Operating Instructions

10. Gebruik van de Wi-Fi/Bluetooth-functie
294
Zoek naar beschikbare draadloze toegangspunten.
Bevestig de encryptiesleutel van het draadloze toegangspunt als de netwerkauthenticatie
gecodeerd is.
1 Selecteer het draadloze toegangspunt.
Druk op [DISP.] om opnieuw naar draadloze
toegangspunten te zoeken.
Als geen enkel draadloos toegangspunt gevonden wordt,
raadpleeg dan “Verbinden via handmatige input” op P294.
2 (Als de netwerkauthenticatie gecodificeerd is)
Voer de encryptiesleutel in.
Raadpleeg P64 voor informatie over hoe lettertekens
ingevoerd moeten worden.
Verbinden via handmatige input
Controleer de SSID, het type netwerkauthenticatie, het type encryptie en de encryptiesleutel
van het draadloze toegangspunt waarmee u verbinding maakt.
1 Op het scherm dat weergegeven wordt in stap 1 van “[Uit lijst]”, selecteert u
[Handmatige invoer].
2 Voer de SSID in van het draadloze toegangspunt waarop u verbindt, selecteer
vervolgens [Inst.].
Raadpleeg P64 voor informatie over hoe lettertekens ingevoerd moeten worden.
3 Selecteer het type netwerkauthenticatie.
4 (Wanneer een optie geselecteerd wordt die afwijkt van [Niet coderen])
Voer de encryptiesleutel in.
[Uit lijst]
[WPA2-PSK]
Ondersteunde encryptiemethoden: [TKIP], [AES]
[WPA2/WPA-PSK]
[Niet coderen]
Controleer de handleiding van de draadloze toegangspunten en instellingen wanneer u een
draadloos toegangspunt opslaat.
Als er geen verbinding vastgesteld kan worden, zouden de radiogolven van het draadloze
toegangspunt te zwak kunnen zijn.
Raadpleeg “Waarschuwingen op het scherm” (P325) en “Problemen oplossen” (P328) voor
details.
Afhankelijk van uw omgeving kan het zijn dat de zendsnelheid tussen de camera en het
draadloze toegangspunt mogelijk afneemt. Bovendien kan het zijn dat het draadloze
toegangspunt niet beschikbaar is om gebruikt te worden.