Opn. kwaliteit (Mijn lijst)] 3 3 3 3 3 [Video]: [Afbeeldingsindeling] [Variabele beeldfreq.
18. Materialen – Lijst van functies die in iedere opnamemodus ingesteld kunnen worden Menu iA P A S M [Weerg. geluidsop.niveau] 3 3 3 3 3 3 [Geluidsinvoer dempen] 3 3 3 3 3 3 [Versterk niveau geluidsopn.] 3 3 3 3 3 3 [Aanp. geluidsopn.niveau] 3 3 3 3 3 3 [Begr. geluidsopn.niveau] 3 3 3 3 3 3 [Uitsch. geluid vd wind] 3 3 3 3 3 3 [Windreductie] 3 3 3 3 3 3 [Lens ruisreductie] 3 3 3 3 3 3 [Speciale microfoon] 3 3 3 3 3 3 [XLR Inst. Microf.
18. Materialen – Lijst van functies die in iedere opnamemodus ingesteld kunnen worden Menu [Video]: iA P A S M [Overig (Video)] [Stille modus] [Beeldstabilisatie] [Zelf ontsp.-instelling] 3 3 3 3 3 3 [Bedieningsstand] 3 3 3 3 3 3 [E-stabilisatie (Video)] 3 3 3 3 3 3 [BS versterken (video)] 3 3 3 3 3 3 [Anamorfisch (Video)] 3 3 3 3 3 3 [Lensinformatie] 3 3 3 3 3 3 [Zelf ontsp.] 3 3 3 3 3 3 [Zelf ontsp.
18. Materialen – Specificaties Specificaties De specificaties zijn aan wijzigingen onderhevigter verbetering van de prestaties.
18. Materialen – Specificaties Beeldsensor ≥ Beeldsensor 4/3q Live MOS-sensor, totaal aantal pixels 21.770.000 pixels, primair kleurenfilter ≥ Effectief aantal pixels van de camera 20.330.000 pixels Breedtegraad 12 stopt ([V-Log L]) Opnameformaat voor stilstaande beelden ≥ Bestandsformaat voor stilstaande beelden JPEG (in overeenstemming met DCF, in overeenstemming met Exif 2.31) / RAW ≥ Bestandsformaat voor 6K/4K-foto's 6K-foto: MP4 (H.265/HEVC, AAC (2ch)) 4K-foto: MP4 (H.
18. Materialen – Specificaties Wanneer de instelling van de aspectratio [16:9] is [L]: 5184k2920 [M]: 3840k2160 [S]: 1920k1080 4K-foto: 3840k2160 Wanneer de instelling van de aspectratio [1:1] is [L]: 3888k3888 [M]: 2784k2784 [S]: 1968k1968 4K-foto: 2880k2880 ≥ Beeldkwaliteit voor foto's Fijn / Standaard / RAWiFijn / RAWiStandaard / RAW Opnameformaat voor video's ≥ Videoformaat MP4 (H.264/MPEG-4 AVC, H.265/HEVC) MOV (H.264/MPEG-4 AVC, H.
18. Materialen – Specificaties Zoeker ≥ Systeem Aspectratio 4:3, 0,5 inches, ongev. 3.680.000 dots, organisch EL (OLED) live view zoeker ≥ Gezichtsveldratio Ongev. 100 % ≥ Vergroting Ongev. 0,76k (equivalent aan een 35 mm filmcamera) (j1,0 mj1 50 mm op oneindig, met aspectratio ingesteld op [4:3]) ≥ Oogpunt Ongev. 21 mm (op j1,0 mj1) ≥ Dioptrie-regelsbereik j4,0 tot i3,0 diopter ≥ Oogsensor Ja Monitor ≥ Systeem Aspectratio 3:2, 3,0 inches, scherm met ongev. 1.840.
18.
18. Materialen – Specificaties Witbalans AWB / AWBc / AWBw / Daglicht / Bewolkt / Schaduw / Gloeilamp / Flitser / Witinstelling 1, 2, 3, 4 / Kleurtemperatuur 1, 2, 3, 4 Sluiter ≥ Formaat Spleetsluiter ≥ Sluitertijd Foto's: Mechanische sluiter: Bulb (max. ongev. 30 minuten), 60 seconden tot 1/8000 seconde Elektronische voorste gordijnsluiter: Bulb (max. ongev. 30 minuten), 60 seconden tot 1/2000 seconde Elektronische sluiter: Bulb (max. ongev.
18. Materialen – Specificaties Burstopname ≥ Burstsnelheid Hoge snelheid (Mechanische sluiter/Elektronische voorste gordijnsluiter): 12 frames/seconde ([AFS], [MF]), 9 frames/seconde ([AFC]) Hoge snelheid (Elektronische sluiter): 12 frames/seconde ([AFS], [MF]), 7 frames/ seconde ([AFC]) Gemiddelde snelheid: 7 frames/seconde Lage snelheid: 2 frames/seconde ≥ Maximum aantal opneembare frames [FINE] / [STD.]: 999 frames of meer [RAWiFINE] / [RAWiSTD.
18. Materialen – Specificaties Interface ≥ USB USB Type-C™, SuperSpeed USB3.1 GEN1, Ondersteunt USB Power Delivery (9,0 V/3,0 A) • Gegevens van de PC kunnen niet naar het toestel geschreven worden m.b.v. de USB-aansluitkabel. ≥ [HDMI] HDMI Type A ≥ [REMOTE] ‰ 2,5 mm-aansluiting ≥ [MIC] ‰ 3,5 mm stereo mini-aansluiting ≥ Hoofdtelefoon ‰ 3,5 mm stereo mini-aansluiting ≥ Flitssynchronisatie Ja Spatbestendigheid Ja Externe afmetingen/ massa ≥ Externe afmetingen Ongev.
18. Materialen – Specificaties Besturingsomgeving ≥ Aanbevolen werktemperatuur j10 oC tot 40 oC • Batterijprestaties tijdelijk minder bij lage temperaturen (j10 oC tot 0 oC), wat het aantal foto's dat kan worden gemaakt en de beschikbare opnametijd vermindert. ≥ Toelaatbare relatieve vochtigheid 10 %RH tot 80 %RH Wi-Fi ≥ Nalevingsnorm IEEE 802.
18. Materialen – Specificaties De symbolen op dit product (met inbegrip van de accessoires) stellen het volgende voor: AC DC Apparatuur van Klasse II (de constructie van de producten is dubbel geïsoleerd). • Deze camera voldoet aan de standaards “Design rule for Camera File system” (DCF) en “Exchangeable Image File Format” (Exif) die vastgesteld zijn door “Japan Electronics and Information Technology Industries Association” (JEITA).
18. Materialen – Specificaties Maximum diameter Totale lengte ‰68,4 mm Ongev. 86 mm (van de top van de lens tot de basiszijde van de lensbevestiging) Massa Ongev. 320 g Stof- en spatbestendig Ja Aanbevolen werktemperatuur Toelaatbare relatieve vochtigheid j10 oC tot 40 oC 10 %RH tot 80 %RH • LEICA is een gedeponeerd handelsmerk van Leica Microsystems IR GmbH. ELMARIT is een gedeponeerd handelsmerk van Leica Camera AG.
18. Materialen – Specificaties In focusafstand Maximum beeldvergroting Optische beeldstabilisatie Breed: 0,20 m tot ¶ / Tele: 0,25 m tot ¶ (vanaf de referentielijn van de brandpuntafstand) 0,27k (equivalent aan een 35 mm filmcamera: 0,54k) Ja Filterdiameter 58 mm Maximum diameter ‰66,0 mm Totale lengte Ongev. 71 mm (van de top van de lens tot de basiszijde van de lensbevestiging) Massa Ongev.
18. Materialen – Handelsmerken en licenties Handelsmerken en licenties • Micro Four Thirds™ en Micro Four Thirds Logo-merken zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van OM Digital Solutions Corporation, in Japan, de Verenigde Staten, De Europese Unie en andere landen. • SDXC logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC. • De begrippen HDMI, HDMI High-Definition Multimedia Interface en het HDMI-logo zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van HDMI Licensing Administrator, Inc.
18. Materialen – Handelsmerken en licenties • Windows is een gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. • Final Cut Pro, Mac, OS X en macOS zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de V.S. en andere landen. • App Store is een dienstmerk van Apple Inc. • Google, Android en Google Play zijn handelsmerken van Google LLC. • Het Bluetooth® woordmerk en logo’s zijn gedeponeerde handelsmerken die het bezit zijn van Bluetooth SIG, Inc.
18. Materialen – Handelsmerken en licenties Dit product bevat de volgende software: (1) de software die onafhankelijk ontworpen is door of voor Panasonic Corporation, (2) de software van derden die onder licentie verstrekt is aan Panasonic Corporation, (3) de software verstrekt onder de licentie van GNU General Public License, Version 2.0 (GPL V2.0), (4) de software verstrekt onder de licentie van GNU LESSER General Public License, Version 2.1 (LGPL V2.
18. Materialen – Handelsmerken en licenties Dit product staat onder licentie van de AVC Patent Portfolio Licentie voor persoonlijk gebruik door een consument of voor ander gebruik waarin geen beloning wordt ontvangen om (i) video's te coderen in overeenstemming met de AVC Standaard (“AVC Video”) en/of (ii) AVI Video's te decoderen die gecodeerd werden door een gebruiker tijdens een persoonlijke activiteit en/of verkregen werden van een video provider met de licentie om AVC Video's te verstrekken.