Operating Instructions
Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Handmatige Belichtingsmodus
292
Beschikbare sluitertijden (Sec.)
• [MECH.]
[B] (Bulb, max. ongev. 30 minuten), 60 tot 1/8000
• [EFC]
[B] (Bulb, max. ongev. 30 minuten), 60 tot 1/2000
• [ELEC.]
[B] (Bulb, max. ongev. 60 seconden), 60 tot 1/32000
• De effecten van de ingestelde lensopeningwaarde en sluitertijd zullen niet op het
opnamescherm zichtbaar zijn.
Gebruik [Voorvertoning] om de effecten op het opnamescherm te controleren.
(Preview-modus: 294)
U kunt het voorbeeld van het effect van de lensopening en het effect van de
sluitertijd instellen om constant te werken, in de [M]-modus, om de
scherptediepte en de beweging van het onderwerp te controleren tijdens de
opname:
([Constant preview]: 576)
• De helderheid van het opnamescherm en van de op dat moment opgenomen
beelden kan verschillend zijn.
Controleer de beelden op het afspeelscherm.
• Als u een lens gebruikt die een ring voor de lensopening heeft, zet de positie van
deze ring dan op iets anders dan [A] om de diafragmawaarde van de lens te
gebruiken.
• Sluitertijden korter dan 1/250 seconde zijn niet beschikbaar als een flitser tijdens
de opname gebruikt wordt. (Sluitertijden voor flitsmodussen: 347)
• U kunt de bediening van de draaiknop aanpassen aan uw voorkeur:
([Instellingen wieltje]: 573)
• Het opnamescherm kan een belichtingsmeter weergeven die het verband tussen
de diafragmawaarde en de sluitertijd aangeeft:
([Lichtmeter]: 582)










